Rb Middelburg 120907 uitgangspunten wettelijke rente; datum van opeisbaarheid vordering
- Meer over dit onderwerp:
Rb Middelburg 120907 uitgangspunten wettelijke rente; datum van opeisbaarheid vordering
2.15. Van de gevorderde wettelijke rente stelt de rechtbank vast dat deze eerst kan ingaan wanneer de vordering opeisbaar; nu het gaat om een vordering op grond van onrechtmatige daad zal vanaf dat moment ook sprake zijn geweest van verzuim aan de kant van Stad Rotterdam. De vordering ter zake van het smartengeld (abstract vastgesteld) is opeisbaar vanaf het moment van intreden van de schade, derhalve het ongeval (op 3 juni 1994), de onder 2.11 genoemde overige kosten zijn opeisbaar vanaf de respectievelijke factuurdata en de posten verlies aan verdienvermogen en huishoudelijke hulp zijn voor zover die schade feitelijk is ingetreden vóór het moment van de ten behoeve van de vordering gemaakte kapitalisatie, zoals dat in het bij de dagvaarding gevoegd rapport berekening heeft plaatsgevonden (derhalve: vóór 1 april 1999) opeisbaar vanaf het moment dat die schade feitelijk was geleden, terwijl zij voor zover zij betrekking hebben op de toekomstige schade, dat wil zeggen te lijden na genoemde kapitalisatiedatum, opeisbaar zijn vanaf genoemde 1 april 1999. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen met deze uitgangspunten (en rekening houden met de diverse door Stad Rotterdam al betaalde voorschotten) de wettelijke rente zelf zullen berekenen en dat een aanhouding van de zaak daarvoor niet nodig is.
LJN BB6866
2.15. Van de gevorderde wettelijke rente stelt de rechtbank vast dat deze eerst kan ingaan wanneer de vordering opeisbaar; nu het gaat om een vordering op grond van onrechtmatige daad zal vanaf dat moment ook sprake zijn geweest van verzuim aan de kant van Stad Rotterdam. De vordering ter zake van het smartengeld (abstract vastgesteld) is opeisbaar vanaf het moment van intreden van de schade, derhalve het ongeval (op 3 juni 1994), de onder 2.11 genoemde overige kosten zijn opeisbaar vanaf de respectievelijke factuurdata en de posten verlies aan verdienvermogen en huishoudelijke hulp zijn voor zover die schade feitelijk is ingetreden vóór het moment van de ten behoeve van de vordering gemaakte kapitalisatie, zoals dat in het bij de dagvaarding gevoegd rapport berekening heeft plaatsgevonden (derhalve: vóór 1 april 1999) opeisbaar vanaf het moment dat die schade feitelijk was geleden, terwijl zij voor zover zij betrekking hebben op de toekomstige schade, dat wil zeggen te lijden na genoemde kapitalisatiedatum, opeisbaar zijn vanaf genoemde 1 april 1999. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen met deze uitgangspunten (en rekening houden met de diverse door Stad Rotterdam al betaalde voorschotten) de wettelijke rente zelf zullen berekenen en dat een aanhouding van de zaak daarvoor niet nodig is.
LJN BB6866