Overslaan en naar de inhoud gaan

RBNNE 160424 benoeming bedrijfsarts/beroepsziektespecialist/klinisch arbeidsdeskundige, ter beoordeling van RSI of Cans klachten barista;

RBNNE 160424 benoeming bedrijfsarts/beroepsziektespecialist/klinisch arbeidsdeskundige, ter beoordeling van RSI of Cans klachten barista;

in vervolg op:
RBNNE 141123 RSI of Cans klachten barista; voldoende gemotiveerd gesteld, geen verjaring, geen schending klachtplicht

zie voor het vervolg:
RBNNE 250325 na multidiciplinair deskundigenbericht; wg-er aansprakelijk voor RSI of Cans klachten barista

2. De verdere beoordeling

 

2.1.De inhoud van voornoemd tussenvonnis moet als hier herhaald en ingelast worden beschouwd. De kantonrechter blijft bij hetgeen in dit tussenvonnis is overwogen en beslist.

2.2. Eerder in deze procedure is overwogen dat en waarom de kantonrechter voornemens is een deskundigenonderzoek te bevelen.

2.3. De kantonrechter heeft partijen daarom in het tussenvonnis opgedragen om zich bij akte uit te laten over (a) de aard van de verlangde deskundigheid, (b) de persoon van de te benoemen deskundige en (c) de aan de deskundige te stellen vragen. Beide partijen hebben hierna een akte en een antwoordakte over deze onderwerpen genomen.

De verlangde deskundigheid en de persoon van de te benoemen deskundige

2.4. Uit de door partijen genomen aktes blijkt dat partijen het niet eens zijn over de persoon van de te benoemen deskundige. Beide partijen hebben een deskundige voorgedragen die naar het oordeel van de kantonrechter geschikt is om te worden benoemd, maar maken bezwaar tegen de door de wederpartij aangedragen deskundige. De bezwaren van Maas tegen de door [ Eiseres ] voorgestelde deskundige zal de kantonrechter echter passeren. De bezwaren van Maas zien namelijk op de onpartijdigheid van deze deskundige. Deze deskundige heeft echter desgevraagd telefonisch laten weten geheel vrij te staan tegenover beide partijen. Van partijdigheid is dan ook niet gebleken. De kantonrechter zal daarom tot deskundige benoemen dr. B. Sorgdrager, bedrijfsarts, beroepsziektespecialist en klinisch arbeidsdeskundige, verbonden aan het Centrum voor Revalidatie UMCG Beatrixoord, team Arbeid te Haren.

De aan de deskundige te stellen vragen

2.5. Partijen hebben in hun aktes vragen geformuleerd die deels overeenkomen, maar ook deels verschillend zijn. Teneinde een volledig beeld te krijgen zullen bij de beslissing alle door partijen geformuleerde vragen aan de deskundige worden voorgelegd. Voor zover de vragen overeenkomen, zullen die worden samengevoegd.

Het voorschot op de kosten van de deskundige

2.6. De deskundige zal worden gevraagd om het voorschot op de kosten van het deskundigenonderzoek te begroten. Partijen krijgen nog de gelegenheid om daarop te reageren.

2.7. De kantonrechter ziet geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van artikel 195 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). dat [ Eiseres ] wordt belast met de betaling van het voorschot van de deskundige.

2.8. Voor het verdere verloop van de procedure met betrekking tot de vaststelling van het voorschot wordt verwezen naar hetgeen hierna onder de beslissing is bepaald.

Verzending van het procesdossier aan de deskundige

2.9. De kantonrechter zal de griffier opdragen om het procesdossier in kopie aan de deskundige toe te sturen.

De verdere gang van zaken

2.10. De kantonrechter wijst partijen erop dat zij wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De kantonrechter zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing is omschreven. Wordt aan één van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de kantonrechter daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de betreffende partij. Verder wijst de kantonrechter partijen erop dat wanneer een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, zij daarvan dadelijk een afschrift aan de wederpartij moet sturen.

2.11. Partijen moeten binnen vier weken aan de deskundige een reactie geven op het conceptrapport van de deskundige nadat dit aan hen is toegezonden. In zijn hierna op te stellen definitieve rapport moet de deskundige gemotiveerd op de reacties van partijen ingaan. Partijen hebben bij de deskundige geen gelegenheid op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het conceptrapport te reageren.

2.12. De kantonrechter zal partijen na ontvangst van het definitieve deskundigenrapport in de gelegenheid stellen om daar bij nadere conclusie op te reageren.

