Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Haarlem 280213 voorzieningenrechter: schadepenningen besteed aan aflossing schulden

Rb Haarlem 280213 voorzieningenrechter: schadepenningen besteed aan aflossing schulden 

Bij besluit van 25 januari 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering van verzoeker in het kader van de Wet werk en bijstand (Wwb) per 26 januari 2013 beëindigd en verzoekers uitkering over de periode 4 september 2012 tot en met 10 oktober 2012 en per 13 december 2012 ingetrokken. Verweerder heeft dit besluit genomen omdat verzoeker een aantal voorschotbedragen in het kader van een letselschadezaak niet aan verweerder heeft gemeld. Voorts heeft verweerder een bedrag van € 3.695,52 van verzoeker teruggevorderd. 

Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Voorts heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. 

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 februari 2013. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, T. van den Hoff. 

Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. 

Beslissing 

De voorzieningenrechter heeft: 
-  het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen; 
-  het primaire besluit van 25 januari 2013 geschorst per 8 februari 2013 tot twee weken na bekendmaking van de door verweerder te nemen beslissing op bezwaar; 
-  verweerder veroordeeld in de door verzoeker gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 944,-- ,te betalen aan verzoekers gemachtigde; 
-  verweerder opgedragen het door verzoeker betaalde griffierecht van € 44,-- aan hem te vergoeden. 
Gronden van de beslissing 

1.  Verweerder stelt zich op het standpunt dat verzoeker in de loop van 2012 de beschikking heeft gekregen over een aantal aanzienlijke schadebedragen. Op grond hiervan acht verweerder de intrekking en de beëindiging van de Wwb-uitkering gerechtvaardigd. 

2.  Verzoeker stelt zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte geen acht geslagen heeft op het feit dat verzoeker per 2 februari 2012, toen aan hem bijstand werd toegekend, een negatief vermogen had van € 34.765,73. Hiervan uitgaande en uitgaande van het feit dat tweederde gedeelte van de toegekende schadevergoeding moet worden aangemerkt als vallend onder de middelen die voor de bijstandsverlening relevant zijn, betekent dit dat verzoeker niet over vermogen kan beschikken. Verzoeker heeft ter zitting onder verwijzing naar bankafschriften betoogd dat hij de ontvangen schadevergoedingsbedragen heeft gebruikt om hiermee zijn schulden te verminderen. Als gevolg hiervan verkeert verzoeker in bijstandsbehoevende omstandigheden, zo stelt hij.   

3.  Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat de hoorzitting in het kader van de bezwaarprocedure niet eerder zal plaatsvinden dan op 21 maart 2013.    

4.  Bij deze stand van zaken is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat onverwijlde spoed het treffen van een voorlopige voorziening vereist. De voorzieningenrechter schorst dan ook het primaire besluit van 25 januari 2013 per 8 februari 2013 tot twee weken na bekendmaking van de door verweerder te nemen beslissing op bezwaar. Dit betekent dat verzoekers Wwb-uitkering vanaf 8 februari 2013 aan hem moet worden uitbetaald.   

5.  De voorzieningenrechter zal voorts verweerder veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 944,-- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 472,- en een wegingsfactor 1). Omdat ten behoeve van verzoeker een toevoeging is verleend op grond van de Wet op de rechtsbijstand, moet verweerder op grond van artikel 8:75, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht het bedrag van de proceskosten betalen aan de gemachtigde van verzoeker.    
6.  Tot slot zal de voorzieningenrechter verweerder gelasten het door verzoeker betaalde griffierecht van € 44,-- aan hem te vergoeden. 
   
7.  De voorzieningenrechter deelt mede dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat. 

Uitgesproken in het openbaar op 28 februari 2013 te Haarlem door 
mr. A.C. Terwiel - Kuneman, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van 
P.M. van der Pol, griffier. LJN BZ4051