Overslaan en naar de inhoud gaan

RBMNE 210825 relatieve bevoegdheid in deelgeschil is anders dan in gewone verzoekschriftproc. volgt verwijzing

RBMNE 210825 relatieve bevoegdheid in deelgeschil is anders dan in gewone verzoekschriftproc. volgt verwijzing

2De overwegingen

2.1.

In deze deelgeschilprocedure verzoekt [verzoeker] – kort gezegd – dat de rechtbank voor recht verklaart dat de Staat aansprakelijk is voor de onrechtmatige geweldsaanwending van haar ondergeschikten jegens [verzoeker] op 3 maart 2015, alsmede voor alle daaruit voortvloeiende schade, met veroordeling van de Staat in de kosten van de procedure.

2.2.

De Staat heeft de rechtbank in haar verweerschrift onder meer verzocht om [verzoeker] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken. Volgens de Staat is namelijk de rechtbank Den Haag bevoegd. De rechtbank heeft [verzoeker] in de e-mail van 12 augustus 2025 gevraagd om een reactie op dit verweer van de Staat. [verzoeker] is nog steeds van mening dat deze rechtbank wel bevoegd is.

2.3.

De rechtbank is van oordeel dat niet deze rechtbank maar de rechtbank Den Haag bevoegd is van dit deelgeschil kennis te nemen. Dit oordeel wordt verder als volgt toegelicht.

2.4.

Op grond van artikel 1019x lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), dat speciaal voor deelgeschillen geldt, moet het verzoek gedaan worden aan de rechter die vermoedelijk bevoegd zal zijn van de zaak kennis te nemen als deze als bodemzaak wordt aangebracht. Dat betekent dat beoordeeld moet worden welke rechtbank bevoegd zou zijn in de situatie dat [verzoeker] , hij is tenslotte nu de verzoekende partij, als eisende partij een bodemzaak zou starten tegen de Staat als gedaagde partij. Op grond van artikel 99 Rv is de rechter van de woonplaats van gedaagde dan bevoegd. Omdat de Staat is gevestigd in Den Haag, is de rechtbank Den Haag in dat geval bevoegd. Op grond van artikel 102 Rv is in een eventuele bodemzaak ook de rechter bevoegd van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan. Omdat de gestelde mishandeling heeft plaatsgevonden in de penitentiaire inrichting in [plaats] en die plaats in het arrondissement van de rechtbank Dan Haag valt, is op grond van artikel 102 Rv de rechtbank Den Haag bevoegd. Op grond van zowel artikel 99 als artikel 102 Rv is de rechtbank Den Haag dus bevoegd.

2.5.

[verzoeker] heeft voor de relatieve bevoegdheid van de rechter nog verwezen naar artikel 262 Rv, omdat op grond van dat artikel de rechter van de woonplaats van de verzoekende partij ook bevoegd is. Dat artikel geldt echter voor verzoekschriftprocedures in het algemeen terwijl voor deelgeschillen de hierboven genoemde bevoegdheidsregels gelden. Zoals hiervoor is overwogen, moet volgens artikel 1019x lid 1 Rv beoordeeld worden welke rechter bevoegd is in een eventuele bodemprocedure. Omdat een door [verzoeker] te starten bodemzaak een dagvaardingsprocedure zal zijn, is artikel 262 Rv hier niet van toepassing. Door wat er in artikel 1019x Rv over de bevoegde rechter staat, kan voor de bevoegdheid van de rechter in een deelgeschilprocedure dus niet worden aangesloten bij artikel 262 Rv.

2.6.

Op grond van artikel 270 lid 1 Rv zal de rechter de zaak (ambtshalve) verwijzen naar de wel bevoegde rechter. Gelet op het voorgaande verwijst de rechtbank dit deelgeschil naar de rechtbank Den Haag, locatie Den Haag, omdat die rechtbank hier absoluut en relatief bevoegd is. Rechtbank Midden-Nederland 21 augustus 2025, ECLI:NL:RBMNE:2025:6115