RBLIM 130520
- Meer over dit onderwerp:
Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2020/RBLIM-130520
vonnis
RECHTBANK LIMBURG
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rolnummer: C/03/265200 / HA ZA 19-296
Vonnis van 13 mei 2020
in de zaak van
[ eiseres ] .
wonende te [ woonplaats ] , [ gemeente ] ,
eiseres,
advocaat: mr. M.F.J.J.M. Tijssen te Roermond,
tegen
de naamloze vennootschap naar Belgisch recht ALLIANZ BENELUX N.V, handelend
onder de naam "ALLSECUR",
statutair gevestigd te Brussel (België), mede kantoorhoudende te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat: mr. N.C. Haase te Utrecht.
Partijen zullen hierna "[ eiseres ] " en "Allsecur" genoemd worden.
1.
De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de inleidende dagvaarding van 17 april 2019 met de producties 1 t/m 41;
- de conclusie van antwoord van 7 augustus 2019 met de producties 1 en 2;
- het B-8 formulier zijdens [ eiseres ] van 10 maart 2020 met daarbij twee (ongenummerde) producties;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 12 maart 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2.
De feiten
2.1.
Op 15 mei 2012 is [ eiseres ] betrokken geweest bij een verkeersongeval (hierna: "het ongeval"). [ eiseres ] zat als passagier rechts voorin in een auto, die stilstond. Deze auto is aan de voorzijde aangereden door een ander voertuig, dat achteruit reed.
2.2.
Ten tijde van het ongeval was de eigenaar van het voertuig dat [ eiseres ] aanreed, verzekerd bij Allsecur.
2.3.
Bij brief van 7 mei 2013 heeft de advocaat van [ eiseres ] Allsecur aansprakelijk gesteld voor de door [ eiseres ] als gevolg van het verkeersongeval geleden schade.
2.4.
Bij brief van 12 juni 2013 heeft Allsecur aansprakelijkheid voor het ontstaan van het ongeval erkend.
2.5.
[ eiseres ] heeft op 29 mei 2012 huisarts [ X ] (hierna: "de huisarts") bezocht. In zijn verklaring van I augustus 2013 heeft de huisarts daarover (onder meer) aangegeven:
"" Bij onderzoek was er sprake van tendomyogene nekklachten waarvoor ik haar naar de fysiotherapeut heb verwezen. Zij is daarna nog een aantal keren bij mij terug geweest met onvoldoende verbetering van haar klachten. Dit heeft erin
geresulteerd dat ik patiënte verwezen heb naar de pijnpoli van het SJG te Weert."
2.6. [ eiseres ] heeft vervolgens in 2013 diverse malen anesthesioloog [ Y ] (hierna: "de anesthesioloog") bezocht. Bij brief van 7 november 2013 heeft de anesthesioloog aan de advocaat van [ eiseres ] daarover (onder meer) medegedeeld:
"Anamnese:
Pijn sinds: mei 2012.
Lokalisatie: 1. pijn in nek hoofdpijn, duizeligheidsklachten. 2. pijn in onderrug.
( ... )
Patiënte heeft constante klachten ongeacht houding of beweging.
Werkdiagnose.
Cervico-brachialgie bilateraal rechts meer dan links door whiplash associated disorder. "
2.7.
[ eiseres ] heeft op 5 februari 2014 revalidatiearts [ Z ] (hierna: "de revalidatiearts") bezocht. Bij brief van 28 mei 2014 heeft de revalidatiearts daarover aan de advocaat van [ eiseres ] (onder meer) medegedeeld:
"Welke klachten hebben zich gemanifesteerd?
In mei 2012 ongeluk gehad, waarbij patiënte is aangereden in de auto. Had in eerste instantie geen klachten. Twee weken later nekklachten/hoofdpijn en rugklachten gekregen. De pijn straalt wisselend uit naar beide armen. ( ... ) Lang zitten, lang staan gaan lastig. Bewegen gaat beter dan stilzitten. Verder snel duizelig. "
2.8.
[ eiseres ] heeft daarna, in 2014, diverse malen ergotherapeut [ A ] (hierna: "de ergotherapeut") bezocht. Bij brief van 26 mei 2014 heeft de ergotherapeut met betrekking tot de uitgevoerde ergotherapiebehandelingen aan de advocaat van [ eiseres ] (onder meer) medegedeeld:
"Dit geeft klachten als extreme moeheid, duizeligheid, hoofd-nekpijn met uitstralingspijnen, vergeetachtigheid en nog vele andere klachten. "
2.9.
De medisch adviseur van Allsecur heeft op 27 maart 2014 en (aanvullend) op 2 september 2014 een advies uitgebracht.
