Hof Den Bosch 060410 coupeuselerares; kosten aangepaste kleding
- Meer over dit onderwerp:
Hof Den Bosch 060410 coupeuselerares; kosten aangepaste kleding
* kleding
4.10.1. [appellante] heeft gesteld dat zij afwijkende schoudermaten heeft, dat standaard industriële kleding niet geschikt voor haar is, dat zij haar kleding voor het ongeval zelf maakte, dat zij enkele jaren de kleding heeft gedragen die zij voor het ongeval al gemaakt had, maar dat zij thans is aangewezen op een professionele costumière. De meerkosten daarvan bedragen € 2.564,-- per jaar, berekend over een periode van 7 jaar vanaf 1 juli 2007 is dat € 17.948,--. [appellante] heeft daarvoor een berekening overgelegd - waarvan niet blijkt door wie die is opgesteld - die uitgaat van een bepaald aantal kledingstukken per jaar en een maakloon van € 75,-- per uur.
[X] heeft de vordering bestreden.
4.10.2. De rechtbank heeft overwogen dat onweersproken is dat [appellante] is aangewezen op maatkleding, dat zij voorheen al haar kleding zelf maakte, en dat zij dat nu niet meer kan. Voorts overwoog de rechtbank dat [appellante] onvoldoende heeft onderbouwd dat zij thans meer kosten heeft voor de aanschaf van materialen, dat zij voor alle kledingstukken een professionele costumière tegen € 75,-- per uur moet inhuren, en dat in redelijkheid niet viel te verwachten dat [appellante] zonder omgeval tot 1 juli 2014 al haar kleding zelf had gemaakt. De rechtbank heeft, alles overwegende, deze schadepost in redelijkheid gesteld op € 1.000,-- per jaar met een looptijd van 4 jaar, tot 1 juli 2011. Met toepassing van een contante waardefactor van 3,4 heeft de rechtbank een bedrag van € 3.400,-- toegewezen.
4.10.3. In grief 6 heeft [appellante] dit oordeel bestreden, echter zonder nadere onderbouwing en met enkele herhaling van haar standpunt. De door haar nog wel overgelegde opgave van het Nibud geeft immers geen enkel antwoord op de door de rechtbank opgeworpen vragen. Hoewel dat inmiddels mogelijk moet zijn geweest heeft [appellante] geen concrete gegevens overgelegd waaruit zou kunnen blijken hoeveel kosten zij tot aan de memorie van grieven kwijt is geweest aan het laten maken van kleding.
De grief moet op deze gronden worden verworpen.
Het hof verwerpt ook de subsidiaire vordering (petitum sub 6a) nu deze schadepost thans al, naar redelijkheid zoals de rechtbank deed, kan worden vastgesteld zodat er geen aanleiding is voor schade op te maken bij staat.
4.10.4. Het hof ziet geen aanleiding om, zoals [X] verzocht, een bedrag van € 352,-- op de door de rechtbank toegewezen post in mindering te brengen op grond dat dat bedrag wordt genoemd in het door [appellante] als prod. 15 bij memorie van grieven overgelegde overzicht van het Nibud. Het ligt niet voor de hand dat dit onderdeel van een beschikking betrekking heeft op [appellante], bij wie immers van bijstand en dieetkosten nooit sprake is geweest. Overigens had [appellante] de puzzel eenvoudig kunnen oplossen door de gehele beschikking over te leggen, zodat gissingen van de wederpartij en het hof achterwege hadden kunnen blijven. Maar belangrijker is dat de rechtbank deze schadepost niet concreet maar abstract heeft berekend, welke benadering het hof heeft overgenomen, zodat er geen aanleiding is voor aftrek van concrete posten.
LJN BM0971