Overslaan en naar de inhoud gaan

RBDHA 010720

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2020/RBDHA-010720

Beschikking

RECHTBANK DEN HAAG
Team handel

zaaknummer / rekestnummer: C/09/585249/ HARK 19-103

Beschikking van 1 juli 2020

in de zaak van

[ verzoeker ] te [ woonplaats ] ,
verzoeker,
advocaat: Y.B. Boendermaker te Hilversum,

tegen

[ verweerster ] te [ vestigingsplaats ] ,
verweerster,
advocaat; mr. L. Beij te Utrecht,

Partijen worden hierna [ verzoeker ] en [ verweerster ] genoemd.

1.
De procedure

1.1.
[ verzoeker ] heeft op 16 december 20 19 een verzoekschrift met producties 1-12 ingediend waarin hij de rechtbank - kort weergegeven - verzoekt een voorlopig deskundigenbericht te bevelen en een deskundige te benoemen.

1.2.
[ verweerster ] heeft op 23 april 2020 een verweerschrift met producties 1-12 ingediend.

1.3.
Vanwege de coronacrisis heeft de rechtbank beslist dat de mondelinge behandeling van de zaak via een beeldverbinding zal worden gehouden.

1.4.
Op 18 juni 2020 heeft de mondelinge behandeling van de zaak via een beeldverbinding plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig:
- [ verzoeker ] in persoon, bijgestaan door mr. Boendermaker voornoemd;
- namens [ verweerster ] mr. Beij voornoemd.

1.5.
Ten slotte is een datum voor het geven van een beschikking bepaald.

2.
De feiten

2.1.
[ verzoeker ] heeft in de periode 1980-1990 letsel opgelopen aan zijn knieën waarna kraakbeen slijtage (artrose) is opgetreden.

2.2.
Op 14 januari 2015 is [ verzoeker ] na verwijzing voor het eerst gezien bij [ verweerster ] . Op basis van de bevindingen uit anamnese en onderzoek is met [ verzoeker ] besproken dat hij in aanmerking kwam voor een standscorrectie van het rechterbeen (tibia kop osteotomie). Op 19 januari 2015 is [ verzoeker ] opnieuw gezien en zijn de behandelopties besproken. Vervolgens heeft [ verzoeker ] schriftelijk ingestemd met de voorgestelde operatie.

2.3.
Op 17 juni 2015 heeft dr. [ A ] van [ verweerster ] aan het rechterbeen van [ verzoeker ] een beenstandscorrectie verricht.

2.4.
Bij controle op 29 juni 2015 en 20 juli 2015 gaf [ verzoeker ] aan dat dat het goed ging. Op 9 oktober 2015 heeft [ verzoeker ] [ verweerster ] gebeld met pijnklachten aan de rechterknie.

2.5.
Vanwege de aanhoudende pijnklachten is [ verzoeker ] op 12 februari 2016 opnieuw geopereerd, dit keer door drs. [ B ] van [ verweerster ] . Hierbij is de eerder geplaatste plaat op verzoek van [ verzoeker ] uit zijn been verwijderd.

2.6.
Bij een poliklinische controle op 29 februari 2016 gaf [ verzoeker ] aan geen pijn te ervaren.

2.7.
Op 11 april 2016 is [ verzoeker ] opnieuw gezien en had hij opnieuw progressieve pijnklachten aan de rechterknie.

2.8.
In juni 2016 heeft [ verzoeker ] een second opinion aangevraagd in het Ikazia Ziekenhuis te Rotterdam. Daar is [ verzoeker ] in augustus 2016 opnieuw geopereerd door drs. [ C ] aan de rechterknie. Na deze operatie was [ verzoeker ] na drie weken pijnvrij. Nadien heeft [ verzoeker ] weer pijnklachten gekregen, waar hij tot op heden last van heeft.

2.9.
[ verzoeker ] heeft [ verweerster ] bij brief van 24 januari 2017 aangesproken op vergoeding van zijn schade.

2.10.
Naar aanleiding hiervan is de heer mr. P. Vrolijk op 21 februari 2017 op huisbezoek geweest bij [ verzoeker ] ten behoeve van een letselschade-inventarisatie. Zijn expertiserapport dateert van 28 februari 2017.

