RBLIM 080616 (zaak uit 2016) Verzoekster heeft in wezen bodemzaak aanhangig gemaakt; volgt afwijzing
- Meer over dit onderwerp:
RBLIM 080616 (zaak uit 2016) Verzoekster heeft in wezen bodemzaak aanhangig gemaakt; volgt afwijzing
- geen begroting kosten; volstrekt onterecht als deelgeschilprocedure aanhangig gemaakte zaak
in relatie tot:
Rb Limburg 071015 vorderingen in deelgeschil ogv SVI; deelgeschilprocedure (nog) niet bedoeld voor ‘first party’ verzekeringen
2De feiten
2.1.
Op 29 juli 2012 heeft zich in Frankrijk een verkeersongeval voorgedaan waarbij [verzoekster] als inzittende van de personenauto en haar echtgenoot als bestuurder van deze personenauto betrokken waren. [verzoekster] heeft daarbij letsel opgelopen.
2.2.
London heeft in totaal € 27.003,15 aan voorschotten betaald en € 7.796,92 aan buitengerechtelijke kosten vergoed. Verder heeft London de kosten verbonden aan de behandelingen bij het [naam instituut] instituut vergoed.
2.3.
In de reeds eerder aanhangige deelgeschilprocedure met zaaknummer C/03/208211/HARK 15-150 heeft deze rechtbank bij beschikking van 7 oktober 2015 het door [verzoekster] verzochte, dat London als verzekeraar gehouden is tot uitkering aan [verzoekster] op grond van de schadeverzekering inzittenden, afgewezen omdat dit niet onder het toepassingsgebied van de deelgeschilprocedure valt.
3Het geschil
3.1.
[verzoekster] verzoekt de rechtbank op grond van artikel 1019w van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv):
-
te verklaren voor recht dat London aansprakelijk is voor het ongeval van 29 juli 2012 en gehouden is om aan [verzoekster] de geleden en nog te lijden schade als gevolg daarvan te vergoeden
-
te bepalen dat London een nader voorschot onder algemene titel op de reeds verschenen en nog te verschijnen schade van [verzoekster] van € 20.000,00 dient te betalen, althans een in goede justitie te bepalen bedrag
-
te bepalen dat London de openstaande kosten voor rechtsbijstand van € 17.085,41, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectievelijke vervaldatum dient te voldoen
-
de kosten van onderhavige procedure te begroten en London te veroordelen tot betaling van deze kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
London voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4De beoordeling
4.1.
Bij de beoordeling van het onderhavige verzoek stelt de rechtbank het volgende voorop. De in artikel 1019w e.v. Rv geregelde deelgeschilprocedure is bedoeld om het buitengerechtelijke traject te versterken. De deelgeschilprocedure biedt zowel de persoon die schade lijdt door dood of letsel, als degene die daarvoor aansprakelijk wordt gehouden, de mogelijkheid in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase de rechter te adiëren. De bij de afhandeling van de letsel- en overlijdensschade betrokken partijen krijgen hiermee een extra instrument ter doorbreking van een impasse in de buitengerechtelijke onderhandelingen. De deelgeschilprocedure kan worden gevoerd over een geschil omtrent of in verband met een deel van hetgeen tussen partijen rechtens geldt ter zake van aansprakelijkheid voor schade door dood of letsel in gevallen dat de beëindiging van dat geschil kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering zoals die zou zijn ingesteld indien de zaak ten principale aanhangig zou zijn gemaakt. De rechterlijke uitspraak moet partijen in staat stellen om de buitengerechtelijke onderhandelingen weer op te pakken en mogelijk definitief af te ronden. Zie voor dit alles de memorie van toelichting (Kamerstukken II 2007/08, 31518, nr. 3).
4.2.
Verder is van belang dat niet is uitgesloten dat meerdere deelgeschillen tegelijkertijd ter beslissing worden voorgelegd. Dit mag er echter niet toe leiden dat in wezen een gehele bodemzaak aan de rechter ter beslissing in een deelgeschil wordt voorgelegd.
4.3.
Gelet op de formulering van het petitum van het verzoekschrift - zoals hiervoor weergegeven in r.o. 3.1. - en hetgeen daaraan ten grondslag wordt gelegd, wordt niet enkel verzocht de aansprakelijkheid van London vast te stellen, maar worden ook de causaliteit tussen de beweerdelijke onrechtmatige handeling en de schade, het bestaan en de omvang van de schade en de bevoorschotting en buitengerechtelijke kosten aan de orde gesteld. In wezen komt dat er dus op neer dat [verzoekster] een bodemzaak aanhangig heeft gemaakt waarin alle geschillen tussen partijen worden beslecht, en niet een geschil dat door rechterlijke tussenkomst moet wordt beslecht om partijen in staat te stellen hun onderhandelingen over andere geschilpunten voort te zetten. Dit brengt met zich dat het verzoek geen deelgeschil is en dus moet worden afgewezen.
4.4.
Daar komt bij dat niet eerder dan bij onderhavig verzoekschrift is verlangd het geschil in het licht van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (hierna: WAM) te beoordelen. Daardoor is de toedracht van het ongeval niet eerder aan de orde geweest. Het alhier eerder door [verzoekster] aangebrachte deelgeschil was enkel gegrond op de schadeverzekering inzittenden. Om een oordeel te kunnen geven over de verzochte verklaring voor recht zal de toedracht van het ongeval moeten komen vast te staan. London heeft de door [verzoekster] gestelde toedracht van het ongeval betwist. Ter onderbouwing van het gestelde ongeval heeft [verzoekster] gewezen op het aanrijdingsformulier (productie 1 bij verweerschrift) en de verklaring van haar echtgenoot (productie 45 bij verzoekschrift). De rechtbank is van oordeel dat aan de hand van deze stukken niet kan worden vastgesteld dat het ongeval zich heeft voorgedaan zoals door [verzoekster] gesteld. Hetgeen op het aanrijdingsformulier is ingevuld komt niet overeen met de in het geding gebrachte verklaring van de heer [verzoekster] . De voor het beantwoorden van de aansprakelijkheidsvraag van belang zijnde feiten kunnen derhalve onvoldoende worden vastgesteld zodat nadere bewijsvoering in de rede ligt. De investering in tijd, geld en moeite weegt niet op tegen het belang van het verzoek en de bijdrage die een beslissing aan de totstandkoming van een minnelijke regeling kan leveren. Voor zover het verzoek als een deelgeschil aangemerkt had kunnen worden, was het verzoek evenmin toewijsbaar geweest gelet op hetgeen hiervoor is overwogen.
4.5.
Ten aanzien van de proceskosten overweegt de rechtbank als volgt. Artikel 1019aa Rv bepaalt dat de rechter de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt, dient te begroten, ook als het verzoek wordt afgewezen. Dat is alleen anders indien de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Nu uit hetgeen hiervoor in r.o. 4.3. is overwogen volgt dat het volstrekt onterecht is geweest de onderhavige zaak als deelgeschilprocedure aanhangig te maken, zal de rechtbank niet overgaan tot begroting van de kosten daarvan. ECLI:NL:RBLIM:2016:11686