2.10.
De medisch adviseur van [ eiseres ] heeft op 8 november 2017 een advies uitgebracht.
3.
Het geschil
3.1.
[ eiseres ] vordert, na vermindering van eis, dat de rechtbank, bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Allsecur veroordeelt:
1. tot betaling tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [ eiseres ] van een bedrag van € 42.511,23;
2. tot betaling tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [ eiseres ] van een bedrag van € 13.161,94 aan buitengerechtelij ke kosten;
3. in de kosten van de procedure.
3.2.
Allsecur voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.
De beoordeling
4.1.
Het voornaamste geschilpunt tussen partijen betreft de vraag of een causaal verband bestaat tussen de door [ eiseres ] gestelde klachten en het ongeval. Tijdens de comparitie van partijen heeft [ eiseres ] medegedeeld dat zij na het ongeval klachten kreeg aan haar rug en nek en dat zij last had van hoofdpijn en duizeligheid, waardoor zij beperkingen heeft. In verband met die klachten heeft zij diverse deskundigen geconsulteerd.
4.2.
[ eiseres ] stelt zich op het standpunt dat sprake is van een causaal verband tussen de door haar gestelde klachten en het ongeval. Ter onderbouwing verwijst zij naar de bevindingen van de door haar geconsulteerde huisarts, anesthesioloog en ergotherapeut alsmede de bevindingen van de bezwaarverzekeringsarts [ B ] (hierna: de bezwaarverzekeringsarts) die in het kader van de WIA een rapportage heeft opgesteld. Zo is in de verklaring van de huisarts van 1 augustus 2013 vermeld dat bij [ eiseres ] sprake was tendomyogene nekklachten. Een dergelijke conclusie past volgens [ eiseres ] bij de oprekking van spieren en pezen na een klap door een verkeersongeval.
De anesthesioloog spreekt in zijn brief van 7 november 2013 zelfs over een whiplash associated disorder:
"Bovengenoemde patiënte zag ik op 02-01-2013 in verband met de toename van nekklachten na auto ongeval ( ... ). Al jaren bekend met nek / schouderklachten. na kop-staart botsing waardoor forse toename van klachten. ( ... ) Cervico-brachialgie bilateraal rechts meer dan links door 'whiplash associated disorder. "
Volgens [ eiseres ] heeft de anesthesioloog daarnaast klachten vastgesteld, die voor het ongeval niet aanwezig waren, zoals hoofdpijn, duizeligheidsklachten en pijn in de onderrug.
Verder heeft de ergotherapeut in haar brief van 26 mei 2014 aangegeven:
"Ten gevolge van het letsel dat mevrouw heeft opgelopen na een ongeval is de algehele lichamelijke- en psychische belastbaarheid sterk verminderd".
Voorts volgt uit de rapportage van de bezwaarverzekeringsarts van 4 november 2012:
"Cliënte is een thans 58-jarige vrouw, die zich arbeidsongeschikt had gemeld voor haar werk vanuit een WW-situatie vanwege door haar ervaren schouder- en knieklachten, waarmee zij de wachttijd WIA heeft doorlopen, met overigens een toename van klachten als gevolg van een verkeersongeval in mei 2012. "
4.3.
Allsecur betwist gemotiveerd dat de door [ eiseres ] gestelde klachten, althans de toename van de reeds voor het ongeval bij haar bestaande klachten, in causaal verband staan tot het ongeval. Allsecur voert aan dat de huisarts, de anesthesioloog en de ergotherapeut hun oordeel over deze klachten in relatie tot het ongeval ten onrechte grotendeels hebben gebaseerd op de anamnese. Het bestaan van klachten moet echter worden vastgesteld op basis van (objectief) beeldvormend en lichamelijk onderzoek. Aan de hand van beeldvormend en lichamelijk onderzoek zijn bij [ eiseres ] echter geen ongevalsgerelateerde klachten vastgesteld, terwijl bij een whiplash altijd meteen na het ongeval sprake moet zijn van nekklachten. De door [ eiseres ] geconsulteerde deskundigen hebben bij hun oordeel voorts in onvoldoende mate de al voor het ongeval bij haar bestaande klachten en beperkingen betrokken. Uit de medische informatie blijkt dat [ eiseres ] al sinds 2000 klachten aan schouder en nek ondervond. Sedert 2008 kampte zij met toenemende gewrichtsklachten, in de vorm van stijfheid, ter hoogte van (onder meer) nek en schouders. Allsecur betwist verder dat de bezwaarverzekeringsarts heeft geoordeeld dat sprake was van een toename van klachten bij [ eiseres ] naar aanleiding van het ongeval. De door [ eiseres ] aangehaalde passage is slechts een weergave van de informatie die [ eiseres ] aan de verzekeringsartsen heeft medegedeeld en geen eigen oordeel van de bezwaarverzekeringsarts. De bezwaarverzekeringsarts acht het juist onwaarschijnlijk dat [ eiseres ] klachten aan het ongeval heeft overgehouden. Ten slotte komt ook de medisch adviseur van Allsecur tot de conclusie dat niet vaststaat dat dat de door [ eiseres ] gestelde klachten een gevolg zijn van het ongeval; hij vermeldt in zijn advies (onder meer):
"De anesthesioloog schrijft dat er nekklachten zijn na een ongeval en op zich is dat wel juist, maar die conclusie dat dit door het ongeval zou zijn veroorzaakt wordt op geen enkele manier onderbouwd en dat is in feite ook onmogelijk. Er is een uitgebreide voorgeschiedenis met klachten van de nek en de schouder en deze ontstaan dus ook zonder een ongeval zoals dat heel vaak voorkomt in een normale populatie.
