RBMNE 230725 verzoek tot dooronderhandelen leent zich niet voor deelgeschil; niet onredelijk of onaanvaardbaar dat verzekeraar onderhandelingen heeft afgebroken
- Meer over dit onderwerp:
RBMNE 230725 verzoek tot dooronderhandelen leent zich niet voor deelgeschil; niet onredelijk of onaanvaardbaar dat verzekeraar onderhandelingen heeft afgebroken;
- kosten gevorderd € 10.681,28, niet begroot; deelgeschil volstrekt onnodig of onterecht ingediend
2 De kern van de zaak
2.1.
Op 31 december 2020 is [verzoeker] als bestuurder van een scooter aangereden door een automobilist die rechtsaf wilde slaan. De automobilist was verzekerd bij ASR. ASR heeft aansprakelijkheid erkend en partijen hebben onderhandeld over de schadevergoeding. ASR heeft ook voorschotten betaald. Op 3 januari 2023 heeft ASR de onderhandelingen afgebroken. [verzoeker] verzoekt nu te bepalen dat ASR de onderhandelingen hervat en dat ASR een aanvullend voorschot van € 35.000, de buitengerechtelijke kosten en de kosten van deze procedure betaalt. De rechtbank wijst de verzoeken van [verzoeker] af.
3 De beoordeling
waar gaat deze zaak over?
3.1.
[verzoeker] heeft een ongeval gehad. Hij is daardoor van zijn scooter gevallen, op zijn rechterzijde en met zijn hoofd op de grond. Daardoor heeft hij een bult op zijn hoofd gekregen. [verzoeker] stelt dat hij als gevolg van het ongeval verschillende klachten heeft, namelijk: nekklachten, klachten aan zijn rechterarm, ribben, een verhoogde bloeddruk, hartkloppingen, paniekaanvallen, slaapproblematiek, angstklachten, frozen shoulder rechts, heupklachten en knieklachten rechts en psychische klachten/PTSS.
3.2.
Volgens [verzoeker] is hij beperkt door de klachten die hij ervaart en volgt dit uit diverse beslissingen van de UWV. Zo heeft hij twee jaar lang een Ziektewetuitkering ontvangen en heeft nu een WIA-uitkering op basis van 80-100% arbeidsongeschiktheid. Door de beperkingen lijdt hij schade die bestaat uit (onder andere) medische kosten, kosten voor huishoudelijke hulp/mantelzorg, verlies van arbeidsvermogen, reiskosten, pensioenschade en smartengeld. ASR is van mening dat [verzoeker] onvoldoende onderbouwing heeft geleverd van zijn beperkingen, het causaal verband tussen de gestelde klachten en beperkingen en het ongeval, alsook voor zijn stelling dat er sprake is van schade.
het schaderegelingstraject
3.3.
Het schaderegelingstraject is stroef verlopen. Dit komt onder meer doordat [verzoeker] , voordat hij door mr. Roelandschap werd bijgestaan, is bijgestaan door drie verschillende belangenbehartigers. ASR heeft een aantal keer gevraagd om een nadere onderbouwing van het standpunt van [verzoeker] met medische en schadetechnische stukken, en daar heeft [verzoeker] (dan wel zijn belangenbehartigers) te weinig gehoor aan gegeven. Ook heeft ASR onregelmatigheden ontdekt in de verklaringen van [verzoeker] . Zo heeft [verzoeker] in oktober 2021 laten weten dat een bezoekafspraak pas vanaf eind december 2021 ingepland zou kunnen worden vanwege een vakantie in Suriname, terwijl hij verder naar voren bracht dat hij niet in staat was om zelfstandig boodschappen te doen, haren te wassen, aan en uit te kleden etc. Ook zou hij bedlegerig zijn. Op 16 augustus 2022 heeft ASR de zaak op een rij gezet en benadrukt dat bewijs van aanhoudende, vaststaande en ongevalsgerelateerde beperkingen niet was gegeven. Verder heeft ASR een aantal volgens haar opvallende zaken naar voren gebracht zoals de bijzondere constructie en samenhang tussen (de bedrijven van) een aantal behandelaren van [verzoeker] . En ook de verklaring van de werkgever van [verzoeker] dat hij ‘zijn vak als schilder nooit meer kan uitoefenen’. ASR heeft in die brief ook een voorstel gedaan ter definitieve oplossing van de zaak, namelijk door een lumpsum vergoeding van € 12.500 te betalen. Dat voorstel heeft [verzoeker] afgewezen.
