Rb Amsterdam 190614 causaal verband beperkingen en ongeval; verzoek afgewezen; voorgelegde vraag leidt niet tot beslechting kern geschil
- Meer over dit onderwerp:
Rb Amsterdam 190614 causaal verband beperkingen en ongeval; verzoek afgewezen; voorgelegde vraag leidt niet tot beslechting kern geschil;
- gevorderd en begroot: 19 uur x € 230,00 + btw + kantoorkosten; afgewezen omdat primair verzoek is afgewezen
2 De feiten
2.1.
Op 12 december 2007 bevond [verzoekster] zich in het gebouw van Rozentheater, alwaar zij uit hoofde van haar werk als theaterproducent bij Stichting Likeminds bij de opening van een festival aanwezig was. [verzoekster] stond onder het balkon van het theater toen een beamer van het balkon op haar hoofd viel (hierna: het ongeval).
2.2.
ASR heeft in haar hoedanigheid van verzekeraar van Rozentheater aansprakelijkheid voor het ongeval erkend.
2.3.
Op 17 maart 2008 heeft [naam 1], schaderegelaar bij ASR, in het kader van de schaderegeling een huisbezoek afgelegd bij [verzoekster]. Het verslag dat hiervan is opgemaakt luidt, voor zover thans van belang, als volgt:
“(…)
Medisch
Letsel
Post commotioneel syndroom
(…)
Preëxistentie
Mw. [verzoekster] deelde desgevraagd mee voor ongeval in goede gezondheid te verkeren. Zij maakte niet eerder een ongeval mee en ziekteverzuim voor ongeval was nihil.
(…)”
2.4.
Op 15 mei 2008 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de in gezamenlijk overleg benaderde arbeidsdeskundige[arbeidsdeskundige] en [verzoekster], in aanwezigheid van haar advocaat. Het verslag van dat gesprek luidt, voor zover thans van belang, als volgt:
“(…)
De belastbaarheid van cliënt [[verzoekster], rb] is in ieder opzicht, zowel fysiek, arbeidsgerelateerd als in sociale contacten, nog laag. Zij heeft snel weer klachten. Sinds oktober 2007 wordt cliënt behandeld door osteopaat [osteopaat] (aanvankelijk vanwege een nierprobleem (?), nu ook in het kader van het post commotioneel syndroom).
(…)
Bedrijfsarts [bedrijfsarts] van arbodienst Novamedixx acht cliënt momenteel volledig arbeidsongeschikt (voor haar werkzaamheden bij de Stichting Likeminds). Zij wordt wel gestimuleerd arbeidstherapeutisch te gaan opstarten.
(…)
Het gevaar bestaat wel dat cliënt van huis uit gewend is hoog in te zetten en dus vatbaar is voor overbelasten en forceren, hetgeen geen geleidelijke groei en geen solide basis oplevert. (…)”
2.5.
Bij brief van 4 oktober 2010 heeft de advocaat van [verzoekster] een afschrift uit het huisartsendossier met betrekking tot [verzoekster] aan ASR toegestuurd. Hierin bevindt zich onder meer een brief van de uroloog uit het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis, gedateerd 11 mei 2007, waarin – voor zover thans van belang – het volgende staat:
“(…)
Patiënte meldde zich op 03/05/2007 op de spoedeisende hulp in verband met sinds twee dagen toenemende pijn rechts in de buik, uitstralend naar de rug. (…) Daags na opname werd een CT-scan van het abdomen verricht, waarbij eveneens geen afwijkingen werden geconstateerd (…). In verband met koorts en pijnlocatie ter hoogte van de rechter nier alsmede leukocyten in het urinesediment werd patiënte uiteindelijk behandeld voor een pyelonefritis [nierbekkenontsteking, rb] (…). Na voldoende herstel kon zij op 08-05-07 in goede conditie koortsvrij worden ontslagen (…).”
Voorts blijkt uit het huisartsenjournaal dat [verzoekster] op 27 en 31 juli 2007 de huisarts heeft bezocht met aanhoudende pijnklachten in rechterflank, arm, rechterbeen tot in de tenen en dat zij in verband met die aanhoudende klachten op haar verzoek in augustus 2007 een neuroloog heeft bezocht die onder meer een MRI-scan heeft uitgevoerd.
2.6.
Op 8 februari 2013 hebben partijen in gezamenlijk overleg neuroloog [neuroloog] (hierna: [neuroloog]) verzocht een onderzoek bij [verzoekster] te verrichten. Het rapport van [neuroloog], gedateerd 1 augustus 2013, luidt, voor zover thans van belang, als volgt:
“(…)
Overwegingen
(…) het [is] aannemelijk dat er sprake is geweest van een licht hoofd/hersenletsel (…). Dit is in overeenstemming met de conclusie, die op de polikliniek neurologie van het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis is gesteld. In latere medische correspondentie wordt gesproken over zwaar hersenletsel, maar voor deze conclusie bestaat geen enkel argument.
