Hof Arnhem-Leeuwarden 180716
- Meer over dit onderwerp:
Hof Arnhem-Leeuwarden 180716
Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2016/hof-arnhem-leeuwarden-180716
arrest
GERECHTSHOF ARNHEM·LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
Afdeling strafrecht
Parketnurnmer: 21-000644-16
Uitspraak d.d.: 18 juli 2016
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 26 januari 2016 met parketnummer 18-740061-14 in de strafzaak tegen
X,
geboren te A op XX XX 1997,
wonende te [ADRES].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 4 juli 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis, bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde en veroordeling ter zake van dit feit tot:
- jeugddetentie voor de duur van 116 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest en met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht;
- een werkstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij Y tot een bedrag van € 6.849,69, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering strekt voorts tot opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. E. van der Meer, naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak van het onder 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is, voor zover in hoger beroep van belang, ten laste gelegd dat:
1 primair:
hij op of omstreeks 16 november 2014 te Drachten, in de gemeente Smallingerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk Y van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (met kracht):
- (meermalen en/of met geschoeide voet) tegen het gezicht en/of hoofd van die Y heeft geschopt en/of getrapt, terwijl die Y op de grond lag en/of
- bovenop die Y is gaan zitten/liggen, terwijl die Y op de grond lag en/of (daarbij) (meermalen) tegen het gezicht en/of hoofd van die Y heeft geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1 subsidiair:
hij op of omstreeks 16 november 2014 te Drachten, althans te Nederland, op of aan de openbare weg, de Zuidkade. in elke geval op of aan een openbare weg en/of op een voor publiek toegankelijke plaats, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen Y, welk geweld bestond uit het:
- meermalen, althans één maal (met geschoeide voet) tegen het gezicht en/of het hoofd van die Y te schoppen/te trappen, terwijl die Y op de grond lag en/of
- bovenop die Y te gaan zitten/liggen, terwijl die Y op de grond lag en/of (daarbij) meermalen, althans éénmaal die Y tegen het gezicht en/of het hoofd, althans tegen het lichaam te slaan en/of stompen;
1 meer subsidiair:
hij op of omstreeks 16 november 2014 te Drachten, in de gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen Y heeft mishandeld door
- meermalen, althans één maal (met geschoeide voet) tegen het gezicht en/of het hoofd van die Y te schoppen/te trappen, terwijl die Y op de grond lag en/of
- bovenop die Y te gaan zitten/liggen, terwijl die Y op de grond lag en/of
(daarbij) meermalen, althans éénmaal die Y tegen het gezicht en/of het hoofd, althans tegen het lichaam te slaan en/of stompen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Opzet
Voor zover de raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde omdat het opzet niet kan worden bewezen overweegt het hof als volgt.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - zoals hier de dood - is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
Of in een concreet geval moet worden aangenomen dat sprake is van voorwaardelijk opzet zal, indien de verklaringen van de verdachte en/of bijvoorbeeld eventuele getuigenverklaringen geen inzicht geven omtrent hetgeen ten tijde van de gedraging in de verdachte is omgegaan, afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval. Daarbij zijn de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, van belang. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting volgt dat er sprake is geweest van een woordenwisseling tussen Z en Y, die is ontaard in een gevecht. Daarbij is Y op zeker moment op de grond terechtgekomen. Terwijl Y op de grond lag zat verdachtes vriend Z bovenop hem. Z heeft Y een 'hoek' op zijn kaak gegeven, waardoor Y bewusteloos is geraakt. Daarna heeft verdachte hard tegen het hoofd van Y getrapt. Van (slechts) een wegduwende trap, zoals verdachte heeft verklaard, is niet gebleken. Uit de getuigenverklaringen, die het hof betrouwbaar oordeelt, valt af te leiden dat het leek alsof verdachte een bal hard wilde wegschoppen. Het hoofd is een kwetsbaar onderdeel van het lichaam. Het op een dergelijke wijze schoppen met geschoeide voet tegen een hoofd brengt, naar de algemene ervaring leert, het aanmerkelijk risico mee dat iemand overlijdt.
De gedragingen van verdachte kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer op de dood te zijn gericht dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen is niet gebleken. Het onder 1 primair tenlastegelegde is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1 primair:
hij op 16 november 2014 te Drachten, in de gemeente Smallingerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk Y van het leven te beroven, met dat opzet met kracht:
- met geschoeide voet tegen het gezicht en/of hoofd van die Y heeft geschopt en/of getrapt, terwijl die Y op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Kwalificatie
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op: poging tot doodslag.
Strafbaarheid
Door en namens verdachte is betoogd dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat hij zou hebben gehandeld uit noodweer.
Ter onderbouwing is aangevoerd dat verdachtes vriend Z in gevecht was met Y.
Verdachte wilde Z helpen, maar was omsingeld door de groep die bij Y hoorde.
Hij heeft zich losgerukt en zag toen als enige optie het maken van een wegduwende trap in de richting van Y.
Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat het begane feit geboden was door de noodzakelijke verdediging van verdachtes of andermans lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, waaronder onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo een aanranding Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting stelt het hof vast dat Y op de grond lag, met Z bovenop hem. Tussen hen vond een gevecht plaats. Z heeft verklaard dat hij Y een 'hoek' op zijn kaak heeft gegeven. Daardoor was Y al voldoende buiten gevecht gesteld. Voor zover er al sprake zou zijn geweest van een wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte Z zich moest verdedigen, was deze derhalve op het, latere, moment waarop verdachte tegen het hoofd van Y schopte, voorbij .
