Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 051022 obv deskundigenbericht psychiater stelt Rb psychisch letsel agv seksueel misbruik vast; vervolg: onderzoek door vza en ad-er

RBROT 051022 obv deskundigenbericht psychiater stelt Rb psychisch letsel agv seksueel misbruik vast; vervolg: onderzoek door vza en ad-er

In vervolg op:
RBROT 190122 seksueel misbruik. Aanvullende vragen aan de deskundige in relatie tot aanvangsmoment misbruik

2.
De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 10 juni 2020 heeft de rechtbank [naam] (hierna: de deskundige), werkzaam als psychiater bij Psyon, benoemd tot deskundige en hem de IWMD-vraagstelling voorgelegd, aangepast voor de specifieke situatie van [naam eiser]. De deskundige heeft op 18 december 2020 een rapport uitgebracht. De rechtbank heeft in haar tussenvonnis van 14 juli 2021 (geen publicatie bekend, red. LSA LM) vervolgens onder meer overwogen:

2.10
Zoals in het eerste tussenvonnis van 18 december 2019 is overwogen, moet [naam gedaagde] de schade vergoeden die [naam eiser] heeft geleden als gevolg van het seksuele misbruik op de wijze en in de omvang zoals dat bewezen is verklaard in het arrest van het gerechtshof Den Haag van 30 oktober 2013. In dit arrest is bewezen verklaard dat [naam gedaagde] ontucht heeft gepleegd met [naam eiser], bestaande uit “zoenen op de mond van die [naam eiser] en tongzoenen van die [naam eiser]”, alsmede “brengen en/of houden en/of wrijven van zijn, verdachtes, hand(en) op en/of over de (onbedekte) penis en/of billen en/of buik, althans het lichaam van die [naam eiser]” in de periode van 30 oktober 1994 tot en met 29 oktober 2000. Genoemde periode ziet op de periode van het 12e tot en met het 18e levensjaar van [naam eiser]. Uit het rapport van de deskundige kan worden opgemaakt dat hij kennis heeft genomen van deze bewezenverklaring (zie onder het kopje “Meegezonden gegevens en ingewonnen informatie” in het rapport). Voorts geeft de deskundige in zijn rapport bij alle hiervoor genoemde citaten expliciet aan dat het verklaringen van [naam eiser] zelf betreft, en geen vaststellingen door de deskundige. Desalniettemin roept het antwoord van de deskundige op vraag 2a de vraag op of de deskundige er bij de beantwoording van deze aan hem gestelde vraag van is uitgegaan dat het seksuele misbruik is begonnen voordat [naam eiser] 12 jaar was en zo ja, of dat zijn antwoord heeft beïnvloed. De rechtbank is dan ook voornemens om de volgende aanvullende vragen aan de deskundige voor te leggen:

- Is uw antwoord op vraag 2a gebaseerd op het bewezen verklaarde seksueel misbruik van [naam eiser] vanaf zijn twaalfde tot zijn achttiende levensjaar?

- Voor zover dat niet het geval is, en u in het kader van uw rapportage heeft aangenomen dat het seksueel misbruik vanaf een eerdere leeftijd dan 12 jaar heeft plaatsgevonden:

a. zou uw antwoord op vraag 2a dan ook ontkennend zijn geweest?

b. zouden uw verdere bevindingen en conclusies, in het bijzonder de relatie tussen het misbruik en de posttraumatische stressstoornis die u bij [naam eiser] heeft gediagnosticeerd, anders zijn en zo ja, in welk opzicht?

Nadat partijen zich hadden uitgelaten over dit voornemen van de rechtbank heeft de rechtbank de deskundige in het tussenvonnis van 19 januari 2022 verzocht om in aanvulling op zijn deskundigenbericht de hiervoor voorgestelde nadere vragen te beantwoorden. De deskundige heeft dit gedaan in zijn nadere rapport van 2 juni 2022. De inhoud van dit nadere rapport zal hierna – waar nodig – worden weergegeven bij de verdere beoordeling.

Standpunt [naam eiser] na het aanvullende deskundigenbericht

2.2.
[naam eiser] voert in zijn akte uitlaten deskundigenbericht aan dat de beantwoording van de aanvullende vragen de conclusie over het causale verband in het kader van het onrechtmatig handelen van [naam gedaagde] niet anders maakt maar eerder nog duidelijker. [naam eiser] concludeert dat het deskundigenrapport definitief kan worden vastgesteld.

