RBNNE 031023
- Meer over dit onderwerp:
citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2023/rbnne-031023
vonnis
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer: 10278710\CV EXPL 23-128
Vonnis van 3 oktober 2023
in de zaak van
[EISER].
te Hoogezand.
eisende partij.
hierna te noemen: .[EISER],
gemachtigde: ir. M. Schreijer.
tegen
- DHW SERVICE B.V..
te Drachten.
hierna te noemen: DHW.
- ASR SCHADEVERZEKERING V..
te Utrecht.
hierna te noemen: ASR.
gedaagde partijen,
gemachtigde: mr. H. van Katwijk.
- De procedure
- Het verloop van de procedure blijkt uit:
– het tussenvonnis van 28 maart 2023
– de mondelinge behandeling van 5 september 2023. waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
- De feiten
2.1.
[EISER] heeft vanaf 19 april 202 1 via het uitzendbureau WRQS B.V. werkzaamheden verricht voor DHW als servicemonteur.
2.2. .
[EISER] is op 22 oktober 2021 een ongea1 overkomen tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden voor DHW. [EISER] as op die dag samen met zijn collega. de heer N. [COLLEGA], bezig met het terugplaatsen van buitenjaloezieën bij een supermarkt in Ommen. Hij stond daarbij op een zogenaamde A-trap van het merk X. Bij het terugplaatsen van een van de buitenjaloezieën bleef een schuifas vastzitten. [EISER] heeft deze geprobeerd los te maken. Daarbij raakte hij uit balans en viel hij zijwaarts met de trap.
2.3.
Als gevolg van het ongeval heeft [EISER] letsel opgelopen, bestaande uit een gebroken rechterenkel. Hieraan is hij op 29 oktober 2021 geopereerd waarbij er schroeven in zijn enkel zijn gezet. Deze zijn bij een tweede operatie verwijderd.
2.4. .
[EISER] heeft na het ongeval per Whatsapp aan een medewerker van DHW bericht:
De trap stond in driehoek stand
Ik probeerde een as los te halen en daarbij waarschijnlijk per ongeluk afgezet
Ondergrond was verder stabiel
- ..)
1-Het nadeel is dat het zo ontzettend snel gegaan is dat ik dus niet precies weet hoe het mis heeft kunnen gaan
De trap stond namelijk stabiel en ikzelf ook.
2.5. .
[EISER] heeft DHW per brief kan 15 november 2021 aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden schade. DHW heeft de aansprakelijkstelling doorgeleid naar haar verzekeraar. ASR. ASR heeft de aansprakelijkheid van de hand gewezen.
2.6.
DHW heeft het ongeval op 17 januari 2022 gemeld bij de Arbeidsinspectie. De Arbeidsinspectie heeft geconcludeerd dat zij geen oorzakelijk verband heeft kunnen vaststellen tussen een overtreding kan de Arbeidsomstandighedenwet en de oorzaak van het arbeidsongeval.
2.7.
De heer [COLLEGA] heeft in april 2022 tegenover de gemachtigde van DHW verklaard (voor zover van belang):
Ik werkte met de heer [EISER] samen sinds enkele weken voor het ongeval. Hij werkte al langer voor het bedrijf, maar dan met een andere collega. ( ... )
U vraagt mij om nader toe te lichten op welke wijze de LMRA is gegaan voorafgaand aan de werkzaamheden.
Het is niet zo dat bij aanvang van de werkzaamheden hardop wordt gezegd dat nu de LMRA wordt gestart. Het is wel een vast onderdeel van onze standaard werkwijze.
In dit concrete geval hadden de beer [EISER] en ik eerder (enkele weken daarvoor) de zonneschermen verwijderd. We kenden de situatie dus goed. Welbewust is gekozen voor een vroege start (om 08.00 uur), omdat de werkzaamheden bij Lidl plaatsvinden en er dan nog geen klanten waren.
We zijn begonnen om een veilige werkplek te creëren. Dat hebben we gedaan door onze auto’s zo te plaatsen dat er een afgeschermde plek was. Ik heb mijn werkbus dwars voor de parkeerplaatsen gezet. De heer [EISER] was met een Caddy. Hij heeft zijn Caddy in een parkeervak gezet op een zodanige wijze dat de werkplek netjes was afgeschermd in combinatie met mijn bus en dus geen mensen per ongeluk konden gaan parkeren of langs de werkplek zouden lopen. Dat is belangrijk omdat we natuurlijk met gereedschappen en lange materialen (de zonwering) omgaan.