2.13. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3. De beslissing

De kantonrechter:

de vragen aan de deskundige

3.1. beveelt een onderzoek door de hierna genoemde deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
1. Is de overgelegde medische informatie voldoende om op basis daarvan een zorgvuldig advies uit te brengen? Zo nee, welke informatie ontbreekt? Kunt u hiervoor zorgdragen?
2. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van de veronderstelde klachten, het verloop van de veronderstelde klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen?
3. Kunt u uit de medische informatie uit de behandelende sector opmaken wanneer de veronderstelde klachten van [ Eiseres ] precies zijn begonnen?
4. Wilt u een actuele inventarisatie van de medische voorgeschiedenis van [ Eiseres ] op uw vakgebied vermelden?
5. Kan u bij het antwoord op de vragen 2 en 3 aangeven op basis van welke onderdelen van de medische informatie u tot die conclusie komt? Zijn er argumenten om de gestelde diagnoses zoals opgenomen in de medische informatie ter discussie te stellen?
6. Wat zijn uw bevindingen op basis van lichamelijk en eventueel hulponderzoek en welke diagnose stelt u op basis hiervan?
7. Kunt u gemotiveerd aangeven of de door u gestelde diagnose overeenkomt met één van de 11 zogenaamde specifieke ABBE's (aandoeningen aan het bewegingsapparaat in de bovenste extremiteit) als beschreven in het SALTSA rapport of betreft het hier een aspecifieke ABBE?
8. Indien sprake is van klachten waarbij geen medisch objectiveerbare afwijkingen kunnen worden vastgesteld, kunt u dan gemotiveerd aangeven wat uw differentiaal diagnostische overwegingen zijn?
9. Welke mate van functieverlies kunt u vaststellen op uw vakgebied? Zou u dit willen onderbouwen op basis van de geldende richtlijnen?
10. Welke beperkingen ondervindt [ Eiseres ] naar uw oordeel in haar huidige toestand in het dagelijks leven, bij de vrijetijdsbesteding, bij het verrichten van huishoudelijke werkzaamheden en bij het verrichten van loonvormende arbeid? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?
11. Acht u de huidige toestand van betrokkene zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van de veronderstelde klachten mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied gestelde diagnose? Welke verbeteringen dan wel verslechteringen verwacht u en op welke termijn en in welke mate verwacht u dit?
12. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de mate van functie verlies en de beperkingen?
13. Acht u de huidige behandeling van [ Eiseres ] adequaat? Zo niet, wat zou u vanuit uw expertise adviseren? En hebben ook behandelingen plaatsgevonden welke naar uw oordeel contraproductief zijn (geweest)?
14. Acht u het aannemelijk dat de veronderstelde klachten kunnen zijn veroorzaakt door het bereiden van koffie met een semiautomatisch espressoapparaat? Indien u dit niet met zekerheid kan zeggen, hoe groot acht u de kans hiertoe?
15. Zou uw antwoord op vraag 14 anders luiden indien blijkt dat van repetitieve handelingen geen sprake is geweest (in die zin dat het bereiden van koffie gedurende de dag werd afgewisseld met andere werkzaamheden)?
16. Zijn er ook alternatieve oorzaken voor de veronderstelde klachten van [ Eiseres ] aan te wijzen, en zo ja, welke? Wilt u daarbij met name ingaan op (i) het arbeidsverleden van [ Eiseres ] (ii) de (pre-existente) klachten welke privé gerelateerd zijn en (iii) eventuele privé activiteiten? Indien er sprake is van een combinatie van oorzaken, kunt u dan een percentage noemen waarin de oorzaken hebben geleid tot de veronderstelde klachten?
17. Is het aannemelijk dat de veronderstelde klachten al eerder zijn veroorzaakt en zich pas op een later moment hebben geopenbaard? Dus zouden de veronderstelde klachten er ook zijn geweest of hadden deze op enig moment kunnen ontstaan, indien [ Eiseres ] geen werkzaamheden bij Maas zou hebben verricht?
18. Bestaan er over het onderwerp van de expertise (lees: RSI) medisch wetenschappelijk uiteenlopende opvattingen?
19. Indien uw antwoord op vraag 18 bevestigend luidt:
a. kunt u in hoofdlijnen uiteenzetten in welk opzicht de meningen uiteenlopen (voor zover mogelijk met verwijzing naar literatuur)?
b. welke is uw eigen opvatting?
c. kunt u aangeven of een deskundige met een andere opvatting in het onderhavige geval tot een ander oordeel was gekomen dan waartoe u komt?
20 Heeft u vanuit uw expertise overigens nog opmerkingen die voor de beoordeling van belang kunnen zijn?

de deskundige

3.2. benoemt tot deskundige:
dr. B. Sorgdrager,
(etc. ....red. LSA LM)

Met dank aan mw. mr. Dianne Abeln, Abeln Bron Advocaten voor het inzenden van deze uitspraak.

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2024/RBNNE-160424