Standpunt [naam gedaagde] na het aanvullende deskundigenbericht

2.3.
[naam gedaagde] voert in zijn antwoordakte uitlating deskundigenbericht (samengevat) het volgende aan:

- de deskundige heeft zich gebaseerd op het verhaal van [naam eiser] in plaats van op de (bewezenverklaarde) feiten;
- de beweerdelijke klachten van [naam eiser] waren al voor de leeftijd van twaalf jaar aanwezig, zodat deze niet aan [naam gedaagde] kunnen worden toegeschreven en/of toegerekend;
- het huidige psychiatrische beeld van [naam eiser] past meer bij vroege (seksuele) traumatisering, terwijl wanneer op latere leeftijd sprake is van een complex beeld met een chronisch beloop, zoals bij [naam eiser], de kans aanwezig is dat ook andere factoren dan het seksueel trauma van invloed zijn geweest;
- het deskundigenbericht kan, met inachtneming van de aanvullende beantwoording, definitief worden vastgesteld.

Verdere beoordeling

2.4.
De deskundige heeft de aan hem voorgelegde aanvullende vragen als volgt beantwoord:

“ Antwoord a:
Bij de beantwoording van deze vraag [bedoeld wordt vraag 2a - toevoeging rb] heb ik me inderdaad gebaseerd op het verhaal van betrokkene, namelijk seksueel misbruik vanaf de leeftijd van 6-8 jaar. Betrokkene claimt dat de klachten na het seksueel misbruik zijn ontstaan, na de leeftijd waarop het trauma is aangevangen. Het is volgens het verhaal van betrokkene mogelijk dat voor de leeftijd van 12 jaar al klachten aanwezig waren. Het gaat daarbij om onder meer intrusieve symptomen en stress-symptomen, dat wil zeggen, symptomen die teugvoeren naar het doorgemaakte seksuele trauma.

Antwoord b :
In het algemeen kan gesteld worden dat de gevolgen van psychotraumata op de kinderleeftijd vaak groter zijn, naarmate deze al vroeger in het leven ontstaan. Dit hangt onder meer samen met de ontwikkelingsfase van het kind. Wat het psychiatrisch beeld op volwassen [leeftijd - toevoeging rb] betreft zien we vaak een meer complex en chronisch beloop (met meer disfunctioneren) naarmate traumatisering vanaf jonge leeftijd speelde. Het huidige psychiatrische beeld is meer passend bij vroege (seksuele) traumatisering, maar kan echter ook passen bij traumatisering op latere leeftijd (vanaf 12 jaar).

Naarmate het seksueel misbruik op latere leeftijd plaatsvindt, en er is toch sprake van een complex beeld met een chronisch beloop, kan gesteld worden dat de kans aanwezig is, dat ook andere factoren (bijv. affectieve traumatisering, bagatelliseren van de ernst en omvang van het misbruik door de dader) dan het seksueel trauma van invloed zijn geweest.”

2.5.
De aard van het onderzoek, een psychiatrisch onderzoek, brengt mee dat de deskundige zijn beoordeling in belangrijke mate baseert, en ook alleen maar kan baseren, op het verhaal dat zijn gesprekspartner, in dit geval [naam eiser], aan hem vertelt. Gebleken is dat [naam eiser] het seksueel misbruik eerder plaatst dan bewezen is verklaard in het arrest van het gerechtshof Den Haag van 30 oktober 2013. Het is dan ook verklaarbaar dat de deskundige dit als uitgangspunt heeft genomen bij zijn beoordeling. Dit enkele gegeven kan niet tot de conclusie leiden dat, zoals [naam gedaagde] betoogt, de door [naam eiser] gestelde klachten niet in causaal verband staan met het seksuele misbruik zoals bewezen is verklaard. Om dit causale verband aan te nemen is echter wel tevens vereist dat uit het rapport van de deskundige volgt dat de door hem vastgestelde klachten bij [naam eiser] het gevolg zijn van seksueel misbruik én dat deze klachten niet uitsluitend kunnen ontstaan bij seksueel misbruik in de vroege jeugd (zoals 6 tot 8 jaar) maar eventueel ook als het seksueel misbruik op een latere leeftijd in de jeugd (zoals vanaf 12 jaar) heeft plaatsgevonden.