2.11. VvAA, de aansprakelijkheidsverzekeraar van [ verweerster ] , heeft aansprakelijkheid van de hand gewezen.

3. Het geschil

3.1.
Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank:
- een voorlopig deskundigenbericht beveelt door professor dr. A. van Kampen en hem opdraagt de in het verzoekschrift geformuleerde vragen te beantwoorden,
- bepaalt dat de kosten van het onderzoek, althans de helft daarvan, voor rekening komen van [ verweerster ] .

3.2.
Kort samengevat wenst [ verzoeker ] een onderzoek naar het medisch handelen door de behandelend artsen van [ verweerster ] .'
"
3.3.
[ verweerster ] voert verweer. Zij heeft geen bezwaren tegen een onderzoek door een deskundige, maar zij kan niet instemmen met de door [ verzoeker ] voorgestelde deskundige en vraagstelling. Tot slot meent [ verweerster ] dat de kosten van het onderzoek voor rekening van [ verzoeker ] moeten komen.

4. De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is in geschil of sprake is van medisch onzorgvuldig handelen door de behandelaars van [ verweerster ] .

4.2.
[ verzoeker ] heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende belang bij zijn verzoek tot het benoemen van een deskundige die onderzoek zal doen naar het medisch handelen van de behandelaars van [ verweerster ] in 2015 en 2016. Het verzoek om een deskundigenonderzoek te bevelen zal daarom worden toegewezen.

Persoon van de deskundige.

4.3.
Partijen zijn het eens geworden over de benoeming van dr. M.Heeg als deskundige. Deze deskundige heeft de rechtbank desgevraagd laten weten in staat en bereid te zijn deze opdracht op zich te nemen en dat hij verwacht binnen een termijn van drie maanden na deze beschikking te kunnen beginnen met het onderzoek. De rechtbank zal dr. Heeg daarom benoemen als deskundige.

De vraagstelling

4.4.
Met inachtneming van hetgeen partijen over de vraagstelling hebben opgemerkt, zal de rechtbank de volgende vragen aan de deskundige voorleggen:
1. Staat het u vrij om in deze zaak als deskundige op te treden en acht u zich daartoe voldoende deskundig, mede gelet op de Richtlijn Medisch Specialistische Rapportage van het KNMG?
2. Beschikt u over voldoende informatie om deze kwestie te beoordelen ? Zo nee, welke informatie mist u dan nog?
3. Wilt u op basis van bet medisch dossier een beschrijving geven van:
a) De medische voorgeschiedenis op uw vakgebied;
b) De medische behandeling en het resultaat daarvan.
4. Is bij de behandeling van verzoeker door verweerster in de periode van 14 januari. 2015 t/m 25 april 2016 naar uw oordeel onzorgvuldig gehandeld in die zin dat niet is gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot onder dezelfde omstandigheden verwacht had mogen worden? Witt u uw antwoord baseren op de destijds geldende professionele standaard en motiveren aan de hand van de destijds geldende protocollen en richtlijnen? Wilt u ook ingaan op de vraag of het maken van een (controle)foto direct postoperatief tot de destijds geldende professionele standaard behoorde?
6. Indien er over het onderwerp van de expertise medisch-wetenschappelijk uiteenlopende opvattingen bestaan, kunt u dan in hoofdlijnen uiteenzetten in welk opzicht de meningen uiteenlopen? Kunt u dan aangeven welke uw eigen opvatting is?
7. Indien u meent dat van onzorgvuldig handelen sprake is, wilt u dan zo uitvoerig en gemotiveerd mogelijk aangeven waaruit dit onzorgvuldig handelen bestaat en hoe wel gehandeld had moeten worden? Wilt u bij uw antwoord zo mogelijk relevante literatuur vermelden?