( ... )
Uit de thans toegezonden informatie komt naar voren dat er volgens de revalidatiearts pas twee weken na het ongeval klachten zijn ontstaan. Daarmee kan geen enkele relatie met het ongeval worden gelegd. ( ... ) De informatie van de ergotherapeut die meent dat er sprake is geweest van een letsel, laat ik voor rekening van deze therapeut, maar dat is nergens op gebaseerd ( ...). "
4.4.
De rechtbank stelt voorop dat het aan de benadeelde, in dit geval [ eiseres ] , is om te stellen en, bij gemotiveerde betwisting, te bewijzen dat zij aan gezondheidsklachten lijdt. Het enkele feit dat het klachten betreft die naar hun aard subjectief zijn, betekent niet dat het bewijs ervan niet geleverd kan worden. Wanneer kan worden vastgesteld dat het klachtenpatroon plausibel is, hetgeen doorgaans het geval zal zijn bij een consistent, consequent en samenhangend patroon van klachten, kan van het bestaan van dergelijke subjectieve klachten worden uitgegaan.
4.5.
Indien de benadeelde, [ eiseres ] , heeft aangetoond dat haar subjectieve gezondheidsklachten in de hiervoor bedoelde juridische betekenis bestaan, mogen aan het bewijs van het oorzakelijk verband tussen het ongeval en deze klachten geen al te hoge eisen worden gesteld, in die zin dat het ontbreken van een specifieke, medisch aantoonbare verklaring voor de klachten niet in de weg staat aan het oordeel dat het bewijs van het oorzakelijk verband geleverd is (vgl. Hoge Raad 8juni 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB2054).
Indien komt vast te staan dat de benadeelde voorafgaand aan het ongeval deze gezondheidsklachten niet had, de gezondheidsklachten op zich door het ongeval veroorzaakt kunnen worden en een alternatieve verklaring voor de gezondheidsklachten ontbreekt, zal het bewijs van oorzakelijk verband daarmee veelal geleverd zijn.
4.6.
De rechtbank is van oordeel dat in het midden kan blijven of sprake is van (een toename van) klachten bij [ eiseres ] na het ongeval. Zelfs indien de rechtbank daarvan zou uitgaan, dan kan niet geoordeeld worden dat sprake is van een causaal verband tussen het ongeval en (de toename van) die klachten. De rechtbank is op grond van de volgende overwegingen tot haar oordeel gekomen.
4.7.
Met Allsecur is de rechtbank van oordeel dat de bevindingen van de huisarts, anesthesioloog, ergotherapeut en bezwaarverzekeringsarts niet kunnen dienen ter onderbouwing van de stelling van [ eiseres ] dat haar klachten zijn veroorzaakt door het ongeval. Hoewel aan het bewijs van het oorzakelijk verband geen al te hoge eisen mogen worden gesteld en een specifieke, medisch aantoonbare verklaring voor de klachten niet vereist is, volgt uit de door [ eiseres ] overgelegde stukken niet dat de desbetreffende medici een eigen oordeel geven over het oorzakelijk verband tussen de klachten en het ongeval. Zij geven in de overgelegde stukken slechts de anamnese weer van de klachten en beperkingen zoals [ eiseres ] die aan hen heeft aangegeven, maar verbinden daaraan geen conclusie vanuit hun eigen deskundigheid. Ook voor zover de anesthesist spreekt van "whiplash associated disorder" en spreekt over een forse toename van nek-en schouderklachten na een kop-staart botsing, geeft hij daarmee slechts de anamnese weer en volgt uit de overgelegde stukken niet dat hij hiermee een eigen oordeel geeft over de oorzaak van de klachten en/of een oorzakelijk verband met de klachten van [ eiseres ] .