2.6.
In zijn rapport van 18 december 2020 stelt de deskundige vast dat [naam eiser] lijdt aan een posttraumatische stressstoornis, met verlaat begin, met chronisch verloop en dat hierdoor de door [naam eiser] ervaren klachten van ernstige vermoeidheid en chronische stressklachten, zich uitend in onder meer concentratieproblemen, slaapklachten en prikkelbaarheid (hierna te noemen: psychische klachten) verklaard kunnen worden. De deskundige komt in dat rapport tot de conclusie dat deze posttraumatische stressstoornis er zeer waarschijnlijk niet geweest zou zijn zonder het seksueel misbruik. In zijn nadere rapport van 2 juni 2022 rapporteert de deskundige naar aanleiding van de aan hem gestelde aanvullende vragen dat het huidige psychiatrische beeld bij [naam eiser] meer past bij vroege seksuele traumatisering, maar ook kan passen bij traumatisering op latere leeftijd, vanaf twaalf jaar. Dit betekent dus dat volgens de deskundige de door hem bij [naam eiser] vastgestelde posttraumatische stressstoornis en de huidige klachten van [naam eiser] als gevolg daarvan ook kunnen ontstaan als het seksueel misbruik heeft plaatsgevonden vanaf de leeftijd van 12 jaar. De deskundige komt voorts, ondanks de expliciet daarop gerichte vraagstelling, niet terug van zijn conclusie dat de huidige klachten er zeer waarschijnlijk niet zouden zijn geweest zonder seksueel misbruik.

2.7.
Uit dit alles leidt de rechtbank af dat het seksueel misbruik door [naam gedaagde] vanaf het twaalfde levensjaar van [naam eiser] de posttraumatische stressstoornis en de klachten van [naam eiser] heeft veroorzaakt. De deskundige noemt weliswaar de mogelijkheid/kans dat andere factoren ook van invloed zijn geweest op de (complexiteit en het beloop van de) klachten van [naam eiser] maar uit de rapportage volgt geen enkele aanwijzing dat alleen deze andere factoren in de toekomst zouden hebben geleid tot de huidige klachten van [naam eiser] als er geen sprake zou zijn geweest van het seksueel misbruik. Dit betekent dat ook voor zover deze andere factoren niet in de risicosfeer van [naam gedaagde] liggen - zoals de affectieve verwaarlozing van [naam eiser] in zijn jeugd - het deel van de schade dat mede hierdoor is ontstaan of verergerd op grond van artikel 6:98 BW in beginsel aan [naam gedaagde] wordt toegerekend 1. De veroorzaker van de schade moet zijn slachtoffer immers nemen zoals hij is en in geval van letselschade vindt een ruime toerekening plaats.

Tussenconclusie

2.8.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, stelt de rechtbank vast dat [naam eiser] psychische klachten heeft die het gevolg zijn van het seksueel misbruik door [naam gedaagde]. [naam gedaagde] moet daarom de schade die [naam eiser] lijdt door deze psychische klachten aan hem vergoeden. Zoals in het tussenvonnis van 18 december 2019 is overwogen, gaat het dan om de immateriële schade door het seksueel misbruik, de medische kosten die met dit misbruik in causaal verband staan en het verlies aan arbeidsinkomen als gevolg van de psychische klachten door het misbruik.

2.9.
Voordat de schade door het verlies aan arbeidsinkomen kan worden begroot, moet worden onderzocht of de klachten die de deskundige heeft vastgesteld bij [naam eiser] leiden tot beperkingen die weer tot de gestelde arbeidsongeschiktheid leiden. Zoals in het tussenvonnis van 18 december 2019 is overwogen (r.o. 4.21), heeft de rechtbank in dat verband behoefte aan voorlichting door een verzekeringsarts en, als er beperkingen door de verzekeringsarts worden vastgesteld, voorlichting door een arbeidsdeskundige.

2.10.
Partijen worden in de gelegenheid gesteld om zich tegelijkertijd bij akte na tussenvonnis uit te laten over de wenselijkheid van deze deskundigenberichten, de perso(o)n(en) van de te benoemen deskundige(n) en over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Beide partijen zullen daarna in de gelegenheid worden gesteld om bij antwoordakte na tussenvonnis op elkaars aktes te reageren.