Ook is de werkplek geïnspecteerd. Die was schoon (geen groene aanslag bijvoorbeeld). Er is ter plaatse een trottoir van ongeveer 80 cm.
Gekozen is (net als eerder bij de verwijdering van de zonwering) voor werken met twee trappen.
Dat is bij dit soort werkzaamheden zonder meer een veilige methode die voortdurend wordt gebruikt. Het gaat om kortdurende werkzaamheden, waarbij je enkele minuten op een trap behoeft te staan. De zonwering moet in een soort van beugels geplaatst worden en daarna worden vastgezet. Dat vereist geen grote of langdurige krachtsinspanning en het is ook niet noodzakelijk om buiten de reikwijdte van de trap werkzaamheden te doen. ( ... ). Als je op de trap staat staan je voeten op ongeveer 1.35 m hoogte bij de lengte van een gemiddeld persoon.
(luto)
De risicoanalyse die voorafgaand aan de werkzaamheden wordt gedaan is daarmee dus voltooid.
U vraagt mij of het mogelijk zou zijn om de werkzaamheden met een steiger te verrichten. Het is op deze concrete plaats niet goed mogelijk om een steiger te plaatsen. Vlak voor de glazen pui staan metalen paaltjes. ( ... ) In dit geval was dat beslist niet nodig. integendeel de werkzaamheden zouden minder goed verricht kunnen worden met een steiger omdat dan werkzaamheden zijdelings van het lichaam verricht zouden moeten worden.
Met betrekking tot het ongeval zelf kan ik niet precies aangeven op welke wijze de heer [EISER] is gevallen. Ik stond zelf ook op een trap. Ik stond met mijn rug naar hem toe. Ik hoorde hem dus alleen vallen. Ik heb na het ongeval gezien dat de heer [EISER] min of meer op de trap was gevallen. De trap was gevallen in de richting van de straat. Hoe dat precies heeft kunnen gebeuren weet ik niet. De trappen waren goed. Deze stonden stabiel bij de aanvang van en tijdens de werkzaamheden.
- Het geschil
3.1.
[EISER] vordert om bij vonnis, zo mogelijk uitvoerbaar hij voorraad:
- te verklaren voor recht dat DHW aansprakelijk is voor de door [EISER] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade voorts loeiend uit het ongeval van 22 oktober 2021. te vermeerderen met de wettelijke rente:
- te verklaren voor recht dat ASR aansprakelijk c.q. vergoedingplichtig is ten aanzien van de door [EISER] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade voortvloeiend uit het ongeval van 22 oktober 202 1. te vermeerderen met de ettelijke rente:
- alsmede DHW en ASR hoofdelijk te verdelen in de kosten van deze procedure. waaronder begrepen het salaris van de advocaat van [EISER] en de proceskosten:
- tenslotte DHW en ASR hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de nakosten en deze nakosten daarbij te begroten op € 128,00, één en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en, voor het geval voldoening van de nakosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten, te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
[EISER] stelt dat DHW op grond van artikel 7:658 lid 2 BW aansprakelijk is voor de door hem geleden schade en dat DHW (en ASR) daarom de door [EISER] geleden en nog te lijden schade dienen te vergoeden.
3.3.
DHW en ASR voeren verweer. Zij betwisten aansprakelijk te zijn voor de gevolgen van het door [EISER] overkomen ongeval omdat DHW aan haar zorgplicht heeft voldaan. Ze concluderen tot afwijzing van de vorderingen van [EISER], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling kan [EISER] in de kosten van deze procedure, de gebruikelijke nakosten daaronder begrepen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna. voor zover nodig, nader ingegaan.
- De beoordeling
4.1.
Artikel 7:658 BW luidt:
- De werkgever is verplicht de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt.
- De werkgever is jegens de werknemer aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij hij aantoont dat hij de in lid 1 genoemde verplichtingen is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.
- Hij die in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf arbeid laat verrichten door een persoon met wie hij geen arbeidsovereenkomst heeft, is overeenkomstig de leden 1 tot en met 3 aansprakelijk voor de schade die deze persoon in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt. De kantonrechter is bevoegd kennis te nemen van vorderingen op grond van de eerste zin van dit lid.
4.2.
De kantonrechter stelt voorop dat artikel 7:658 BW een schuldaansprakelijkheid betreft en niet een risicoaansprakelijkheid van de werkgever. Indien vaststaat dat de werkgever de nodige zorg heeft tentoongespreid om aan zijn verplichtingen van lid 1 te voldoen, is hij niet aansprakelijk. Met de zorgplicht van de werkgever niet beoogd een absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen het gevaar van arbeidsongevallen. De werkgever dient die maatregelen te nemen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Wat van de werkgever in redelijkheid mag orden verwacht, hangt af van de omstandigheden van het geval.