Zowel de CT hersenen na het ongeval als de MRI hersenen, die later is verricht, tonen geen intracerebrale afwijkingen, met neme geen aanwijzingen voor (post)traumatische afwijkingen.
Het is aannemelijk dat de klachten over hoofdpijn, die in aansluiting op het ongeval zijn ontstaan, zijn veroorzaak door dit hoofd/hersenletsel. (…) Betrokkene heeft blijkens de medische correspondentie uit het OLVG in 2010 vermoedelijk een migraine aanval doorgemaakt, bij positieve familieanamnese, waarbij een oorzakelijke relatie met het ongeval, mede gezien het late ontstaan, niet waarschijnlijk is. (…)
Postcommotionele klachten kunnen gepaard gaan met klachten over verminderde concentratie, verminderde energie of overgevoeligheid voor licht en geluidsprikkels. In 2008 is er in de revalidatiekliniek een neuropsychologisch onderzoek verricht, waarbij stoornissen zijn gemeld in de aandacht en concentratie, het geheugen en het tempo. (…) Omdat betrokkene thans nog klachten heeft op cognitief gebied is mede gezien dit eerder verrichte neuropsychologisch onderzoek opnieuw neuropsychologisch onderzoek verricht door [dokter]. Concluderend wordt in dit rapport gesteld dat er sprake is van onderpresteren op grond van een validiteittest en dat het tempo van werken sterk wisselt, waarbij tests die nu traag gaan in 2008 goed werden gedaan en omgekeerd. Ook zijn sommige andere resultaten in 2008 beter, hetgeen niet kan worden verklaard door eventueel hersenletsel. Er wordt gesteld dat er geen consistente stoornissen in het cognitief functioneren zijn gevonden.
De klachten over pijn in de nek kunnen niet worden verklaard als gevolg van het ongeval. Het zou mogelijk geweest kunnen zijn dat er een contusie van de nek is geweest, maar er is geen uitwendig letsel is waargenomen op de spoedeisende hulp. (…) De nekpijn straalt niet uit, er is geen bewegingsbeperking. (…)
Bij het onderzoek kunnen geen coördinatiestoornissen of gezichtsvelddefecten worden geobjectiveerd. (…)
Klachten over verminderde energie kunnen voorkomen na een licht hoofd/hersenletsel. Er bestaat in casu wel een sterke discrepantie tussen de ernst van de thans aangegeven klachten en de daarbij door betrokkene vermelde beperkingen en de ernst van het doorgemaakte trauma. Daarbij dient tevens te worden overwogen dat betrokkene blijkens het journaal van de huisarts eind 2006 de huisarts nog heeft geconsulteerd in verband met vermoeidheidsklachten, en tevens dat vermoeidheidsklachten in een niet getraumatiseerde populatie niet zeldzaam zijn en vele oorzaken kunnen hebben, waarbij echter in de meeste gevallen geen oorzaak kan worden gevonden, zodat niet met zekerheid valt te zeggen of de door betrokkene klachten over verminderde energie het gevolg zijn van het ongeval en zo ja, in welke mate.
Beantwoording van de vragen
(…)
Vraag 1g
Welke huidige mate van functieverlies (impairment) kunt u vaststellen op uw vakgebied? Wilt u dit uitdrukken in een percentage volgens de richtlijnen van de (…) (AMA-guides 6e druk), aangevuld met eventuele richtlijnen van uw eigen beroepsvereniging?
Antwoord
(…) Persisterende hoofdpijnklachten kunnen worden gewaardeerd met een percentage functieverlies van maximaal 2 % van de persoon. In casu zou dit kunnen worden geschat op 2 % van de persoon, rekening houdend met de anamnese.
De oorzaak van de nekklachten is onduidelijk. Indien de klachten toch zijn veroorzaakt door een contusie als gevolg van het ongeval kunnen persisterende nekklachten na een specifiek nektrauma worden geëvalueerd (…). Er kan daarbij alleen functieverlies worden toegekend indien de nekklachten vergezeld gaan van irradiatie (…), hetgeen bij betrokkene niet het geval is, zodat in het (niet waarschijnlijke) geval van chronische pijn na een nekcontusie er geen functieverlies zou worden toegekend.
Uitgaande van de Richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie kan geen functieverlies worden toegekend bij persisterende hoofdpijnklachten na een licht hoofd/hersenletsel of nektrauma.
Vraag 1h
Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het ongeval? (…)
Antwoord
Als gevolg van de nekklachten bestaat er een lichte beperking bij werkzaamheden of activiteiten, waarbij het hoofd regelmatig maximaal dient te worden geëxtendeerd dan wel te worden geroteerd naar rechts tot in de eindstand.