3.4.
De advocaat van ASR heeft namens ASR op 3 januari 2023 een brief gestuurd aan [verzoeker] , waarin hij de zaak rondom [verzoeker] voor de tweede keer op een rij zet. Uit de brief valt af te leiden dat ASR de onderhandelingen staakt, tenzij [verzoeker] een andere visie heeft en daarvoor de noodzakelijke bewijsstukken verzameld en verstrekt. Volgens ASR is nader onderzoek niet nuttig en ‘zal in ieder geval niet leiden tot inzichten die een wezenlijke wijziging aanbrengen in de omvang van de schade.’ En ‘er is geen aanleiding tot enige aanvullende betaling, ook niet op de kosten van rechtsbijstand.’ [verzoeker] is nog een paar keer op de brief terug gekomen door te stellen dat hij ook in het buitenland bedlegerig was, dat hij een tandenborstel heeft aangeschaft omdat hij niet met links kan tandenpoetsen en dat hij bewijs van feitelijk gedane uitgaven kan aanleveren. Op 14 januari 2025 heeft ASR nog aangeboden om een huisbezoek af te leggen om de schadeposten uit de brief van 3 januari 2023 te bespreken, maar daar heeft [verzoeker] geen gebruik van gemaakt. Uiteindelijk is [verzoeker] deze deelgeschilprocedure gestart.
wat verzoekt [verzoeker] ?
3.5.
[verzoeker] verzoekt de deelgeschillenrechter om:
1. De eenzijdige afwikkeling door ASR onrechtmatig te verklaren en ASR te veroordelen/bevelen tot het hervatten van de onderhandelingen;
2. ASR te veroordelen om binnen 14 dagen een aanvullend voorschot aan [verzoeker] te betalen van € 35.000 of een in redelijk te bepalen nader voorschot, op grond van de overgelegde schadestaat met onderbouwde stukken;
3. ASR te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten exclusief kosten van het deelgeschil ad € 5.423,83;
4. De kosten van het deelgeschil te begroten en ASR te veroordelen om die kosten te voldoen, waarbij de kosten voorlopig worden begroot op € 7.886,18, en ASR te veroordelen om het door [verzoeker] verschuldigde griffierecht te betalen.
wat vindt ASR?
3.6.
ASR is van mening dat van haar niet verwacht kan worden dat zij de onderhandelingen met [verzoeker] dient te hervatten, omdat:
- het medische en schadetechnische bewijs van de gestelde letselschade ontbreekt;
- zij met een betaling van € 26.891,79 aan persoonlijke schade en kosten van rechtsbijstand de volledig aangetoonde en ongevalsgerelateerde schade heeft betaald;
- zij het hele schaderegelingstraject voortvarend heeft opgepakt, waarbij zij meerdere schaderegelaars heeft ingeschakeld, er meerdere medische adviezen zijn opgesteld, voorschotten zijn betaald en er een regelingsvoorstel is gedaan;
- een inhoudelijke reactie op haar brief van 3 januari 2023 is uitgebleven, terwijl er vanuit [verzoeker] wel werd aangedrongen op betalingen van kosten buiten rechte;
- [verzoeker] op meerdere momenten onjuiste, onvolledige en onwaarachtige verklaringen heeft afgelegd met als doel om een vergoeding te krijgen waar hij geen recht op had.
Het verzoek van [verzoeker] leent zich niet voor behandeling in deelgeschil
3.7.
De deelgeschilprocedure is bedoeld voor geschillen over letsel- en overlijdensschade, waarbij partijen in het buitengerechtelijke onderhandelingstraject stuiten op geschilpunten die de buitengerechtelijke afwikkeling belemmeren. In een deelgeschilprocedure kunnen partijen de rechter vragen om op die geschilpunten te beslissen, zodat zij vervolgens buitengerechtelijk verder kunnen onderhandelen met als doel het sluiten van een vaststellingsovereenkomst, over de hele kwestie of een deel daarvan (artikel 1019w Rv). Als een beslissing van de rechter onvoldoende kan bijdragen aan het tot stand komen van een vaststellingsovereenkomst, moet de rechter het verzoek afwijzen (artikel 1019z Rv).
