Overslaan en naar de inhoud gaan

RBDHA 191118 wrakingsverzoek, o.m. vanwege suggestie dat advocaat zonder medeweten clienten optrad; niet ontvankelijk vanwege te late indiening

RBDHA 191118 wrakingsverzoek, o.m. vanwege suggestie dat advocaat zonder medeweten clienten optrad; niet ontvankelijk vanwege te late indiening 

in de zaak van

[verzoekster] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
gemachtigde mr. M. Yavuzyiğitoğlu, advocaat te Rotterdam,

strekkende tot de wraking van

mr. J.L.M. Luiten,
kantonrechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de kantonrechter.
Belanghebbende in deze procedure:
de naamloze vennootschap Klaverblad Schadeverzekeringsmaatschappij N.V.,
gemachtigde: [gemachtigde] .

De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 25 september 2018, ingekomen bij de griffie op 26 september 2018;
- de schriftelijke reactie met bijlage van de kantonrechter van 30 oktober 2018;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van de zaak ter zitting van 18 september 2018.

1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- namens verzoekster, haar raadsman mr. Yavuzyiğitoğlu, advocaat bij Elfi Letselschade Advocaat B.V.te Rotterdam;
- namens de belanghebbende, gemachtigde: [gemachtigde] .

De kantonrechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de kantonrechter in de zaak met nummer 6852378 RL EXPL 18-8529 tussen verzoekster en belanghebbende.

Op 18 september 2018 heeft er een mondelinge behandeling plaatsgevonden van een deelgeschil in het kader van een letselschadezaak, waarbij verzoekster niet aanwezig was, maar wel haar gemachtigde mr. Yavuzyiğitoğlu is verschenen. Uit het van de mondelinge behandeling opgemaakte proces-verbaal blijkt het volgende. Op een vraag van de kantonrechter heeft mr. Yavuzyiğitoğlu toegelicht dat zijn cliënte op het laatste moment verhinderd bleek om de zitting bij te wonen. Nadat de zaak inhoudelijk was besproken, heeft de kantonrechter zijn voorlopig oordeel gegeven en partijen de gelegenheid geboden om een minnelijke regeling te beproeven. Bij terugkomst bleek dat partijen er niet waren uitgekomen. Mr. Yavuzyiğitoğlu heeft op een vraag van de kantonrechter medegedeeld dat hij op de gang niet had gesproken met zijn cliënte, maar met zijn kantoorgenoot mr. O. Emre. De kantonrechter heeft daarop aan mr. Yavuzyiğitoğlu te verstaan gegeven dat hij deze gang van zaken niet juist vond en dat hij van een volgende constatering dat een cliënt van Elfi niet naar behoren bij een procedure wordt betrokken, melding zal maken aan de president van de rechtbank, opdat die dit met de deken zal bespreken. Ten slotte heeft de kantonrechter de comparitie van partijen gesloten en de zaak verwezen naar de rol van 6 november 2018 voor vonnis.

2.2.
Verzoeker voert blijkens het schriftelijke verzoek het volgende aan.

Volgens verzoekster heeft de kantonrechter tijdens de behandeling van het deelgeschil met vooringenomenheid gehandeld jegens het kantoor van mr. Yavuzyiğitoğlu. De kantonrechter heeft voordat partijen zouden onderhandelen op de gang al medegedeeld dat de vordering van verzoekster zou worden afgewezen, wat haar onderhandelingspositie ernstig heeft benadeeld en in strijd is met de beginselen van een behoorlijk proces.

Daarnaast heeft de kantonrechter bij aanvang van de zitting de mededeling van mr. Yavuzyiğitoğlu dat zijn cliënt op de hoogte was van de zitting in twijfel getrokken. Daarbij heeft de kantonrechter gerefereerd aan een – overigens betwist – eerder handelen van de kantoorgenoot van mr. Yavuzyiğitoğlu, mr. Emre, in een tweetal andere procedures, waarbij hij zonder medeweten van cliënten zou hebben opgetreden.

2.3.
De kantonrechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

2.4.
Verzoekster heeft het wrakingsverzoek bij de mondelinge behandeling op 12 november 2018 bij monde van mr. Yavuzyiğitoğlu nader toegelicht. Het verweer van de kantonrechter, dat de eerdere incidenten met kantoorgenoot mr. Emre pas aan het eind van de zitting ter sprake kwam, nadat hij zijn voorlopig oordeel in het deelgeschil al had gegeven en niet al aan het begin, wordt niet (langer) betwist. Mr. Yavuzyiğitoğlu heeft toegelicht dat destijds sprake was van een miscommunicatie tussen mr. Emre en de opvolgende advocaat van de betreffende cliënt. Mr. Yavuzyiğitoğlu heeft verder bevestigd dat hij tijdens de schorsing van de behandeling op 18 september 2018 telefonisch overleg heeft gevoerd met mr. Emre. Voorafgaand aan de zitting was mr. Yavuzyiğitoğlu namelijk al door zijn cliënte – verzoekster, [verzoekster] – geïnformeerd over haar standpunt, te weten dat zij de facturen van Elfi aan [verzoekster] , de kosten die onderwerp waren van het deelgeschil, niet wilde voldoen en dat mr. mr. Yavuzyiğitoğlu maar moest doen wat nodig was om dit te voorkómen. Vanwege deze duidelijke instructie van verzoekster heeft mr. Yavuzyiğitoğlu tijdens de schorsing alleen met mr. Emre gebeld om hem te vragen of hij er mee kon instemmen om de facturen aan verzoekster te verlagen, wat overigens niet het geval was.

2.5.
[gemachtigde] heeft bij de mondelinge behandeling op 12 november 2018 namens de belanghebbende bevestigd dat de kantonrechter de incidenten met de kantoorgenoot van mr. Yavuzyiğitoğlu pas aan het eind van de zitting aan de orde heeft gesteld.

De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.

3.2.
Het verzoek moet worden gedaan zodra de omstandigheden die daarvoor aanleiding hebben gegeven zich hebben voorgedaan. Na indiening van het verzoek wordt de procedure direct geschorst. Zo wordt voorkomen dat de rechter proceshandelingen verricht gedurende een periode waarvan later wordt vastgesteld dat hij toen niet over de vereiste onpartijdigheid beschikte. Ook is beoogd onnodige vertraging van de rechtspleging te voorkomen.

3.3.
De door verzoekster aangevoerde omstandigheden zijn aan haar bekend geworden op de zitting van 18 september 2018; het verzoek is echter pas ter griffie ingekomen op 26 september 2018. Mr. Yavuzyiğitoğlu heeft tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 12 november 2018 desgevraagd toegelicht dat hij na de zitting van 18 september 2018 eerst overleg heeft gevoerd met zijn kantoorgenoot mr. Emre. Nadat mr. Emre het incident waaraan de kantonrechter tijdens de behandeling op 18 september 2018 refereerde, aan hem had toegelicht, heeft de indiening van het wrakingsverzoek als gevolg van de drukte binnen de praktijk vervolgens op zich laten wachten.

3.4.
Naar het oordeel van de wrakingskamer is een dergelijke reden geen aanleiding om de te late indiening van het verzoek aanvaardbaar te achten. Het verzoek is daarom te laat ingediend en verzoekster kan dan ook niet worden ontvangen in het verzoek. Aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek komt de wrakingskamer daarom niet toe. ECLI:NL:RBDHA:2018:13718