Rb M.burg, 020305 vaststelling schade na bewezen sexueel misbruik; smartengeld, studievertraging
- Meer over dit onderwerp:
Rb M.burg, 02-03-05 vaststelling schade na bewezen sexueel misbruik; smartengeld, studievertraging
.1 Nu gedaagde bij een in kracht van gewijsde gegaan en op tegenspraak gewezen vonnis van deze rechtbank van 19 juli 2000 strafrechtelijk is veroordeeld voor het meermalen plegen van verkrachting en het meermalen plegen van ontucht, moet als vaststaand worden aangenomen dat gedaagde de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd. Gedaagde stelt dat hij zich niet kan verenigen met al hetgeen in het strafvonnis is opgenomen en met name niet dat uit de kwalificatie zou volgen dat gedurende vijf jaren sprake zou zijn geweest van brute veelvuldige verkrachting van eiseres. De gevolgtrekking van gedaagde berust evenwel op een misvatting. Blijkens het vonnis is met betrekking tot feit 1 primair bewezen verklaard dat de verkrachtingen zich hebben voorgedaan tussen 1 november 1995 en 1 november 1998 en dat die feiten meermalen zijn gepleegd. Bedoeld vonnis levert op grond van art. 161 Rv dwingend bewijs op van die feiten, nu gedaagde daarvan niet het tegenbewijs heeft aangeboden. Gedaagde is dan ook gehouden de schade, die eiseres ten gevolge van deze (als onrechtmatig aan te merken) zedenmisdrijven lijdt of heeft geleden, aan haar te vergoeden. LJN AZ5366
.1 Nu gedaagde bij een in kracht van gewijsde gegaan en op tegenspraak gewezen vonnis van deze rechtbank van 19 juli 2000 strafrechtelijk is veroordeeld voor het meermalen plegen van verkrachting en het meermalen plegen van ontucht, moet als vaststaand worden aangenomen dat gedaagde de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd. Gedaagde stelt dat hij zich niet kan verenigen met al hetgeen in het strafvonnis is opgenomen en met name niet dat uit de kwalificatie zou volgen dat gedurende vijf jaren sprake zou zijn geweest van brute veelvuldige verkrachting van eiseres. De gevolgtrekking van gedaagde berust evenwel op een misvatting. Blijkens het vonnis is met betrekking tot feit 1 primair bewezen verklaard dat de verkrachtingen zich hebben voorgedaan tussen 1 november 1995 en 1 november 1998 en dat die feiten meermalen zijn gepleegd. Bedoeld vonnis levert op grond van art. 161 Rv dwingend bewijs op van die feiten, nu gedaagde daarvan niet het tegenbewijs heeft aangeboden. Gedaagde is dan ook gehouden de schade, die eiseres ten gevolge van deze (als onrechtmatig aan te merken) zedenmisdrijven lijdt of heeft geleden, aan haar te vergoeden. LJN AZ5366