RBAMS 230625 afwijzing aanvraag bijstand omdat SO over te veel vermogen beschikt vanwege letselschadeuitkering
- Meer over dit onderwerp:
RBAMS 230625 afwijzing aanvraag bijstand omdat SO over te veel vermogen beschikt vanwege letselschadeuitkering
Samenvatting
1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiseres van 19 februari 2024 om een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet. Eiseres is het hier niet mee eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college de aanvraag van eiseres op goede gronden heeft afgewezen. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Procesverloop
2. Het college heeft de aanvraag van eiseres met het besluit van 21 februari 2024 afgewezen. Het college houdt bij de vaststelling van de hoogte van het vermogen van eiseres rekening met een (immateriële) schadevergoeding die aan eiseres is uitgekeerd. Volgens het college beschikt eiseres daardoor over voldoende vermogen om zelf in haar levensonderhoud te voorzien. Het vermogen bedraagt € 61.214,98 en daarmee ligt het boven de geldende vermogensgrens van € 7.575,-. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
2.1.
Met het bestreden besluit van 29 juli 2024 heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard. Het college heeft in dit besluit het bedrag van het vermogen naar beneden bijgesteld naar € 15.736,98, omdat voor immateriële schadevergoeding geldt dat een bedrag van € 45.378,- wordt vrijgelaten. Het college heeft de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd omdat het vermogen nog steeds hoger is dan de vermogensgrens.
2.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.3.
Met het besluit van 16 april 2025 (het herziene besluit) heeft het college het bestreden besluit herzien. Het college heeft het bedrag van het vermogen opnieuw naar beneden bijgesteld naar € 13.714,98. Dit is nog altijd hoger dan de geldende vermogensgrens. Het herziene besluit heeft er toe geleid dat het college een nabetaling aan eiseres heeft gedaan over de periode vanaf 19 juni 2024 tot 1 december 2024.
2.4.
De rechtbank heeft het beroep op 12 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen eiseres, haar gemachtigde en de gemachtigde van het college.
Beoordeling door de rechtbank van het bestreden besluit
3. Met het herziene besluit heeft het college het bestreden besluit vervangen. Dit betekent dat sprake is van een besluit zoals bedoeld in artikel 6:19 van de Awb1. Gelet hierop heeft eiseres geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen het bestreden besluit. De rechtbank zal daarom het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaren.
Beoordeling door de rechtbank van het herziene besluit
4. Eiseres heeft op 19 november 2020 een auto ongeluk gehad. Als gevolg van dit ongeluk heeft eiseres een schadevergoeding ontvangen (letselschade) van € 239.500,- van [bedrijf] . Dit is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst.
5. Eiseres voert – kort samengevat – aan dat het college een eigen verantwoordelijkheid heeft naast de verzekeraar met wie eiseres de gesprekken over een schadevergoeding heeft gevoerd. Eiseres maakte tijdens het ongeluk gebruik van Aanvullend Openbaar Vervoer (AOV) dat was verstrekt door de gemeente Amsterdam. Als gevolg van het ongeluk is eiseres arbeidsongeschikt geraakt. Eiseres is onder onaanvaardbare druk akkoord gegaan met de vaststellingsovereenkomst waarin het bedrag van de schadevergoeding is vermeld. Aankloppen bij de verzekeraar heeft niets opgeleverd volgens eiseres. Zij heeft een klacht ingediend tegen de verzekeraar maar die is ongegrond verklaard.
5.1.
De rechtbank overweegt dat het niet aan de bestuursrechter is om te beoordelen of het volgens de vaststellingsovereenkomst overeengekomen bedrag van de schadevergoeding redelijk is en of eiseres tijdens de gesprekken over de (omvang van de) schadevergoeding door de verzekeraar onder onaanvaardbare druk is gezet om de vaststellingsovereenkomst te ondertekenen. Het gaat hier om een civiele overeenkomst en voor een geschil daarover moet eiseres zich tot de civiele rechter wenden.
6. Verder voert eiseres aan dat haar aanvraag via het Galo-systeem is afgehandeld zonder dat een medewerker de aanvraag heeft gezien. Dit is echter geen grond om het besluit te vernietigen. In de bezwaarfase heeft eiseres haar bezwaren tijdens een hoorzitting aan medewerkers van het college kenbaar kunnen maken. Het besluit is opgesteld door medewerkers van de gemeente die de aanvraag van eiseres hebben beoordeeld.
7. Op zitting is ook ter sprake gekomen de relatie tussen het besluit van 13 december 2024 - waarbij aan eiseres naar aanleiding van een nieuwe aanvraag vanaf 1 december 2024 een bijstandsuitkering is toegekend in de vorm van een lening - en het herziene besluit. Volgens eiseres is het besluit van 13 december 2024 door het herziene besluit komen te vervallen. Bij het herziene besluit heeft het college aan eiseres een uitkering (nabetaling) om niet gedaan. Als gevolg daarvan zou volgens eiseres ook de uitkering die is toegekend met het besluit van 13 december 2024 om niet moeten zijn.
7.1.
De gemachtigde van het college heeft op zitting toegelicht dat de uitkering per 1 december 2024 in de vorm van een lening, verband houdt met de omstandigheid dat eiseres een koopwoning heeft met een overwaarde. Met het herziene besluit heeft het college een nieuwe berekening gemaakt met betrekking tot de intering en de ingangsdatum van het recht op bijstand. De toekenning van de bijstandsuitkering per 1 december 2024 ziet op een afgesloten periode, is vastgelegd in een ander besluit (besluit van 13 december 2024) en ziet op een andere aanvraag. Tegen dit besluit heeft eiseres geen bezwaar gemaakt. Dat besluit wordt in deze procedure niet beoordeeld. De omstandigheid dat met het herziene besluit een uitkering (nabetaling) om niet (als gift) is toegekend brengt geen verplichting met zich mee voor het college om de uitkering per 1 december 2024 ook als gift toe te kennen.
8. De rechtbank stelt tot slot vast dat eiseres geen beroepsgronden heeft ingediend tegen de vermogensberekening in het herziene besluit. Dit betekent dat op het moment van de aanvraag eiseres nog over een te hoog vermogen beschikte om in aanmerking te komen voor bijstand en het college de aanvraag van eiseres op goede gronden per de datum van de aanvraag heeft afgewezen.
Conclusie en gevolgen
9. Het beroep tegen het bestreden besluit is niet-ontvankelijk.
10. Het beroep gericht tegen het herziene bestreden besluit is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Rechtbank Amsterdam 23 juni 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:4267