4.3.
De kantonrechter stelt bij de beoordeling voorop dat DHW het ongeval heeft gemeld bij de Arbeidsinspectie en dat de Arbeidsinspectie geen oorzakelijk verband heeft kunnen vaststellen tussen een overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet en het ongeval dat [EISER] is overkomen. Het enkele feit dat geen overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet heeft plaatsgevonden, betekent niet dat de werkgever aan zijn zorgplicht heeft voldaan, maar is el een belangrijke aanwijzing daarvoor.
4.4.
DHW stelt dat de door [EISER] en zijn collega gebruikte trap geschikt is voor de uit te voeren werkzaamheden. Ook de heer [COLLEGA] heeft dit verklaard. De kantonrechter gaat voorbij aan het verweer van [EISER] dat deze verklaring van de heer [COLLEGA] geen onafhankelijk verklaring is en dat deze gelijk dient te worden gesteld aan een partijverklaring. De verwijzing van [EISER] naar artikel 164 lid 2 Rv over de verklaring van de partij-getuige is hier niet van toepassing. aangezien [COLLEGA] geen formele of materiële procespartij is. De kantonrechter is dan ook vrij in de bewijswaardering. Dat [COLLEGA] in strijd met de waarheid zou hebben verklaard is overigens niet gesteld of gebleken. De kantonrechter gaat er dan ook vanuit dat de verklaring van de heer [COLLEGA] juist is en dat [EISER] en [COLLEGA] hebben gehandeld zoals in de verklaring van [COLLEGA] staat vermeld. De heer [COLLEGA] heeft onder meer verklaard dat het gaat om kortdurende werkzaamheden. waarbij je enkele minuten op een trap staat, en dat het terugplaatsen van de zonwering geen grote of langdurige krachtsinspanning vereist. Ook is het niet noodzakelijk om buiten de reikwijdte van de trap werkzaamheden te doen, aldus de heer [COLLEGA]. [EISER] heeft dit onvoldoende gemotiveerd betwist. Hij heeft niet toegelicht waarom het gebruik van de trap bij de uitgevoerde werkzaamheden. bestaande uit het terugplaatsen van buitenjaloezieën bij een winkelpand. niet geschikt zou zijn. Dat zich vaker incidenten voordoen met dit soort trappen, zoals [EISER] stelt. maakt het vorenstaande niet anders, nu niet is gesteld of gebleken dat die incidenten liet gevolg waren van ongeschiktheid van de trap oor het doel waarvoor deze werd gebruikt. Bovendien was er – anders dan [EISER] aanvankelijk heeft gesteld – geen sprake was van werken op een hoogte boven 2.50 meter. waarvoor aanvullende voorschriften gelden. Ook anderszins is niet gebleken van risico verhogende omstandigheden, waardoor de inzet van ander materiaal of specifieke maatregelen nodig waren.
4.5.
DHW heeft voorts gesteld dat de trap geen gebreken vertoonde. DHW heeft stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij een VCA gecertificeerd bedrijf is en dat al het materiaal periodiek wordt gekeurd volgens liet door DHW gehanteerde keuringssysteem. De kantonrechter gaat er voorshands dan ook vanuit dat de trap aan de daaraan te stellen eisen voldeed. DHW heeft daarnaast met de overgelegde ‘inspectieformulieren ladders’ voldoende aangetoond dat de trappen waren gekeurd. [EISER] heeft weliswaar betwist dat uit het inspectieformulier kan worden afgeleid dat de trap was goedgekeurd, omdat daaruit niet kan worden afgeleid of het om de betreffende trap gaat, wanneer de trap was gekeurd en omdat de keuring door DHW zelf is uitgevoerd, maar de kantonrechter zal dit verweer als ongegrond verwerpen. De kantonrechter is vrij in de waardering van de bewijsmiddelen en de kantonrechter is van oordeel dat uit de inspectieformulieren genoegzaam blijkt dat de trap was goedgekeurd. De formulieren zijn opgemaakt op 11 februari 2021 en hebben betrekking op de trappen die zich bevonden in de door [EISER] en [COLLEGA] gebruikte bus. De kantonrechter acht voorshands dan ook bewezen dat de trap goed en deugdelijk was.
