Rb Overijssel 120417 Erfenis van minderjarige kinderen dient gebruikt te worden voor levensonderhoud totdat deze is verminderd tot € 25.000,00
- Meer over dit onderwerp:
Rb Overijssel 120417 Erfenis van minderjarige kinderen dient gebruikt te worden voor levensonderhoud totdat deze is verminderd tot € 25.000,00
2 De feiten
2.1.
Verzoekster is gehuwd geweest met [de man] . Uit deze relatie zijn twee kinderen geboren: [betrokkene 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2002, en [betrokkene 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 2] 2005.
2.2.
Het huwelijk tussen verzoekster en [de man] is door inschrijving van de echt-scheidingsbeschikking van de rechtbank op 29 maart 2011 ontbonden.
2.3.
Op 4 februari 2015 is [de man] te [plaats] overleden met achterlating van zijn beide dochters als zijn erfgenamen.
2.4.
Op 2 maart 2015 heeft verzoekster de nalatenschap van [de man] namens haar beide minderjarige dochters aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving. Ten tijde van deze beschikking was nog geen boedelbeschrijving opgemaakt.
2.5.
Beide dochters hebben elk uit de nalatenschap van hun vader een bedrag van € 25.000,00 ontvangen. Verzoekster heeft deze bedragen op een ten name van de kinderen staande spaarrekening gestort en zij heeft deze rekeningen voorzien van een zogeheten BEM-clausule, zodat het vermogen voor de kinderen eerst beschikbaar komt als zij de leeftijd van achttien jaren hebben bereikt.
2.6.
Op 20 januari 2017 heeft verzoekster een bijstandsuitkering aangevraagd bij de gemeente Deventer. Bij brief van 9 februari 2017 heeft de gemeente Deventer aan verzoekster een bijstandsuitkering toegekend in de vorm van een geldlening. De gemeente heeft deze beslissing gemotiveerd als volgt:
Geldlening
U ontvangt de bijstand als een geldlening. U heeft namelijk 2 kinderen die ieder € 25.000,00 aan spaargeld bezitten met een BEM clausule.
Ons beleid is dat vermogen met een BEM clausule tot maximaal € 25.000,00 ten behoeve van kinderen wordt vrijgelaten, ongeacht of er sprake is van 1 of 5 kinderen. Wij verplichten u daarom om een verzoek in te dienen bij de kantonrechter om te mogen beschikken over het vermogen dat boven het bedrag van € 25.000,00 uitkomt. U krijgt 3 maanden de tijd om dit te regelen bij de kantonrechter. U dient ons op de hoogte te stellen van de uitspraak van de kantonrechter.
3 Het verzoek
3.1.
Ingevolge de op verzoekster door de gemeente gelegde verplichting heeft verzoekster gevraagd of de kantonrechter met de gemeente Deventer van oordeel is dat een gedeelte van het geld moet worden gebruikt voor levensonderhoud dan wel of de kantonrechter oordeelt dat het geld moet blijven staan om haar dochters een mooie toekomst te kunnen bieden en hen een mooi aandenken te kunnen geven aan hun vader.
3.2.
De kantonrechter verstaat het verzoek als een verzoek tot het verlenen van een machtiging in de zin van artikel 1:345 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Hoewel het verzoek strekt tot het verlenen van die machtiging, wenst verzoekster in wezen dat haar verzoek wordt afgewezen.
4 De beoordeling
4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat alleen het familierechtelijke aspect van deze zaak aan zijn oordeel is onderworpen. De vraag of de gemeente Deventer in het kader van de bijstandsverlening mocht beslissen zoals zij heeft gedaan staat niet ter beoordeling van de kantonrechter maar eventueel van de bestuursrechter.
De maatstaf
4.2.
Een kwestie als deze is aan de orde geweest binnen de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar aanleiding van een brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 8 december 2009 inzake de erfenis van een minderjarig kind in relatie tot de Wet werk en bijstand (Kamerstuk 30545, nr 83). Blijkens het verslag van een schriftelijk overleg d.d. 22 januari 2010 (Kamerstuk 30545, nr. 85) stelt de staatssecretaris zich op het standpunt dat de wetgever als uitgangspunt heeft genomen dat de financiële situatie van minderjarige kinderen individueel en objectief moet worden beoordeeld, niet alleen door de gemeente maar ook door een onafhankelijke derde, in dit geval de kantonrechter. De kantonrechter beoordeelt op grond van artikel 1:356 van het Burgerlijk Wetboek of in het individuele geval het noodzakelijk, wenselijk, of nuttig voor het minderjarig kind is, als de ouder kan beschikken over het vermogen van het minderjarig kind. De kantonrechter, aldus de staatssecretaris, zal derhalve aan de hand van deze maatstaf de individuele omstandigheden van het minderjarig kind toetsen en daarin dus maatwerk moeten verlenen waar het gaat om een machtiging voor de ouders om over het vermogen van een minderjarige te kunnen beschikken.
De toetsing
4.3.
In het algemeen beoogt een BEM-clausule het vermogen van een minderjarige te beschermen tegen een gebruik dat niet in de eerste plaats is gericht op zijn of haar individuele belang. In dit geval is van belang dat het verzoekster is geweest die de nalatenschap van de vader van haar kinderen op deze wijze heeft willen beschermen. Gelet op het beleid van de gemeente Deventer zoals dat is verwoord in de brief van 9 februari 2017 heeft deze beschermingsconstructie tot gevolg dat de gemeente niet bereid is tot uitkering van een volledige bijstandsuitkering.
4.4.
Aan verzoekster moet worden toegegeven dat het hier om vermogen van haar minderjarige kinderen gaat en niet om een vermogen dat ook aan haar levensonderhoud ten dienste staat. Maar het is anders gesteld met het levensonderhoud van de beide kinderen, nu hun vader maandelijks een bijdrage leverde aan het gezinsinkomen door ten behoeve van de kinderen een bedrag van € 360,00 per maand aan kinderalimentatie te betalen. Deze bijdrage is gestopt als gevolg van het overlijden van hun vader, maar aangenomen mag worden dat hij genoemd bedrag gedurende de minderjarigheid van zijn kinderen zou zijn blijven voldoen, ware hij niet overleden.
4.5.
In dit licht bezien acht de kantonrechter het niet onredelijk dat uit de nalatenschap voorlopig de vervanging van vader’s inbreng in het gezinsinkomen wordt betaald, zoals hij die inbreng vormgaf tot aan zijn overlijden. Dat betekent dat de kantonrechter in dit geval het standpunt van de gemeente Deventer onderschrijft in die zin dat uitgangspunt is dat uit de nalatenschap maandelijks een bedrag van € 360,00 wordt betaald voor het levensonderhoud, opvoeding en verzorging van de minderjarige kinderen totdat de nalatenschap (dat is niet noodzakelijk hetzelfde als de spaarrekening, indien bijvoorbeeld bijstortingen hebben plaatsgevonden) is verminderd tot een bedrag van € 25.000,00 dan wel totdat de kinderen of een van hen meerderjarig is geworden, indien genoemde drempel dan nog niet is bereikt. Er is geen reden om genoemd bedrag van € 360,00 te indexeren, nu vader vanaf het opleggen van de verplichting steeds het zelfde bedrag heeft voldaan. De BEM clausule behoort in zoverre te worden opgeheven. ECLI:NL:RBOVE:2017:1628