Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Arnhem 210911 wettelijke rente na ongeval in 1989; enkel de al opeisbare schade wordt door een aanzegging rentedragend.

Rb Arnhem 210911 wettelijke rente na ongeval in 1989; enkel de al opeisbare schade wordt door een aanzegging rentedragend.

oud recht van toepassing
R. Rente 

2.43.  [eiser] vordert vergoeding van de wettelijke rente die volgens hem na de aanzegging bij brief van 8 september 1989 is verschuldigd over alle schade, ongeacht of die toen al was of kon worden begroot. Hij acht het onwerkbaar als ten aanzien van de periodiek verschijnende schade steeds na afloop van die periode zou (hebben) moeten worden aangemaand. Waar het om gaat is dat Interpolis door genoemde brief heeft begrepen dat aanspraak werd gemaakt op betaling van alle geleden en nog te lijden schade. Interpolis wijst daarentegen op jurisprudentie, waaruit volgt dat op de schadeafwikkeling naar aanleiding van schadeveroorzakende gebeurtenissen van vóór de inwerkingtreding van het nieuw Burgerlijk Wetboek op 1 januari 1992 het oude recht van toepassing is. Daarbij is niet van belang of de schade ná die datum pas is ontstaan, aldus Interpolis. Zij meent dat ingevolge het hier toepasselijke art. 1286 lid 3 oud BW per periode begrote schade steeds na het verschijnen ervan de wettelijke rente opnieuw had moeten worden aangezegd en dat de te kapitaliseren, toekomstige periodieke schade tegen de kapitalisatiedatum rentedragend wordt, door de aanmaning van 8 september 1989. 

2.44.  Uit art. 173 Overgangswet Nieuw BW volgt dat wanneer sprake is van een onrechtmatige daad waarvan de schadelijke gevolgen zich na 1 januari 1992 hebben voortgezet, het oude recht op deze later ingetreden schade(lijke gevolgen) van toepassing blijft. Dit geldt ook voor de daarover verschuldigde wettelijke rente (HR 10 juni 2011, NJ 2011, 271). De ratio van het vereiste van artikel 1286 lid 3 (oud) BW dat de wettelijke rente moet zijn aangezegd, is het op de hoogte brengen van de schuldenaar dat over de door hem verschuldigde bedragen ter zake van de geleden schade rente wordt berekend, teneinde te voorkomen dat hij door die rentevordering achteraf wordt verrast. Het antwoord op de vraag wanneer een vordering rentedragend wordt naar het vóór 1 januari 1992 geldende recht, is in belangrijke mate afhankelijk van de wijze waarop de schade door de rechter wordt begroot, omdat de wijze van begroting bepaalt op welk tijdstip de desbetreffende schade geacht moet worden te zijn geleden. Indien de schade begroot is op een gekapitaliseerd bedrag ineens ter zake van toekomstige schade, moet deze schade geacht worden te zijn geleden op de bij deze kapitalisering tot uitgangspunt genomen peildatum. Ook indien de rechter de schade begroot met als peildatum een later moment dan de dag van het ongeval, wordt de vordering na haar opeisbaarheid rentedragend door de in artikel 1286 lid 3 (oud) BW bedoelde aanmaning, ongeacht of deze is uitgebracht voor de datum waartegen de rechter de schade kapitaliseert, of daarna. Indien de rechter de schade evenwel begroot op concrete bedragen die periodiek opeisbaar worden, zal telkens na het opeisbaar worden daarvan opnieuw moeten worden aangemaand. De rechter heeft bij het begroten van schade de vrijheid om de geleden en te lijden schade te kapitaliseren in een bedrag ineens naar een peildatum die geruime tijd voor zijn uitspraak ligt. Ook bij een dergelijke wijze van begroting blijft evenwel uitgangspunt dat zoveel als redelijkerwijs mogelijk is de werkelijk geleden en te lijden schade behoort te worden begroot (HR 11 juli 2003, NJ 2003, 603; HR 17 oktober 1997, NJ 1998, 508). 

2.45.  Uit het voorgaande volgt dat het standpunt van Interpolis juist is. Art. 1286 lid 3 oud BW luidt: “De wettelijke interessen worden, behoudens bijzondere wettelijke voorschriften, berekend van de dag dat zij in rechte worden gevorderd, tenzij de schuldenaar na het opeisbaar worden van de vordering schriftelijk tot betaling is aangemaand met de mededeling dat de schuldeiser in geval van verdere vertraging aanspraak maakt op vergoeding van interessen. In het laatste geval worden de wettelijke interessen berekend van de dag waartegen de schuldenaar is aangemaand.”. Tussen de partijen is niet in geschil dat op 8 september 1989 een aanmaning ter zake van de wettelijke rente is gedaan die voldoet aan de daaraan door art. 1286 lid 3 oud BW gestelde eisen. De aanzegging is gedaan tegen 18 september 1989. Op zichzelf is ook juist dat Interpolis op grond van die brief erop bedacht moest zijn dat [eiser] vanaf die datum aanspraak wilde maken op rente. Gelet op het destijds geldende, wettelijke systeem is daarmee echter niet gegeven dat de wettelijke rente over alle door [eiser] geleden en te lijden schade vanaf die dag verschuldigd is geraakt. Niet alleen moet daarvoor de schadevordering ingevolge genoemde wetsbepaling opeisbaar zijn, ook moet na het opeisbaar worden van de vordering de rente zijn aangezegd (of een rechtsvordering zijn ingesteld). Met andere woorden: enkel de al opeisbare schade (dus de al geleden schade) wordt door een aanzegging rentedragend. Voor zover de vordering ziet op periodiek intredende schade die door de rechter wordt begroot op een gekapitaliseerd bedrag ineens, volgt uit de aangehaalde jurisprudentie dat de wettelijke rente over deze schade verschuldigd is vanaf de kapitalisatiedatum, aangezien deze schade geacht wordt op die peildatum te zijn geleden en derhalve vanaf dat moment geldt als opeisbaar. 

2.46.  In concreto betekent dit alles dat voor zover het gaat om vóór 1 januari 2012 reeds (al dan niet periodiek) verschenen, concreet te begroten schade, de wettelijke rente verschuldigd is over de vóór 18 september 1989 verschenen (opeisbare) schade. Dat betreft in elk geval het smartengeld, de schade aan auto en kleding en de voordien gemaakte kosten van ziekenhuisopname en -bezoek en dergelijke. Naar billijkheid worden deze twee laatstgenoemde schadeposten begroot op in totaal € 4.537,80 (uitgaande van prod. 10 bij de laatste akte van [eiser]). Over de nadien - in de periode tot aan de dag van dagvaarding (al dan niet periodiek) geleden schade die concreet begroot wordt, geldt als ingangsdatum van de wettelijke rente 15 november 2004 (de dag van dagvaarding), bij gebreke van eerdere renteaanzeggingen ten aanzien van die schade. De na 15 november 2004 verschenen schade die concreet is begroot, wordt steeds vanaf het moment dat die schade is ontstaan rentedragend. De te kapitaliseren schade is rentedragend vanaf 1 januari 2012. Met inachtneming van het voorgaande zal de door Interpolis over de schade verschuldigde, (naar oud recht: enkelvoudige) wettelijke rente moeten worden berekend. LJN BT7190