Wanneer u van mening bent dat bij de behandeling van verzoeker niet is gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mocht worden verwacht, wordt u verzocht ook de volgende vragen te beantwoorden:

7. a) Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? Welke overige klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd gemeld (in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijkse leven, loonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby's, bezigheden in de recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid)? Wilt u bij uw antwoord aangeven welke gegevens u ontleent aan hel relaas van betrokkene en welke u ontleent aan onderzoek van de door u verkregen medische gegevens?
b) Wat zijn uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek?
c) Wat is de diagnose op uw vakgebied?
d) Kunt u de door betrokkene aangegeven klachten en beperkingen verklaren op basis van uw onderzoeksbevindingen?
8. Wat zijn naar uw mening de gevolgen voor verzoeker op uw vakgebied van het door u aangegeven onzorgvuldig medisch handelen?
9. Wat zijn haar uw mening-de gevolgen en beperkingen op uw vakgebied die ook bij adequaat medisch handelen zouden zijn opgetreden?
10. Is er een kans dat ook bij zorgvuldig handelen de door u vastgestelde restverschijnselen bij verzoeker zouden zijn opgetreden? Zo ja, wilt u gemotiveerd aangeven hoe groot u die kans acht?
11. Is er thans sprake van een medische eindtoestand? Zo nee, verwacht u nog een verbetering dan wel een verslechtering ten opzichte van de huidige toestand en kunt u aangeven op welke termijn u deze verbetering of verslechtering verwacht?
12. Heeft u nog andere op- of aanmerkingen die voor de beoordeling van deze zaak van belang zijn?

Blokkeringsrecht

4.5.
De rechtbank merkt op dat, hoewel het onderzoek is gericht op de beoordeling van het medisch handelen van [ verweerster ] , ook de gezondheidstoestand van [ verzoeker ] zal worden beoordeeld. Om die reden zal de rechtbank bepalen dat de deskundige [ verzoeker ] in de gelegenheid moet stellen om gebruik te maken van zijn blokkeringsrecht.

Informatie ten behoeve van het onderzoek

4.6.
De rechtbank zal bepalen dat [ verzoeker ] zijn procesdossier voorafgaand aan het onderzoek in afschrift aan de deskundige moet toezenden. De rechtbank laat het verder aan de deskundige over om te beoordelen welke (aanvullende ) medische gegevens en informatie hij voor zijn onderzoek noodzakelijk acht. De rechtbank zal daarom bepalen dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige moeten verstrekken als hij daarom verzoekt.

4.7.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige stuurt, moet zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij verstrekken.

Het voorschot

4.8:
De deskundige verlangt als voorschot op zijn honorarium een bedrag van € 4.000,- inclusief btw. De deskundige hanteert hierbij een uurtarief van € 265,-- exclusief btw. De rechtbank komt een en ander niet onredelijk voor en partijen hebben hiermee ingestemd. De rechtbank zal het voorschot daarom overeenkomstig de inschatting van de deskundige vaststellen.

4.9.
[ verzoeker ] heeft aangevoerd dat er aanleiding is om, in afwijking van het wettelijk uitgangspunt, het voorschot volledig ten laste van [ verweerster ] , dan wel ten laste van beide partijen te brengen. De rechtbank stelt voorop dat het wettelijk uitgangspunt is dat het voorschot op de kosten van de deskundige in beginsel door de verzoekende partij, in dit geval [ verzoeker ] moet worden gedeponeerd. [ verzoeker ] heeft echter naar voren gebracht dat hier de situatie zich voordoet als bedoeld in aanbeveling 18 van de Gedragscode Openheid medisch incidenten; betere afwikkeling Medische Aansprakelijkheid (GOMA), die luidt:
"Als bij een goed onderbouwde aansprakelijkheidsstelling en een goed gemotiveerde afwijzing daarvan een verschil van inzicht op het medisch gebied blijkt bestaan, zal in gezamenlijk overleg een deskundigenonderzoek worden gewaagd om in medisch opzicht de duidelijkheid te verschaffen die nodig is voor een juridisch oordeel over de bestreden handeling. De kosten van dit deskundigenonderzoek komen in beginsel voor rekening voor beide partijen."

4.10.
Volgens [ verzoeker ] is er in dit specifieke geval zelfs reden om de kosten volledig voor rekening van [ verweerster ] te laten komen omdat op grond van beschikbare informatie - en in het bijzonder het medisch advies van zijn medisch adviseur - voldoende aannemelijk is dat [ verweerster ] aansprakelijk voor de schade is.

