Overslaan en naar de inhoud gaan

SFG 180316-2

SFG 180316-2

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2016/SFG-180316-2

Uitspraak

De civiele kamer van de Commissie van het Schadefonds Geweldsmisdrijven 

Zaaknummer :212134 

Datum uitspraak: 18 maart 2016 

De civiele kamer van de Commissie van het Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna ook te noemen: de Commissie) geeft op grond van het statuut voor de buitengerechtelijke afhandeling van civiele vorderingen tot schadevergoeding in verband met seksueel misbruik van minderjarigen in instellingen en pleeggezinnen (hierna ook te noemen: het Statuut) het volgende oordeel naar aanleiding van de aanvraag tot schadevergoeding door: 


geboren op XX-XX-1976 
wonende te A 
hierna te noemen: aanvrager 
gemachtigde: mr. T.G.M. Gersjes 

tegen: 

Stichting Y
gevestigd te B
vertegenwoordigd door de heer drs. EJ.M.R. Vijgen 
hierna te noemen: instelling 

Beslissing 

De Commissie vindt aannemelijk dat aanvrager in de periode 1983-1984 slachtoffer is geworden van seksueel misbruik in Q in B. Dit tehuis is rechtsvoorganger van de instelling. 

Aanvrager ontvangt op grond van het Statuut € 56.500,00 van de instelling. 

De Commissie heeft besloten dat aanvrager in aanmerking komt voor een tegemoetkoming op grond van categorie e ter hoogte van € 50.000,00. Er is ook substantiële vermogensschade geweest. Aanvrager ontvangt. daarvoor € 15.000.00. Daarnaast ontvangt aanvrager€ 1.500,00 voor de kosten voor rechtsbijstand. 

Aanvrager heeft vanuit de Tijdelijke regeling al € 10.000,00 ontvangen voor het misbruik. 
Daarom is dit bedrag op de tegemoetkoming in mindering gebracht. 

Het oordeel van de Commissie is bindend voor partijen en is niet vatbaar voor enige vorm van bezwaar of beroep. 

1. Verloop van de procedure 

Aanvrager heeft in januari 2015 een aanvraag ingediend voor de Tijdelijke regeling. Na de beslissing voor de Tijdelijke regeling, heeft aanvrager ook een aanvraag ingediend voor het Statuut. 

Het dossier is op 21 juli 2015 doorgestuurd naar de instelling. De Commissie ontving op 16 september 2015 de schriftelijke reactie van de instelling. 

Aanvrager en de instelling zijn 10 december 2015 gehoord door de Commissie. 
Aanvrager werd vergezeld door zijn advocaat mr. T.G.M. Gersjee. Namens de instelling is verschenen Z (clusterletder verblijf). 

Op 18 maart 2016 heeft de Commissie de aanvraag behandeld in de raadkamer. 

2. 
De aanvraag 

Aanvrager geeft aan dat hij In 1983 samen met zijn jongere broer en zus geplaatst werd in Q. Een leidinggevende kwam regelmatig 's avonds naar de kamer van aanvrager en zijn broertje. Aanvrager werd gedwongen om beschuldigde oraal en manueel te bevredigen waarbij beschuldigde ejaculeerde. Dit misbruik vond ook plaats in de douche waarbij beschuldigde seksueel getinte uitspraken deed. Aanvrager was er getuige van dat zijn broer op dezelfde wijze seksueel misbruikt werd door beschuldigde. 

3. Reactie instelling 

De instelling geeft aan dat zij in de archieven niets heeft gevonden over het verblijf van aanvrager bij het tehuis. De instelling heeft ook niets gevonden over de door aanvrager genoemde beschuldigde. 

4. Beoordeling (steun)bewijs 

De Commissie vindt voldoende aannemelijk dat aanvrager in de periode 1983-1984 verbleef in Q. Dit tehuis is rechtsvoorganger van de instelling. 

De Commissie vindt ook voldoende aannemelijk dat aanvrager tijdens zijn verblijf bij de instelling misbruikt is door een medewerker van het tehuis. 

De Commissie baseert zich bij deze beoordeling, onder andere, op de beschikkingen van de rechtbank Roermond, medische informatie, een verklaring van de zus van aanvrager, en de soortgelijke aanvraag van de broer van aanvrager. 
De schriftelijke reactie van de instelling en hetgeen op de hoorzitting naar voren is gekomen neemt de Commissie ook mee in de beoordeling. 

