RBNHO 260718
- Meer over dit onderwerp:
citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2018/rbnho-260718
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rekestnummer: C/I5/270600 / HA RK 18-36
Beschikking van 26 juli 2018
in de zaak van
[ verzoekster ],
wonende te [ woonplaats ],
verzoekster,
advocaat mr. A.R. van Dolder te Heerhugowaard,
tegen
de onderlinge waarborgmaatschappij
CENTRAMED B.A.,
gevestigd te Zoetermeer,
verweerster,
advocaat mr. O.L. Nunes te Utrecht.
1.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 14 februari 2018 met acht producties
- het verweerschrift met drie bijlagen
- de brief van 11 juni 2018 van de zijde van [ verzoekster ].
- de mondelinge behandeling op 12 juni 2018 waar zijn verschenen: [ verzoekster ], bijgestaan door mr. Van Dolder voornoemd; namens Centrarned mevrouw M.L. Faasen, personenschadespecialist/schadebehandelaar, bijgestaan door mr. Nunes voornoemd. Aan beide zijden is een belangstellende aanwezig.
- tot de processtukken behoren ook de pleitnotities van beide raadslieden.
2.
De feiten
2.1.
[ verzoekster ] is op 1 september 2014 in het Spaarne Ziekenhuis geopereerd aan haar rechtervoet en op 29 september 2014 aan haar linkervoet. Aan beide voeten was een hallux valgus (standafwijking van de grote teen) geconstateerd.
2.2.
Na beide operaties is zij onder controle gebleven bij de polikliniek orthopedie van het Spaarne Ziekenhuis. [ verzoekster ] is op 15 september 2014, op 5 december 2014 en 30 januari 2015 ter controle gezien op de polikliniek. [ verzoekster ] bleef last houden van haar linkervoet. Rechts ging het goed. Het röntgenonderzoek van 30 januari 2015 van de rechtervoet toonden consolidatie van de osteotomieë, waarbij een geringe revalgisatie van de hallux zichtbaar was, de foto's van de linkervoet consolidatie van de osteomtomieën (zowel van de MTP 1 als van de basisfalanx) met enige revalgisatie van de hallux. Gezien de artrose van het MTP 1 gewricht werd langdurig hardlopen ontraden.
2.3.
Omdat het herstel na zes maanden uitbleef en [ verzoekster ] pijnklachten bleef houden en nauwelijks kon lopen is zij voor een second opinion naar de Sint Maartenskliniek te Woerden gegaan. Orthopedisch chirurg dr. A heeft [ verzoekster ] daar op 10 april 2015 gezien en concludeerde dat een hersteloperatie nodig was, Omdat deze operatie voor haar te complex was heeft zij [ verzoekster ] verwezen naar orthopedisch chirurg dr. B, verbonden aan de Bergman Clinics voor Bewegingszorg te Naarden.
2.4.
Op 2 juni 2015 is [ verzoekster ] door B gezien en werden röntgenfoto's gemaakt.
Zijn diagnose was: "symptomatische hallux valgus bdz ( ... ) "Op 25 juni 2015 heeft de tweede operatie aan beide voeten plaatsgevonden. Na deze operatie verliep het herstel voorspoedig en kon [ verzoekster ] binnen twee maanden zonder krukken lopen.
2.5.
In verband met blijvende klachten aan haar linkervoet is in augustus 2016 de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 29,74%.
2.6.
Bij briefvan 25 februari 2016 heeft [ verzoekster ] het Spaarne Ziekenhuis aansprakelijk gesteld voor de schade ten gevolge van de operaties. Het Spaarne Ziekenhuis heeft de aansprakelijkheid afgewezen.
2.7.
Na een bespreking op 19 juni 2017 met een letselschade-expert van Centramed bij [ verzoekster ] thuis, heeft Centramed bij brief van 24 juli 2017 aangegeven geen reden te zien voor de door [ verzoekster ] gewenste medische expertise.
3.
Het geschil
3.1.