4.11.
Hoewel strikt genomen de situatie als bedoeld in aanbeveling 18 GOMA zich niet voordoet (van buitengerechtelijke onderhandelingen tussen partijen is immers geen sprake), acht de rechtbank het - in lijn met de uitgangspunten van de GOMA - redelijk om, in afwijking van het wettelijk uitgangspunt, te bepalen dat het voorschot door partijen samen wordt gedragen. De rechtbank ziet geen aanleiding om de kosten volledig voor rekening van [ verweerster ] te laten komen.

4.12.
Omdat [ verzoeker ] met een toevoeging procedeert, zal aan hem geen voorschot worden opgelegd. Daarom zal alleen [ verweerster ] de helft van het voorschot moeten betalen, de andere helft van het voorschot wordt voorgeschoten door de rechtspraak.

Overig

4.13.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door dr. Heeg, De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven.

5.
De beslissing

De rechtbank:

5.1.
beveelt een onderzoek door de volgende deskundige
Dr. M. Heeg
orthopedisch chirurg
Heeg Expertises / Wilhelmina Ziekenhuis
Europaweg Zuid 1, 9401 RK Assen
0592-325555
info@heegexpertises.nl

5.2.
bepaalt dat aan de deskundige de hiervoor in 4.4. vermelde vragen ter beantwoording worden voorgelegd;

het voorschot

5.3.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het door hem begrote bedrag van € 4.000,-;

5.4.
bepaalt dat [ verweerster ] de helft van het voorschot, te weten een bedrag van € 2.000,-, dient te deponeren. Hiertoe ontvangt [ verweerster ] een factuur met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR);

5.5.
bepaalt dat [ verweerster ] dit bedrag en in voorkomend geval de helft van het nadere voorschot binnen drie weken na ontvangst van de factuur moet voldoen;

5.6.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot:

5.7.
legt aan verzoeker[ verzoeker ] geen voorschot op;

het onderzoek

5.8.
bepaalt dat [ verzoeker ] zijn procesdossier in afschrift aan de deskundige moet toesturen;

5.9.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de hem in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats;

5.10.
wijst de deskundige erop dat:
- hij voor aanvang van het onderzoek kennis moet nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www. rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffle);
- hij het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot mag aanvangen;
- hij het onderzoek onmiddellijk moet staken en contact op meet nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn.

5.11.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige moeten verstrekken indien hij daarom verzoekt en hem ook voor het overige gelegenheid moeten geven tot het verrichten van het onderzoek;

het schriftelijkrapport

5.12.
draagt de deskundige op om uiterlijk vier maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van deze rechtbank (team Handel- afdeling algemene zaken, postbus 20302, 2500 EH Den Haag) in te leveren, onder vermelding van het zaak- en rekestnummer en onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie;

5.13.
wijst de deskundige erop dat:
- uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken zijn oordeel is gebaseerd;
- hij [ verzoeker ] in de gelegenheid moet stellen om gebruik te rnaken van zijn inzage- en blokkeringsrecht als bedoeld in artikel 7:464 lid 2 onder b BW en, als hij als eerste kennis wenst te nemen van het deskundigenrapport, een concept van dat rapport aan hem (eventueel onder gesloten couvert via zijn advocaat) moet toesturen en hem daarbij een termijn valt twee weken moet bieden om aan te geven of hij gebruik wil maken van zijn blokkeringsrecht (waarbij bij zich van commentaar op het concept moet onthouden);
- indien [ verzoeker ] binnen die termijn meedeelt gebruik te maken van zijn blokkeringsrecht, de deskundige de werkzaamheden onmiddellijk moet staken en dit aan de rechtbank moet mededelen,
- indien [ verzoeker ] geen gebruik maakt van zijn inzage- of blokkeringsrecht, de deskundige het concept van het deskundigenrapport aan de advocaten van partijen moet toezenden opdat partijen de gelegenheid krijgen daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en zijn reactie daarop moet vermelden;

5.14.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren;

5.15.
bepaalt dat de griffier een-afschrift van deze beschikking aan partijen en aan de deskundige zal zenden.

Deze beschikking is gegeven door mr. J. Brandt en in het openbaar uitgesproken op 1 ju1i 2020.

Met dank aan mr. Y. Boendermaker, Boendermaker Letselschade Advocatuur voor het inzenden van deze uitspraak.

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2020/RBDHA-010720