4.8.
Zowel Allsecur als [ eiseres ] hebben hun respectievelijke medisch adviseurs gevaagd om op grond van het medisch dossier van [ eiseres ] een advies uit te brengen. De medisch adviseur van [ eiseres ] heeft op 8 november 2018 zijn advies uitgebracht. Hierin staat vermeld:
"Er kan worden uitgegaan van een toename van klachten van het houding- en bewegingsapparaat in de periode na het ongeval van mei 2012. Daarbij speelt haar toegenomen gevoeligheid voor pijn vanwege pre-existente chronische pijnklachten zeker een rol. Maar ook de reeds aanwezige afwijkingen en beperkingen. Er kan niet van worden uitgegaan dat in de gebieden waar zij klachten kreeg na het ongeval, vooraf aan het ongeval geen klachten aanwezig waren. "
Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit weliswaar dat de medisch adviseur van [ eiseres ] uitgaat van een toename van klachten in de periode na het ongeval, maar dat tevens sprake is van pre-existente klachten en dat sprake is van een pre-dispositie.
De medisch adviseur van [ eiseres ] vermeldt verder in zijn advies:
"Al met al is er sprake van een situatie, waarin het moeilijk wordt om pre-existentie en pre-dispositie afte grenzen van eventuele ongeval gevolgen door onderzoek achteraf. Het lijkt daarom het beste om in deze pragmatisch afte wikkelen op basis van toename van reeds bestaande klachten (zoals het UWV aangeeft), en het ontstaan van nieuwe klachten (de hoofdpijn). "
Uit het voorgaande volgt dat de medisch adviseur van [ eiseres ] zich niet in staat acht te beoordelen of de (toename van de) klachten moeten worden toegeschreven aan het ongeval of aan een progressief verloop van de al voor het ongeval bestaande klachten. Zijn rapport kan derhalve niet dienen ter onderbouwing van de stelling van [ eiseres ] dat er sprake is van een causaal verband tussen de door [ eiseres ] gestelde (toename van) klachten en het ongeval.
Dat is in lijn met de inhoud van het advies van de medisch adviseur van Allsecur die evenmin tot een causaal verband concludeert. Nu geen van beide medisch adviseurs op grond van het medisch dossier van [ eiseres ] concluderen tot een causaal verband tussen de door [ eiseres ] gestelde klachten en het ongeval, heeft [ eiseres ] haar stelling onvoldoende onderbouwd. De rechtbank concludeert dan ook dat een causaal verband tussen de (toename van de) klachten van [ eiseres ] en het ongeval niet is komen vast te staan.
4.9.
Op grond van het voorgaande kan de rechtbank ook niet tot het oordeel komen dat een deskundige, meer in het bijzonder een neuroloog, nog nader onderzoek naar het bestaan van het causaal verband tussen de (toename van de) klachten van [ eiseres ] en het ongeval zal doen. Hoewel de bewijslast in dit soort zaken niet hoog ligt, moet er wel een begin van bewijs bestaan om tot nadere bewijslevering in de vorm van deskundigenbewijs toegelaten te kunnen worden. Nu ook de eigen medisch adviseur van [ eiseres ] het bestaan van het causaal verband niet kan vaststellen, ontbreekt dat begin van bewijs. Om die reden komt de rechtbank dan ook niet toe aan een nadere beoordeling door een deskundige.
4.10.
Het voorgaande betekent dat de vordering zal worden afgewezen. De overige stellingen en weren van partijen behoeven geen verdere bespreking.
4.11.
[ eiseres ] zal als de in bet ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Allsecur worden begroot op:
- griffierecht € 1.992,00
- salaris advocaat € 2.148,00 (2,0 punt x tarief ê 1.074,00)
Totaal € 4.140,00
4.12.
[ eiseres ] zal worden veroordeeld in de nakosten op de hierna in het dictum te vermelden wijze.
5.
De beslissing
De rechtbank:
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [ eiseres ] in de proceskosten, aan de zijde van Allsecur tot op heden begroot op € 4.140,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6: 119 BW over dit bedrag met ingang van vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [ eiseres ] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [ eiseres ] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Krens, mr. F.C. Alink-Steinberg en mr. V.E.J. Noelmans en door mr. R.AJ. van Leeuwen in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2020.
Met dank aan mr. R. Schellevis, KBS Advocaten voor het inzenden van deze uitspraak.
Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2019/RBLIM-130520