Een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding waardoor verdachte zichzelf of een ander moest verdedigen is aldus niet aannemelijk is geworden. Het beroep op noodweer wordt verworpen.
Verdachte is ook strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 16 november 2014 Y een harde schop tegen zijn hoofd gegeven. Y lag op dat moment op de grond en was al buiten bewustzijn (geweest) door een klap van een medeverdachte. Verdachte gaf de schop toen de medeverdachte bovenop Y zat. Y kon hierdoor geen kant op.
Verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Y heeft ernstig letsel opgelopen én heeft enkele dagen in het ziekenhuis gelegen. Ook heeft Y psychisch nadelige gevolgen ondervonden van het handelen van verdachte. In de schriftelijke slachtofferverklaring heeft hij treffend uiteengezet welke gevolgen het handelen van verdachte heeft teweeggebracht. Het komt erop neer dat Y tot op de dag van vandaag zowel lichamelijk als geestelijk in een minder goede conditie verkeert dan voorafgaand aan het incident.
Daarnaast heeft het feit plaatsgevonden in het centrum van D, onder de ogen van het uitgaanspubliek. Dergelijke feiten plegen grote indruk te maken op omstanders en veroorzaken vaak grote maatschappelijke onrust.
Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 maart 2016 is gebleken dat verdachte niet eerder ter zake van strafbare feiten onherroepelijk tot een straf of maatregel is veroordeeld.
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen is bewezenverklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het hof oplegging van een voorwaardelijke jeugddetentie en een taakstraf bestaande uit een werkstrafvan de hierna aan te geven duur, passend en geboden.
Gezien het evaluatierapport Jeugdreclassering ITB Harde Kern en/of GBM van 30 juni 2016, waaruit blijkt dat verdachte een aantal beperkende voorwaarden in het kader van de schorsing van zijn voorlopige hechtenis met goed gevolg heeft ondergaan, bestaat er geen aanleiding om het in eerste aanleg opgelegde traject ITB Harde Kern opnieuw op te leggen.
Vordering van de benadeelde partij Y
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 6.849,69, bestaande uit € 5.000,00 immateriële en € 1.849,69 materiële schade, met daarbij de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De vordering is van de zijde van de verdediging weersproken.
De verdediging heeft aangevoerd dat de vordering primair moet worden afgewezen, subsidiair niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat behandeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafproces oplevert.
De benadeelde partij heeft het causaal verband tussen de schop en het letsel bestreden.
Er is verder aangevoerd dat er slechts één rapport van een arts is overgelegd, waarin wordt geconcludeerd dat er sprake is van enig letsel, maar dat er ook al bepaalde symptomen aan de orde waren voorafgaand aan het incident.
Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat salarisspecificaties ontbreken.
Ten aanzien van de immateriële schade:
Indien de schade een gevolg kan zijn van twee of meer gebeurtenissen voor elk waarvan een andere persoon aansprakelijk is, en vast staat dat de schade door ten minste één van deze gebeurtenissen is ontstaan, dan rust de verplichting om de schade te vergoeden op ieder van deze personen, tenzij hij bewijst dat deze niet het gevolg is van een gebeurtenis waarvoor hijzelf aansprakelijk is.
Het handelen van verdachte heeft het bewezenverklaarde letsel kunnen veroorzaken.
Derhalve is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden. De hoogte van de vordering acht het hof, gezien de gevolgen van verdachtes handelen, redelijk en billijk. De vordering ter zake van immateriële schade zal daarom worden toegewezen.
Ook het materiële deel van de vordering kan worden toegewezen nu deze het hof niet onredelijk of ongegrond voorkomt.
Ten aanzien van de post 'verlies arbeidsvermogen' is, gezien de salarisspecificatie, voldoende aannemelijk geworden dat de gevorderde schade is geleden.
De hoofdelijkheidsclausule is in de onderhavige zaak niet aan de orde aangezien voor dat onderdeel van het incident (het schoppen tegen het gezicht/hoofd) het medeplegen niet is bewezen verklaard.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 77a, 77g, 77h, 77i, 77111, 77n, 77x, 77y, 77z en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstrafvoor de duur van 150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 75 (vijfenzeventig) dagen jeugddetentie.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 116 (honderdzestien) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot 90 (negentig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren of ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich binnen veertien dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid op het adres Tesselschadestraat 2 te Leeuwarden en zich daarna gedurende een door dejeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op de door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht.
Draagt het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid, als gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij Y
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Y ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 6.849,69 (zesduizendachthonderdnegenenveertig euro en negenenzestig cent) bestaande uit € 1.849,69 (duizend achthonderdnegenenveertig euro en negenenzestig cent) materiële schade en€ 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 16 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 16 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd Y, ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 6.849,69 (zesduizend achthonderdnegenenveertig euro en negenenzestig cent) bestaande uit € 1.849,69 (duizendachthonderdnegenenveertig euro en negenenzestig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 69 (negenenzestig) dagen jeugddetentie, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 16 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 16 november 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. A. van Holten, voorzitter,
mr. W.P.M. ter Berg en mr. M.C. Fuhler, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers, griffier,
en op 18 juli 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Met dank aan mr. N.T.G. Greven, Keuning Advocaten, voor het inzenden van deze uitspraak.