Rb Amsterdam 230415 oordeel over nader voorschot van € 5.000, terwijl nét € 45.000 was overgemaakt; afgewezen; kan niet bijdragen aan totstandkoming VSO
- Meer over dit onderwerp:
Rb Amsterdam 230415 oordeel over nader voorschot van € 5.000, terwijl nét € 45.000 was overgemaakt; afgewezen; kan niet bijdragen aan totstandkoming VSO;
- kosten gevorderd obv 7 x € 240,00 + btw + griffierecht, totaal € 2.314,80; deelgeschil volstrekt ten onrechte ingesteld; geen begroting kosten
2. De feiten
2.1.
[eiser] is op 2 december 1999 op zeventienjarige leeftijd in Zaandam aangereden door een auto, terwijl hij achterop een scooter zat. [eiser] liep daarbij letsel op in de vorm van fracturen van het linker onderbeen en de linker knie.
2.2.
Reaal is in haar hoedanigheid van WAM-verzekeraar van de automobilist aansprakelijk voor de gevolgen van het ongeval.
2.3.
Van 2001 tot 2008 is [eiser] werkzaam geweest als telemarketeer.
2.4.
Op 8 oktober 2008 is [eiser] op gemeenschappelijk verzoek van partijen onderzocht door orthopedisch chirurg dr. E.L.F.B. Raaymakers (hierna: Raaymakers). Raaymakers heeft in een daaropvolgend rapport gedateerd 3 november 2008 onder meer vragen beantwoord en daarbij onder meer geconcludeerd dat bij [eiser] sprake is van een eindtoestand met betrekking tot de ongevalsgevolgen. Op basis van de combinatietabel komt Raaymakers op een percentage van 12% blijvende functionele invaliditeit van de mens, welk percentrage volgens het somberste scenario tot 15% kan oplopen, indien op lange tot zeer lange termijn (15 tot 20 jaar) het plaatsen van een totale knieprothese nodig blijkt te zijn.
2.5.
In 2009 is [eiser] onder behandeling geweest bij een psycholoog in verband met gok-, rook- en drankverslavingsproblemen. Hiervoor is hij later ook behandeld in de Jellinek kliniek te Amsterdam.
2.6.
Op 21 oktober 2013 is op verzoek van de advocaat van [eiser] door expertisebureau Het RekenBureau een personenschadeberekening van de door [eiser] geleden schade wegens verlies van arbeidsvermogen opgesteld. In dat rapport wordt uitgegaan van een viertal scenario’s ten aanzien van het verloop van het arbeidstraject dat [eiser] zou hebben doorlopen als het ongeval hem niet zou zijn overkomen. Gekeken is naar de schade indien [eiser] marinier, tennisleraar, elektricien of bedrijfsleider zou zijn geworden. In het rapport wordt de totale netto schade van [eiser] per scenario berekend op respectievelijk € 180.496,00, € 275.824,00, € 246.043,00 dan wel € 698.256,00.
2.7.
In de periode december 2000 tot en met februari 2014 heeft Reaal aan [eiser] bij wijze van voorschotten verschillende bedragen betaald van in totaal € 74.468,66.
2.8.
Bij vonnis in kort geding van 24 maart 2014 tussen partijen heeft de Voorzieningenrechter Reaal veroordeeld tot betaling van een (nader) voorschot van € 30.000,00. Daarbij is – voor zover thans van belang – overwogen:
“(…)
4.9.
Partijen wordt in overweging gegeven thans de definitieve regeling van de schade met voortvarendheid ter hand te nemen. Aannemelijk is dat thans medisch gezien een eindtoestand is bereikt. Ook is aannemelijk dat de relevante feiten thans volledig bekend zijn.
[eiser] zal zich moeten realiseren dat gezien de marge van onzekerheid met betrekking tot het uiteindelijke schadebedrag de toewijzing van verdere voorschotten niet voor de hand ligt. (…)”
2.9.
Bij e-mail van 17 oktober 2014 heeft Reaal aan de advocaat van [eiser] bericht bereid te zijn een aanvullend bedrag van € 45.000,00 uit te keren. Daarbij is het verzoek gedaan kenbaar te maken op welk rekeningnummer het bedrag kon worden overgemaakt. Op 14 november 2014 is het onderhavige verzoekschrift deelgeschil ingediend. Op 21 november 2014 heeft Reaal een bedrag van € 45.000,00 overgemaakt naar de derdenrekening van de advocaat van [eiser].
3 Het deelgeschil
3.1.
[eiser] verzoekt de rechtbank – na wijziging van zijn verzoek – Reaal te veroordelen een (nader) voorschot van € 5.000,00 aan hem te betalen. Voorts verzoekt [eiser] de rechtbank de kosten van de deelgeschilprocedure te begroten en Reaal te veroordelen tot betaling daarvan.
3.2.
[eiser] legt aan zijn verzoek kort gezegd ten grondslag dat de schade die hij tengevolge van het ongeval heeft geleden en nog zal lijden in elk geval de tot op heden reeds betaalde voorschotten van in totaal bijna € 150.000,00 ruim overschrijdt. Reaal is aansprakelijk voor de schade die [eiser] als gevolg van het ongeval lijdt. [eiser] is voornemens een bodemprocedure te starten, maar daarvoor zullen eerst aanvullende rapportages moeten worden opgemaakt door Het RekenBureau en door Raaymakers en met dit alles zal aanzienlijk veel tijd gemoeid zijn. [eiser] verkeert thans in grote financiële nood en hij heeft geld nodig om in zijn levensonderhoud te voorzien. Weliswaar heeft Reaal intussen een bedrag van € 45.000,00 overgemaakt, maar een beslissing van de rechtbank over betaling door Reaal van nog eens € 5.000,00, zal partijen kunnen helpen in de richting van de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst, aldus nog steeds [eiser].
