HR 100611 wettelijke renteberekening gebaseerd op recht van voor 1992
- Meer over dit onderwerp:
HR 100611 wettelijke renteberekening gebaseerd op recht van voor 1992
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Op 23 november 1991 is de auto waarin [verweerster] als passagier was gezeten, van achteren aangereden door een auto die werd bestuurd door [eiser].
(ii) De aansprakelijkheidsverzekeraar van [eiser] heeft de aansprakelijkheid ten gevolge van de aanrijding erkend.
3.2 [Verweerster] heeft bij exploot van 26 augustus 1998 de veroordeling gevorderd van [eiser] tot vergoeding van de door haar als gevolg van het ongeval geleden schade, waaronder inkomensschade, alsmede van de door haar gemaakte buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank heeft de vordering grotendeels toegewezen; zij heeft echter de vordering ter zake van de buitengerechtelijke kosten afgewezen.
[Eiser] heeft hoger beroep ingesteld en [verweerster] heeft incidenteel geappelleerd. In cassatie is slechts van belang het incidenteel hoger beroep tegen de afwijzing van de vordering ter zake van de buitengerechtelijke kosten. Het hof heeft deze kosten alsnog toegewezen tot een bedrag van € 11.595,08 (ƒ 25.552,20), te vermeerderen met de wettelijke rente "ex artikel 6:119 BW" vanaf 2 februari 1992.
3.3 Onderdeel 1 van het middel, dat met het hof ervan uitgaat dat de wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten verschuldigd is met ingang van 2 februari 1992, komt op tegen het oordeel van het hof dat die rente verschuldigd is "ex artikel 6:119 BW".
Uit art. 173 Overgangswet Nieuw BW volgt dat wanneer sprake is van een onrechtmatige daad waarvan de schadelijke gevolgen zich na 1 januari 1992 hebben voortgezet, het oude recht op deze later ingetreden schade(lijke gevolgen) van toepassing blijft. Bij de gevorderde buitengerechtelijke kosten gaat het om schade die voortspruit uit dezelfde gebeurtenis als eerdere door de benadeelde geleden schade zoals de door [verweerster] geleden inkomensschade. Nu op deze laatstbedoelde schade het oude recht van toepassing is, geldt dit ook voor de buitengerechtelijke kosten en de daarover verschuldigde wettelijke rente. Het feit dat de buitengerechtelijke kosten volgens de vaststelling van het hof pas zijn gemaakt vanaf 2 februari 1992 en derhalve na inwerkingtreding van het huidige recht, brengt niet mee dat op deze kosten en de daarover verschuldigde wettelijke rente het huidige recht van toepassing is (vgl. HR 24 oktober 1997, LJN ZC2465, NJ 1998/490).
Het oordeel van het hof geeft derhalve blijk van een onjuiste rechtsopvatting, zodat de klacht slaagt. Het eindarrest van het hof kan niet in stand blijven voor zover daarin is bepaald dat de wettelijke rente verschuldigd is "ex artikel 6:119 BW".
3.4 Onderdeel 2 van het middel behoeft geen behandeling nu dit is voorgesteld voor het, zich niet voordoende, geval dat het hof heeft geoordeeld dat de wettelijke rente voor alle schadeposten wordt beheerst door het huidige recht.
3.5 De Hoge Raad kan zelf de zaak afdoen door het eindarrest in zoverre te vernietigen en te bepalen dat de wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten moet worden berekend naar het recht zoals dat gold vóór inwerkingtreding van art. 6:119 BW, zulks met ingang van 2 februari 1992. LJN BP9867