3.8.
De rechtbank oordeelt dat het verzoek van [verzoeker] moet worden afgewezen. Het verzoek leent zich namelijk niet voor behandeling in een deelgeschilprocedure, omdat de beslissing niet of in onvoldoende mate kan bijdragen aan het bereiken van een vaststellingsovereenkomst. Daarvoor is van belang dat ASR en [verzoeker] , bijgestaan door verschillende gemachtigden, langere tijd met elkaar in onderhandeling zijn geweest over vergoeding van de schade van [verzoeker] . ASR heeft te kennen gegeven aan [verzoeker] dat zij het causaal verband en het bestaan van beperkingen betwist en daarom heeft zij meerdere malen gevraagd om ter onderbouwing medische informatie te verstrekken. Ook heeft ASR gevraagd om schadetechnische stukken toe te sturen, ter onderbouwing van het standpunt dat [verzoeker] schade heeft geleden. Dat heeft [verzoeker] niet of in ieder geval onvoldoende gedaan. Deze door ASR opgevraagde (en ook naar het oordeel van de rechtbank noodzakelijke) informatie ontbreekt op dit moment nog steeds. Zolang dit het geval is, en zolang er niet door een deskundige is beoordeeld of er sprake is van klachten en beperkingen die in causaal verband staan tot het ongeval, zal ASR niet met [verzoeker] verder onderhandelen over de schade(omvang). Als de rechtbank het verzoek van [verzoeker] om ASR te bevelen om met hem door te onderhandelen zou toewijzen, dan zou dat dus niet kunnen bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Het verzoek van [verzoeker] wordt daarom afgewezen.
Het verzoek tot dooronderhandelen wordt ook om inhoudelijke redenen afgewezen
3.9.
Ook om inhoudelijke redenen kan dit verzoek van [verzoeker] niet in dit deelgeschil worden toegewezen. In beginsel staat het een verzekeraar vrij om de buitengerechtelijke onderhandelingen eenzijdig af te breken, tenzij dit op grond van gerechtvaardigd vertrouwen van de andere partij of in verband met andere (bijzondere) omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn. In dit geval is het niet onredelijk of onaanvaardbaar dat ASR de onderhandelingen heeft afgebroken, en [verzoeker] mocht er ook niet op vertrouwen dat ASR de onderhandelingen zou voortzetten. ASR heeft in haar brief van 3 januari 2023 voldoende duidelijk gemaakt waarom zij van oordeel was dat het geen zin meer had om verder te onderhandelen. Het standpunt van ASR is dat er geen vastgestelde afwijkingen, beperkingen of aanwijzingen zijn voor structurele gezondheidsschade. Uit de brief blijkt ook dat ASR betwist dat [verzoeker] als gevolg van het ongeval hoofd- en/of hersenletsel heeft opgelopen omdat er geen sprake was van bewustzijnverlies, geheugenverlies, misselijkheid of braken. Ook is volgens ASR niet komen vast te staan dat het ongeval heeft geleid tot een chronisch pijnsyndroom en ook is PTSS niet vast komen te staan. Verder heeft ASR duidelijk gemaakt dat er onjuistheden en onwaarheden zitten in de verklaringen die [verzoeker] heeft afgelegd. In dit deelgeschil zijn geen (nieuwe) feiten of omstandigheden naar voren gekomen die maken dat ASR zich niet in redelijkheid op dit standpunt kan stellen. Daarnaast is er in deelgeschil in principe geen ruimte voor een bewijsopdracht (bijvoorbeeld door een deskundigenbericht) om zaken alsnog op te helderen (artikel 1019z Rv).
Afwijzing overige verzoeken
3.10.