3.3.
Reaal voert kort gezegd als primair verweer dat het verzoek onnodig en onterecht is ingesteld. Op 17 oktober 2014 – en dus vóór indiening van het verzoekschrift waarin aanvankelijk om een voorschot van € 50.000,00 was gevraagd – heeft Reaal al toegezegd een bedrag van € 45.000,00 te zullen betalen en gevraagd naar welk rekeningnummer het kon worden overgemaakt. Bovendien is een bodemprocedure onafwendbaar, nu Reaal zich op het standpunt stelt met de tot op heden betaalde bedragen de schade van [eiser] vergoed te hebben, terwijl [eiser] zijn schade op een (veel) hoger bedrag stelt. Volgens Reaal staat het causaal verband tussen de door [eiser] gestelde schade voor zover die hoger is dan het betaalde bedrag van € 150.000,00 en het ongeval niet vast. Reaal doelt daarbij onder meer op de zich tien jaar na het ongeval bij [eiser] gemanifesteerde verslavingsproblematiek, die volgens Reaal niet zonder meer aan het ongeval is toe te schrijven, hetgeen [eiser] wel stelt. Gegeven deze kardinale tegenstelling, zal een vaststellingsovereenkomst door beslechting van dit deelgeschil niet dichterbij worden gebracht. Reaal verzoekt de rechtbank gezien het voorgaande het verzochte voorschot én de kostenvergoeding af te wijzen.
4 De beoordeling
Leent het verzoek zich voor behandeling in een deelgeschilprocedure?
4.1.
De deelgeschilprocedure is bedoeld voor de situatie waarin partijen in het buitengerechtelijke onderhandelingstraject stuiten op geschilpunten die de buitengerechtelijke afwikkeling belemmeren. Partijen kunnen in een deelgeschilprocedure de rechter vragen om op die geschilpunten te beslissen, zodat zij vervolgens verder kunnen met de buitengerechtelijke onderhandelingen, met als doel het sluiten van een vaststellingsovereenkomst (artikel 1019w Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)).
4.2.
Partijen zijn verdeeld over de vraag of de schade die [eiser] als gevolg van het ongeval heeft geleden hoger is, dan het door Reaal reeds betaalde bedrag aan voorschotten en of Reaal derhalve gehouden is om aan [eiser] in dit stadium een nader voorschot van € 5.000,00 te voldoen. De rechtbank is van oordeel dat de aard van dit geschil zich in beginsel zou kunnen lenen voor behandeling in een deelgeschilprocedure. Dat is echter slechts het geval indien de beslechting van dit deelgeschil de weg vrij zal kunnen maken voor verdere schikkingsonderhandelingen en aldus zal kunnen bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst tussen partijen. Naar het oordeel van de rechtbank valt, gelet op de stellingen van de zijde van [eiser] en dan met name de aangekondigde bodemprocedure, niet in te zien dat beslechting van het aan haar voorgelegde verzoek tot toekenning van een nader voorschot van € 5.000,00 op enigerlei wijze zal kunnen bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.
Kosten
4.3.
[eiser] verzoekt om begroting van zijn kosten op de voet van artikel 1019aa Rv. [eiser] begroot zijn kosten op € 2.314,80, gebaseerd op een totaal van 7 uren à € 240,00, vermeerderd met btw en € 282,00 aan griffierecht.
4.4.
Ofschoon de aansprakelijkheid van Reaal vaststaat en zij uit dien hoofde in beginsel dient te worden veroordeeld in de kosten van de deelgeschilprocedure, is de rechtbank in dit geval met Reaal van oordeel dat dit deelgeschil door [eiser] volstrekt ten onrechte is ingesteld. Hiertoe is redengevend dat vóór indiening van het verzoekschrift het voor de advocaat van [eiser] duidelijk moet zijn geweest dat Reaal het verzochte voorschot (grotendeels) zou gaan voldoen. De stelling van de zijde van [eiser], inhoudende dat Reaal had kunnen weten naar welke rekening het bedrag had moeten worden overgemaakt, doet hieraan niet af, mede in het licht van de onbetwist gebleven stelling van Reaal dat in het verleden verschillende rekeningnummers zijn gebruikt. Belangrijker nog is dat van de zijde van [eiser] ongeconditioneerd is aangekondigd dat een bodemprocedure zal worden gestart. Het ligt dan niet voor de hand dat het (louter) vragen om een voorschot van € 5.000,00 in een deelgeschilprocedure een kans van slagen heeft. Dit klemt temeer, nu de voorzieningenrechter in maart 2014 reeds heeft overwogen dat [eiser] er rekening mee diende te houden dat gezien de marge van onzekerheid met betrekking tot het uiteindelijke schadebedrag de toewijzing van verdere voorschotten niet voor de hand lag. Niettemin heeft Reaal nog eens € 45.000,00 betaald en zij is duidelijk geweest dat voor haar de schade met alle reeds betaalde bedragen tezamen volledig is vergoed. Ongeacht of [eiser] uiteindelijk recht mocht blijken te hebben op een hoger schadebedrag dan hetgeen tot op heden is betaald, zal dit hoe dan ook in een bodemprocedure moeten blijken. Het voorgaande zou anders kunnen zijn, indien [eiser] de rechtbank (ook) over een ander onderwerp had gevraagd een beslissing in deelgeschil te geven. Nu hij dat heeft nagelaten, kan het verzoek niet anders dan nodeloos en onterecht worden beschouwd. Dit alles is voor de rechtbank aanleiding om de verzochte kostenbegroting, in daarmee ook de kostenveroordeling, afwijzen. ECLI:NL:RBAMS:2015:3633