[ verzoekster ] verzoekt de rechtbank Centramed te gelasten om mee te werken aan een onafhankelijk deskundigenonderzoek op kosten van Centramed, althans een redelijke kostenverdeling te gelasten, onder vaststelling dat de kosten van deze procedure voor vergoeding in aanmerking komen op de voet van artikel 6:96 BW.
3.2.
Centramed voert gemotiveerd verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal de rechtbank voor zover relevant hierna ingaan.
4.
De beoordeling
4.1.
Centramed heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het verzoek zich niet leent voor een deelgeschilprocedure omdat dit niet-ontvankelijk is. [ verzoekster ] heeft nagelaten om, zoals artikel 7:964 lid 6 BW voorschrijft, de verzekerde - het Spaarne Ziekenhuis - in deze procedure op te roepen. Omdat het een kwestie van medische aansprakelijkheid betreft, waarbij het ziekenhuis direct betrokken is en moet worden, is het ziekenhuis door niet opgeroepen te zijn in haar belangen geschaad. [ verzoekster ] had ermee bekend kunnen en moeten zijn dat zij gehouden was het ziekenhuis in de procedure op te roepen, zodat het verzoek van [ verzoekster ] wegens strijd met artikel 7:954 lid 6 BW en met de goede procesorde niet- ontvankelijk is.
4.2.
Bij brief van 11 juni 20 18 heeft [ verzoekster ] meegedeeld dat zij het Spaarne Ziekenhuis alsnog bij brief van 6 juni 2018 heeft opgeroepen bij de zitting te verschijnen. Daarnaast heeft zij zich op het standpunt gesteld dat het ziekenhuis in dit geding niet hoeft te worden opgeroepen omdat zij van Centramed geen schadevergoeding vordert. Verder merkt [ verzoekster ] op dat bij toewijzing van haar verzoek de belangen van verzekerde niet worden geschaad.
4.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van het bepaalde in artikel 7:954, lid 6, BW is een benadeelde die ter zake van zijn schade door dood of letsel een rechtsvordering instelt tegen de verzekeraar daartoe slechts bevoegd indien hij ervoor zorg draagt dat de verzekerde tijdig in het geding wordt opgeroepen. Dit lijdt slechts uitzondering in het geval zoals bedoeld in lid 2 van voornoemd artikel.
Artikel 1019w, lid 3, Rv luidt als volgt:
"Een verzoek als bedoeld in het eerste lid kan ook worden gedaan in het geval dat een benadeelde ingevolge artikel 954 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel uit hoofde van een aan hem door de wet toegekendeigen recht op schadevergoeding, betaling van een verzekeraar verlangt."
Uit de memorie van toelichting bij de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade blijkt dat een benadeelde, indien hij ingevolge artikel 7:954 BW rechtstreeks betaling verlangt, op grond van het zesde lid van die bepaling ook in een deelgeschilprocedure ervoor dient te zorgen dat de verzekerde tijdig in de procedure wordt geroepen.
4.4.
De rechtbank stelt voorop dat de uitzondering van lid 2 van artikel 7:954 zich hier niet voordoet. Vast staat dat [ verzoekster ] heeft nagelaten het Spaarne Ziekenhuis in het geding te roepen en dat Centramed noch het Spaarne Ziekenhuis aansprakelijkheid heeft erkend. Verder is gesteld en moet worden aangenomen dat het Spaarne Ziekenhuis belang heeft bij de oproeping. Nu gesteld noch gebleken is dat het Spaarne Ziekenhuis op de hoogte was van deze procedure en mr. Nunes heeft gesteld geen opdracht van het Spaarne Ziekenhuis te hebben, heeft Centramed terecht gesteld dat niet is voldaan aan de in artikel 7:954 lid 6 BW neergelegde oproepingsverplichting ..
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat de poging van [ verzoekster ] het verzuim te herstellen, door bij brief van 6 juni 2018 het Spaarne Ziekenhuis alsnog te attenderen op de zitting van 12 juni 2018, niet tijdig was, nog daargelaten dat de oproeping van partijen door de rechtbank dient te gebeuren.