Ook het verzoek strekkende tot een aanvullend voorschot en het verzoek strekkende tot betaling van buitengerechtelijke kosten (ad € 5.423,83) wordt afgewezen. Ten eerste kunnen ook deze verzoeken – bij de voornoemde stand van zaken – niet bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst en lenen zij zich dus op dit moment niet voor de behandeling in deelgeschil. Ten tweede is er ook inhoudelijk geen reden voor toewijzing.
3.11.
ASR heeft in totaal al € 15.824,73 aan schadevergoeding aan [verzoeker] heeft betaald. ASR meent dat zij daarmee aan haar schadevergoedingsverplichtingen heeft voldaan. [verzoeker] heeft nagelaten te onderbouwen dat hij daadwerkelijk meer schade heeft geleden door het ongeval dan dat bedrag. Hij heeft wel een voorlopige schadestaat overlegd. Daarin is opgenomen dat er sprake is van verlies aan verdiencapaciteit van € 25.367,82 en van immateriële schade (voorschot op het smartengeld) van € 8.500, maar dat [verzoeker] volledig arbeidsongeschikt is en verlies aan verdiencapaciteit heeft door het ongeval, is niet voldoende onderbouwd. Er zijn kortom onvoldoende objectieve gegevens om te concluderen dat de schadeomvang dermate is, dat [verzoeker] nu aanspraak kan maken op een voorschot.
3.12.
ASR heeft al een bedrag van € 11.067,06 aan buitengerechtelijke kosten vergoed. Gelet op wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen, heeft ASR op dit moment voldaan aan haar verplichting om de redelijke kosten van rechtsbijstand te vergoeden. [verzoeker] heeft daarnaast ook niet voldoende onderbouwd dat ASR nog een aanvullend voorschot van € 5.423,83 zou moeten betalen.
De begroting van de kosten van het deelgeschil wordt afgewezen
3.13.
[verzoeker] verzoekt, zo blijkt uit de pleitnota die zijn advocaat heeft voorgedragen tijdens de zitting, de kosten voor dit deelgeschil te begroten op € 10.681,28. Dit verzoek wordt afgewezen.
3.14.
In een deelgeschil moet de rechter de kosten van de procedure begroten, ook als het verzoek wordt afgewezen (artikel 1019aa lid 1 Rv). Hoe de kosten moeten worden begroot is geregeld in artikel 6:96 lid 2 BW. Daaruit volgt dat de deelgeschillenrechter bij het begroten van de kosten de ‘dubbele redelijkheidstoets’ moet gebruiken: zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. Dat betekent dat als een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen. Dat is in deze zaak het geval.
3.15.
De voorgaande inhoudelijke beoordeling van de verzoeken lag naar het oordeel van de deelgeschillenrechter zo voor de hand, dat het indienen van het verzoek als volstrekt onterecht moet worden aangemerkt. Daarbij is met name van belang dat [verzoeker] wist dat zonder nadere stukken ter onderbouwing van de klachten en beperkingen en het causaal verband tussen het ongeval en de klachten en beperkingen, ASR niet bereid is verder te onderhandelen en een nader voorschot te verstrekken. Het had [verzoeker] duidelijk moeten zijn dat bij deze stand van zaken, dus zonder de nadere onderbouwing, zijn verzoeken zich niet zouden lenen voor een deelgeschil. Het enkele feit dat [verzoeker] in deze procedure voor de derde keer een andere gemachtigde heeft, die niet eerder in de onderhandelingen betrokken was en de onderhandelingen nu wel vlot zou kunnen trekken, maakt dit niet anders. Het instellen van een deelgeschilprocedure was op dit moment niet de aangewezen procedure. [verzoeker] had de rechtbank beter kunnen verzoeken een deskundige te benoemen, zodat er (mogelijk) duidelijkheid kan komen over de vraag of er sprake is van klachten beperkingen en of die het gevolg zijn van het ongeval. Ook de advocaat van [verzoeker] zelf benadrukt dat het starten van expertises de eerste vervolgstap zou moeten zijn. Maar [verzoeker] is in plaats daarvan een deelgeschilprocedure begonnen en dat was volstrekt onnodig en onterecht. De deelgeschillenrechter zal de kosten van de deelgeschilprocedure daarom niet begroten. ECLI:NL:RBMNE:2025:3852