5. Tegemoetkomingscategorie 

Op basis van het Statuut kan naar billijkheid een tegemoetkoming in de schade, die ontstaan is door seksueel misbruik, toegekend worden. De tegemoetkoming heeft het karakter van smartengeld, met als doel de erkenning van het gepleegde seksueel mlsbruik. Het is bedoeld om een materiële vergoeding te bieden ter verzachting van het psychische leed, de pijn, het verdriet en de gederfde levensvreugde. Daarnaast is het toegekende bedrag bedoeld als een tegemoetkoming voor onkosten die het gevolg zijn geweest van het misbruik. 

De Commissie is van oordeel dat er sprake is van een uitzonderlijk en extreem geval van seksueel misbruik dat overeenkomt met categorie e van artikel 6 lid 1 van het Statuut. 
De Commissie kent hiervoor € 50.000,00 toe. 

De Commissie komt tot dit oordeel op grond van de volgende omstandigheden. 
Aanvrager is ongeveer 2 jaar lang seksueel misbruikt in het tehuis door beschuldigde. Het misbruik bestond uit oraal binnendringen met het geslachtsdeel en manuele bevrediging. 

Vermogensschade 

Volgens artikel 6 lid 1 onder f van het Statuut kan in gevallen bedoeld in categorieën c, d en e waarin de vermogensschade van een aanvrager door het seksueel. misbruik substantieel is en het causaal verband tussen het seksueel misbruik en die schade voldoende aannemelijk is een bedrag worden toegekend. 
De Commissie kent aanvrager € 15.000,00 toe voor vermogensschade. Hieronder Iicht de Commissie dit toe. 

Uit de door aanvrager toegestuurde stukken blijkt dat hij in 2009 een WW-uitkering ontving. De twee jaar daarna heeft aanvrager verschillende kortere banen gehad. Vanaf 2011 ontving aanvrager een ziektewet uitkering. Vanaf 2013 ontvangt aanvrager een WIA-uitkering. In het begin is aanvrager uitgevallen met locomotorische klachten. Later zijn daar psychische klachten bijgekomen. 
Uit het dossier blijkt ook dat het misbruik niet de enige oorzaak is voor de psychische problemen van aanvrager. Recente gebeurtenissen, en ander misbruik, in zijn jeugd, hebben ook een nadelige invloed gehad op de psychische gesteldheid van aanvrager. 
Daarom is het voor de Commissie niet mogelijk om te beoordelen op 'welke wijze aanvrager op de arbeidsmarkt gefunctioneerd zou hebben, en welke inkomenspositie hij zou hebben gehad, als hij geen slachtoffer zou zijn geweest van het seksueel misbruik in het tehuis. 
De Commissie kan dus niet precies beoordelen of, en in welke mate, er bij aanvrager sprake is geweest van, inkomstenverlies als gevolg van het misbruik in het tehuis. De Commissie vindt het wel aannemelijk dat er bij aanvrager enige vermogensschade is ontstaan als gevolg van het seksueel misbruik in het tehuis. Daarom stelt de Commissie in redelijkheid een bedrag vast. Hierbij houdt de Commissie er rekening mee dat er ook andere oorzaken zijn voor het inkomstenverlies. De Commissie vindt € 15.000,00 passend voor de situatie van aanvrager. 

6. Kosten voor rechtsbijstand 

Aanvrager heeft ten behoeve van de hoorzitting een advocaat ingeschakeld. Op grond van artikel van het Statuut kan aanvrager daar een tegemoetkoming voor krijgen. Gelet op de zwaarte en omvang van de aanvraag. en het feit dat de advocaat aanwezig was bij de hoorzitting, stelt de Commissie € 1.500,00 vast als tegemoetkoming in de kosten voor rechtsbijstand. 

7. Verrekening 

Aanvrager heeft vanuit de Tijdelijke regeling al € 10.000,00 ontvangen voor het misbruik in het tehuis. Dit bedrag wordt verrekend met de tegemoetkoming die aanvrager van de instelling ontvangt. Het bedrag dat het Schadefonds Geweldsmisdrijven vanuit de Tijdelijke regeling aan aanvrager heeft betaald, dient door de instelling aan het Schadefonds terugbetaald te worden. 

8. Betaling 

De Commissie draagt de instelling op het bedrag van € 56.500,00 te betalen aan aanvrager. Dit bedrag wordt binnen 30 dagen na ontvangst van de uitspraak van de Commissie door de instelling betaald. 

De tegemoetkoming wordt betaald zonder dat van aanvrager finale kwijting met betrekking tot het seksueel misbruik wordt verlangd. Dit betekent dat het voor aanvrager mogelijk blijft om de instelling in de toekomst aansprakelijk te stellen.

De uitspraak is gedaan door de civiele kamer van de Commissie en is ondertekend door de voorzitter.

Met dank aan mr. T. Gersjes, Gersjes Advocaten, voor het inzenden van deze uitspraak.