Overslaan en naar de inhoud gaan

PHR 090525 AG van Peursem;  Schending zorgplicht advocaat jegens derde-niet-cliënten? verhouding oordeel tuchtrechter en civiele rechter

PHR 090525 AG van Peursem;  Schending zorgplicht advocaat jegens derde-niet-cliënten? verhouding oordeel tuchtrechter en civiele rechter

1Inleiding en samenvatting

1.1

[verweerder 1] heeft als advocaat [betrokkene 1] bijgestaan bij het afhouden van schuldeisers. [betrokkene 1] heeft daarbij hulp gekregen van zijn schuldeiser [eisers] die in dat kader een aantal (vastgoed)transacties is aangegaan met [betrokkene 1] en diens schuldeisers. [verweerder 1] heeft werkzaamheden verricht ten behoeve van die transacties en [eisers] stelt dat [verweerder 1] daarbij, handelend als advocaat, tekort is geschoten in zijn zorgplicht jegens [eisers] door [eisers] niet te weerhouden van die transacties, althans daarvoor te waarschuwen. Is [verweerders] daarvoor aansprakelijk? De rechtbank heeft de claim van [eisers] afgewezen. In hoger beroep beroept [eisers] zich op het (na het vonnis in eerste aanleg) in een tuchtprocedure gegeven oordeel van de Raad van Discipline en het Hof van Discipline dat [verweerder 1] in strijd met advocatuurlijke gedragsregels heeft gehandeld, maar het hof wijst ook de mede daarop gebaseerde claim van [eisers] af. Daartegen komt [eisers] naar ik meen tevergeefs op in cassatie. In de kern is daarvoor redengevend dat schending van een tuchtrechtelijke norm niet zonder meer ook civielrechtelijke aansprakelijkheid meebrengt, hetgeen het hof op juiste en inzichtelijke wijze heeft gemotiveerd. Parket bij de Hoge Raad 9 mei 2025, ECLI:NL:PHR:2025:516