Ook de overige verweren van [ verzoekster ] tegen het beroep op niet-ontvankelijkheid treffen geen doel. Dat [ verzoekster ] in dit deelgeschil niet heeft verzocht Centramed te veroordelen tot betaling van schadevergoeding dan wel een voorschot daarop maar medewerking aan een deskundigenonderzoek heeft verzocht, zodat zij niet verplicht was verzekerde in het geding te roepen, betekent niet dat op haar niet de oproepingsplicht rustte. De benadeelde die een
rechtsvordering instelt jegens de verzekeraar ingevolge artikel 7:954 lid 6 is verplicht ervoor te zorgen dat de verzekerde in het geding geroepen wordt, in het kader van proces- economische belangen maar ook om de verzekerde in staat te stellen zijn belangen te bewaken. Een eventuele toewijzing van het verzoek zou alleen al de vraag kunnen oproepen of het Spaarne Ziekenhuis gebonden is aan die beslissing. Dat de verzekerde, zoals [ verzoekster ] ter zitting nog heeft betoogd, niet in haar belangen is geschaad, omdat het verzoek te bepalen dat Centramed dient mee te werken aan een deskundigenonderzoek is gebaseerd op de GOMA, gaat dan ook niet op.
4.6.
Omdat het verzoek gelet op het voorgaande niet voldoet aan de voorwaarden voor een deelgeschilprocedure, zal de rechtbank [ verzoekster ] niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek.
4.7.
Ten overvloede merkt de rechtbank het volgende op. De vordering van [ verzoekster ] is gebaseerd op artikel 18 van de Gedragscode Openheid Medische Incidenten (GOMA). Artikel 18 van de GOMA bepaalt - voor zover van belang - dat als bijeen goed onderbouwde aansprakelijkstelling en een goed gemotiveerde afwijzing daarvan, een verschil van inzicht op het medische gebied blijft bestaan, in gezamenlijk overleg een deskundigenonderzoek zal worden gevraagd om duidelijkheid te verschaffen.
4.8.
Verzoekster heeft ter onderbouwing van haar verzoek verwezen naar de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 22 juni 2017 (RBGEL:2017:4179), waarin een verzoek om medewerking aan een gezamenlijk onderzoek als bedoeld in artikel 18 GOMA is toegewezen. Volgens de Rechtbank Gelderland was aan de zijde van verzoeker sprake van een goed onderbouwde aansprakelijkstelling en aan de zijde van verweerder een goed gemotiveerde afwijzing daarvan. Partijen hadden volgens de rechtbank over en weer concrete, onderbouwde aanknopingspunten geboden voor hun gelijk, die afzonderlijk bezien zouden kunnen overtuigen.
Zonder op een rechterlijk oordeel in deze zaak te willen vooruitlopen, hecht de rechtbank eraan op te merken dat niet kan worden uitgesloten dat indien [ verzoekster ] ervoor zou kiezen andermaal de route van het deelgeschil te bewandelen, in dit deelgeschil wat dit laatste betreft anders zou kunnen worden geoordeeld.
De kosten
4.9.
[ verzoekster ] heeft verzocht vast te stellen dat de kosten van deze procedure voor vergoeding in aanmerking komen. Bij pleitnotitie heeft zij een urenbegroting van in totaal 13 uur tegen een tarief van € 190,- gegeven.
4.10.
Centramed heeft zich op het standpunt gesteld dat het deelgeschil volstrekt ten onrechte is ingesteld, nu niet aan de eisen voor een deelgeschil is voldaan en ook de weg van het voorlopig deskundigenonderzoek (met eigen kostenregime ) bewandeld had kunnen (en moeten) worden. De kosten van [ verzoekster ] moeten daarom op nihil worden gesteld aldus Centramed.
4.11.
Omdat verzoekster niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar verzoek, is er naar het oordeel van de rechtbank geen grond om met toepassing van artikel 1019aa Rv de kosten van verzoekster te begroten.
5.
De beslissing
De rechtbank
5.1.
verklaart [ verzoekster ] niet-ontvankelijk in haar verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. lS. Reid en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2018.
Citeerwijze: citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2018/rbnho-260718