Het is daarmee aan [EISER] om het tegendeel hiervan aan te tonen. [EISER] heeft dit niet gedaan. Hij heeft slechts gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat de trap geen gebreken vertoonde omdat hij bij een goed functionerende trap niet zou zijn gevallen. Dat de trap daadwerkelijk gebreken vertoonde is echter niet gesteld of gebleken. De kantonrechter komt dan ook tot de conclusie dat DHW heeft voldaan aan haar verplichting om ervoor te zorgen dat haar werknemers werken met goedgekeurde werktuigen en gereedschappen die voldoen aan de daarvoor geldende normen.
4.6.
Bovendien was [EISER] een ervaren servicemonteur en beschikte hij over een CVA-certificering. Daaruit volgt dat [EISER] wist hoe hij de trap veilig moest gebruiken en de Last Minute Risico Analyse (LMRA) moest toepassen. DHW hanteert, zo is ter zitting gebleken, voor de LMRA een checkpas. Uit de verklaring van de heer [COLLEGA] blijkt bovendien dat [EISER] en [COLLEGA] de LMRA hebben uitgevoerd voordat ze met de werkzaamheden begonnen. Voorts blijkt uit die verklaring dat ze de trap op de juiste wijze hebben gebruikt. Overigens heeft niet alleen de heer [COLLEGA] verklaard dat ze voorafgaand aan de werkzaamheden hebben gecontroleerd of de trap goed en stabiel stond, maar dat blijkt ook uit het Whatsapp bericht van [EISER] zelf (zie r.o. 2.4.). Gelet hierop kan DHW ook niet verweten dat zij op het gebruik van de trap door [EISER] onvoldoende toezicht zou hebben gehouden. Het ongeval is immers niet het gevolg van het op een onjuiste wijze gebruiken van de trap.
4.7.
Verder besteedt DHW naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aandacht aan veiligheidsaspecten. Normaliter doet zij dit door fysieke bijeenkomsten, maar in coronatijd heeft ze dit gedaan door middel van de toezending van zogenaamde VGM-verslagen. waarin zij aandacht vraagt oor veiligheidsaspecten aan de hand van voorbeelden van incidenten die zich hebben voorgedaan. [EISER] betwist deze te hebben ontvangen, maar ook wanneer dit juist is. dan– hier niet uit dat DHW haar zorgplicht heeft geschonden. Niet is immers gesteld of gebleken dat het ongeval zich anders-niet zou hebben voorgedaan.
4.8.
Nu DHW haar stelling dat zij wel aan zijn zorgplicht heeft voldaan met voldoende feitelijke gegevens heeft onderbouwd, had van [EISER] verwacht mogen worden dat hij zijn betwisting daarvan voldoende concreet motiveerde. [EISER] heeft dit nagelaten. [EISER] heeft volstaan met een ongemotiveerde betwisting van al hetgeen DHW gemotiveerd onderbouwd heeft gesteld. [EISER] heeft evenmin aangevoerd welke concrete maatregelen DHW volgens hem ten onrechte niet heeft genomen. Uit de verklaring van de heer [COLLEGA] blijkt reeds dat het gebruik van een steiger ter plaatse niet gebruikelijk was en bovendien ook geen reële optie in verband met de situatie ter plekke. De door [EISER] ter zitting genoemde ‘valmat’ heeft DHW naar het oordeel van de kantonrechter terecht als niet gebruikelijk en niet praktisch van de hand gewezen.
4.9.
De kantonrechter komt dan ook tot de conclusie dat DHW heeft voldaan aan de op haar rustende zorgplicht. [EISER] heeft kennelijk een onhandige manoeuvre gemaakt, waardoor hij is gevallen. Hiervoor is DHW als werkgever/inlener echter niet aansprakelijk. Dit betekent dat de vorderingen van [EISER] zullen worden afgewezen.
4.10.
[EISER] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van DHW als volgt vastgesteld:
– salaris gemachtigde € 398,00 (2.00 punten x € 199,00)
Totaal € 398.00
4.11. De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook orden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
- De beslissing
De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van .[EISER] at
5.2.
veroordeelt .[EISER] in de proceskosten. aan de zijde van DHW tot dit vonnis vastgesteld op € 398,00,
5.3.
veroordeelt .[EISER] in de nakosten. begroot op € 99.50,
5.4.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordeling in de proceskosten en de nakosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gelezen door mr. M.C. Groenewegen en in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2023.
Met dank aan het platformpersonenschade voor de publicatie van deze uitspraak
citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2023/rbnne-031023