Als gevolg van de hoofdpijn en vermoeidheid is het aannemelijk dat betrokkene een lichte beperking ondervindt bij werkzaamheden of activiteiten, die qua energie belastend zijn, die verricht dienen te worden in een rumoerige omgeving of die een langdurige concentratie vereisen.
(…)”
2.7.
In totaal heeft ASR aan [verzoekster] een bedrag van € 95.000,00 aan voorschotten betaald.
3 Het deelgeschil
3.1.
[verzoekster] verzoekt de rechtbank voor recht te verklaren dat sprake is van causaal verband tussen haar klachten en beperkingen en het ongeval en dat Rozentheater en ASR hoofdelijk de daaruit voortvloeiende schade dienen te vergoeden. Voorts verzoekt [verzoekster] de rechtbank de kosten van de deelgeschilprocedure te begroten en Rozentheater en ASR te veroordelen in die kosten.
3.2.
[verzoekster] legt aan haar verzoek kort gezegd ten grondslag dat partijen van mening verschillen over het causale verband tussen het ongeval en de klachten. Een rechterlijke uitspraak over dit geschilpunt zal partijen verder kunnen helpen in het onderhandelingstraject, zo stelt [verzoekster].
3.3.
Rozentheater en ASR voeren verweer. Volgens hen verschillen partijen van mening over het bestaan van zodanige beperkingen als gevolg van het ongeval dat deze ertoe zouden leiden dat [verzoekster] niet meer in staat zou zijn tot het verrichten van loonvormende arbeid. Deze zijn volgens hen niet (langer) aanwezig en met het door ASR betaalde voorschot van € 95.000,00 hebben Rozentheater en ASR aan hun verplichtingen jegens [verzoekster] voldaan.
4 De beoordeling
Leent het verzoek zich voor behandeling in een deelgeschilprocedure?
4.1.
De deelgeschilprocedure is bedoeld voor de situatie waarin partijen in het buitengerechtelijke onderhandelingstraject stuiten op geschilpunten die de buitengerechtelijke afwikkeling belemmeren. Partijen kunnen in een deelgeschilprocedure de rechter vragen om op die geschilpunten te beslissen, zodat zij vervolgens verder kunnen met de buitengerechtelijke onderhandelingen, met als doel het sluiten van een vaststellingsovereenkomst (artikel 1019w Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)). Artikel 1019z Rv bepaalt dat het verzoek wordt afgewezen indien de verzochte beslissing onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat daarbij geldt dat de investering in tijd, geld en moeite moet worden afgewogen tegen het belang van de vordering en de bijdrage die een beslissing aan
de totstandkoming van een minnelijke regeling kan leveren (Kamerstukken II 2007-2008, 31518, nr. 3, p. 18).
4.2.
In beginsel kan de vraag naar causaal verband tussen ongeval en schade in een deelgeschilprocedure aan de orde komen. De rechtbank is echter van oordeel dat het verzoek zoals dat thans voorligt zich niet leent voor behandeling in een deelgeschil. Daartoe wordt als volgt overwogen. Tussen partijen bestaat verschil van mening over de (aanwezigheid van) beperkingen bij [verzoekster]. Uit het rapport van de in gezamenlijk overleg benaderde neuroloog [neuroloog] volgt dat volgens hem niet alle beperkingen die [verzoekster] ondervindt, ongevalsgevolg zijn. Hij heeft immers geoordeeld dat de klachten over pijn in de nek niet kunnen worden verklaard als gevolg van het ongeval. Reeds daarom is het verzoek om een verklaring voor recht, inhoudende “dat er sprake is van causaal verband tussen de klachten en beperkingen van [verzoekster] en het ongeval”, zonder nadere omschrijving van die beperkingen niet zonder meer toewijsbaar. Daarnaast bestaat verschil van mening over de vraag of de eventuele beperkingen de ernstige gevolgen hebben die [verzoekster] schetst. Rozentheater en ASR stellen daar hun vraagtekens bij en stellen dat geen sprake (meer) is van zodanige beperkingen dat [verzoekster] niet in staat zou zijn tot loonvormende arbeid. Naar het oordeel van de rechtbank vormt dit punt de kern van het geschil tussen partijen. De voorgelegde vraag leidt niet tot beslechting van dat geschilpunt. In het kader van het hiervoor geschetste toetsingskader in een deelgeschilprocedure is de rechtbank dan ook van oordeel dat indien het al mogelijk zou zijn op het verzoek te beslissen, de gevraagde beslissing onvoldoende zal kunnen bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Het verzoek om een verklaring voor recht dat sprake is van causaal verband tussen de klachten en beperkingen van verzoekster en het ongeval zal dan ook worden afgewezen.