Rb Arnhem 250907 resultaat procedure bleek ongunstiger dan eerder schikkingsvoorstel; fout jur. adv?
- Meer over dit onderwerp:
Rb Arnhem 250907 resultaat procedure bleek ongunstiger dan eerder schikkingsvoorstel; fout jur. adviseur?
4.1. Bij de beoordeling van de vraag of [gedaagde] jegens [eiser] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen, dient zijn handelen te worden getoetst aan de maatstaf van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot (hier: juridisch adviseur). [gedaagde] heeft terecht aangevoerd dat geen sprake is van een resultaatsverbintenis.
4.2. [eiser] heeft gesteld dat [gedaagde] heeft verzuimd in de zomer van 2003 en nadien in de bezwaarfase nadere onderbouwing van de vordering aan Agis te verstrekken en dat hem daardoor maar een relatief gering bedrag is toegekend. Hij heeft gesteld dat [gedaagde] hem slechts heeft gevraagd om specificaties van de reiskosten en dat [gedaagde] hem er verder niet op heeft gewezen dat hij stukken zou moeten overleggen. [gedaagde] heeft daartegen aangevoerd dat hij [eiser] steeds heeft gevraagd om onderbouwende stukken en hem er meermalen op heeft gewezen dat hij zijn vordering zou dienen te onderbouwen, maar dat [eiser] zelf desondanks die niet heeft overgelegd.
4.3. [gedaagde] kon – vanzelfsprekend – slechts stukken overleggen ten aanzien van de schade van [eiser] indien die hem door [eiser] waren aangeleverd. [eiser] draagt op grond van artikel 150 Rv de bewijslast van zijn stelling dat [gedaagde] hem er niet op heeft gewezen dat hij die diende over te leggen. Hij zal tot bewijslevering daaromtrent worden toegelaten. Zo [gedaagde] hierover nog bewijsstukken in het geding wenst te brengen – hij heeft ter comparitie verklaard dat hij bij brief [eiser] erop heeft gewezen dat hij onderbouwing moest aanleveren en aangeboden die in het geding te brengen – zal hij dat bij zijn eerstvolgende rolhandeling kunnen doen, of (voor het geval een getuigenverhoor zal plaatsvinden) die stukken twee weken voorafgaand aan het getuigenverhoor aan de rechtbank en aan [eiser] kunnen toesturen.
4.4. [eiser] heeft [gedaagde] verder verweten dat deze hem onjuist heeft geadviseerd over het schikkingsvoorstel van Agis. Dit verwijt is ongegrond. Uit het enkele feit dat het latere resultaat van een procedure ongunstiger is gebleken dan een eerder schikkingsvoorstel, kan niet worden afgeleid dat het advies om door te gaan onjuist was, in die zin dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming van de rechtsbijstandverlener. Zelfs al zou [eiser], zoals hij stelt, het aanbod van Agis om € 725,00 voor reis- en verblijfkosten te vergoeden en € 1.000,00 wegens kosten van rechtsbijstand, hebben afgewezen omdat [gedaagde] hem had gezegd dat hij meer kon krijgen, dan nog betekent dat dus niet op zichzelf al dat [gedaagde] jegens [eiser] is tekortgeschoten. Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden nodig, die echter niet zijn gesteld. Voorzover [eiser] deze bedragen niet heeft gekregen doordat ze niet zijn onderbouwd, valt het verwijt daarover samen met het hiervoor reeds besproken verwijt. Het gestelde onjuiste advies als zelfstandige grond voor wanprestatie wordt dus verworpen.
4.5. Verder heeft [eiser] [gedaagde] verweten dat hij hem heeft gestimuleerd door te procederen, terwijl die procedures waren gedoemd te mislukken door gebrek aan onderbouwing in de bezwaarfase. Ook dit verwijt komt wederom in de kern neer op het eerste verwijt, te weten het niet onderbouwen van de vordering.
4.6. [eiser] heeft [gedaagde] vervolgens verweten dat deze hem ten onrechte niet heeft gewezen op de mogelijkheid van procederen onder toevoeging. Uit de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, sector Bestuursrecht, van 6 maart 2003, pagina 5 onderaan, blijkt echter dat [eiser] bij de beroepsprocedure tegen het besluit van Agis van 17 oktober 2001, rechtsbijstand heeft genoten onder toevoeging. [eiser] was dus al voordat hij [gedaagde] ontmoette met deze mogelijkheid bekend, zodat niet relevant is of [gedaagde] hem al dan niet daarop heeft gewezen.
4.7. [eiser] heeft [gedaagde] verder nog verweten dat deze nalatig is geweest bij het hem toezenden van allerlei stukken die [eiser] nodig had voor zijn tucht- en klachtprocedures. Nu de door [eiser] gestelde schade daar echter niet het gevolg van is, behoeft daarover niet te worden geoordeeld.
Eigen schuld
4.8. Het beroep van [gedaagde] op artikel 6:101 BW zal aan de orde komen nadat omtrent de gestelde toerekenbare tekortkoming is beslist.
Schade
4.9. Als, uiteindelijk, tot het oordeel zou worden gekomen dat [gedaagde] toerekenbaar jegens [eiser] is tekort geschoten, moet worden beoordeeld wat de schade is die hij dientengevolge heeft geleden. Hoewel [eiser] verwijzing naar de schadestaatprocedure heeft gevorderd, is de rechtbank van oordeel dat de schade in het vonnis kan worden begroot (zie artikel 612 Rv) en zal zij de schadebegroting dan ook aan zich trekken. De hoogte van de schade zal dan moeten worden geschat aan de hand van de goede en kwade kansen die [eiser] had in de procedure tegen Agis, indien [gedaagde] als redelijk bekwaam en redelijk handelend juridisch adviseur gehandeld had.
4.10. In dat kader, mocht het zover komen, zal een inschatting moeten worden gemaakt van de kansen van [eiser] in de bezwaar- en beroepprocedure op grond van de onderbouwende stukken die hij dan in het geding zou hebben gebracht. [eiser] heeft bij dagvaarding gesteld dat hij zijn bewijsstukken heeft bewaard totdat hij ze nodig had in de procedure. Hij zal nu reeds in de gelegenheid worden gesteld de onderbouwende stukken ten aanzien van zijn schadeposten in het geding te brengen. Hij zal dat kunnen doen bij akte ter rolle van 26 september 2007 LJN BB4166