Het heeft de voorkeur van de rechtbank dat beide onderzoeken aansluitend plaatsvinden, maar partijen mogen zich daarover uitlaten. Daarnaast verdient het de sterke voorkeur van de rechtbank dat partijen gezamenlijk tot overeenstemming komen over de perso(o)n(en) van de te benoemen deskundigen en de aan hen te stellen vragen. In dat geval kunnen partijen dit beiden bij (gelijkluidende) akte na tussenvonnis laten weten waarna geen nieuwe rolverwijzing voor antwoordaktes zal plaatsvinden.

2.11.
De rechtbank stelt voor om in ieder geval de volgende vragen te stellen aan een te benoemen verzekeringsarts:

1. Kunt u op basis van het rapport van psychiater [naam] van 18 december 2020 en zijn aanvullende rapport van 2 juni 2022 de beperkingen en belastbaarheid van [naam eiser] vaststellen wat betreft loonvormende arbeid?
2. Wilt u aan de hand van alle relevante gegevens en uw onderzoeksbevindingen op uw vakgebied de door u vastgestelde beperkingen van [naam eiser] duidelijk beschrijven? Wilt u daartoe een functionele mogelijkheden lijst opstellen, mede ten behoeve van een arbeidsdeskundig onderzoek?
3. Is er nog verbetering of verslechtering te verwachten? Zo ja, welke gevolgen zal dit hebben voor de beperkingen en de belastbaarheid?
4. Zijn er nog andere feiten en/of omstandigheden die u voor de beoordeling van het onderhavige geschil van belang acht?

2.12.
De rechtbank stelt voorts voor om in ieder geval de volgende vragen te stellen aan een te benoemen arbeidsdeskundige:

1. Wat zou naar uw inschatting het carrièreverloop van [naam eiser] zijn geweest als het seksueel misbruik hem niet zou zijn overkomen? Wilt u bij de beantwoording van deze vraag ook de te verwachten arbeidsduur per week aangeven en de periode(n)/jaren waarin [naam eiser] in dat geval vermoedelijk werkzaam zou zijn geweest?
2. Kunt u aangeven wat het reële verdienvermogen, zowel bruto als netto, van de door [naam eiser] te verrichten arbeid zou zijn geweest zonder het misbruik, rekening houdend met de door [naam eiser] genoten opleiding(en), arbeidsverleden, kennis en vaardigheden?
3. Zijn er, rekening houdend met de beperkingen zoals die blijken uit het rapport van de verzekeringsarts, volgens u passende arbeidsmogelijkheden voor [naam eiser]? Zo ja, welke en voor hoeveel uur per week? Zo nee, waarom niet?
4. Als er passende arbeidsmogelijkheden voor [naam eiser] zijn, wat is dan het reële verdienvermogen, zowel bruto als netto, van deze arbeid?
5. Als er volgens u geen passende arbeidsmogelijkheden zijn voor [naam eiser], ziet u dan mogelijkheden tot (verdere) omscholing, rekening houdend met de beperkingen van [naam eiser] zoals die blijken uit het rapport van de verzekeringsarts en de door [naam eiser] genoten opleiding(en), arbeidsverleden, kennis en vaardigheden? Zo ja, welke opleiding(en) kom(t)(en) daarvoor in aanmerking, wat is de duur en wat zijn de kosten van die opleiding(en)?
6. Als er mogelijkheden zijn tot (verdere) omscholing, wat zou volgens u het te verwachten verdienvermogen, zowel bruto als netto, zijn na voltooiing van de door u genoemde omscholing en wat zou dan naar uw inschatting het carrièreverloop van [naam eiser] zijn?
7. Zijn er nog andere feiten en/of omstandigheden die u voor de beoordeling van het onderhavige geschil van belang acht?

2.13.
Gelet op de aansprakelijkheid van [naam gedaagde] voor de gevolgen van het seksueel misbruik dient [naam gedaagde] het voorschot op de kosten van de deskundige(n) te betalen.

2.14.
De rechtbank wijst partijen erop dat na afronding van het verzekeringsgeneeskundig en eventueel arbeidsdeskundig onderzoek er mogelijk nog onderzoek door een bedrijfseconoom noodzakelijk is om de exacte financiële consequenties van de bevindingen van de arbeidsdeskundige door te rekenen. De afronding van deze zaak zal mogelijk dus nog enige tijd op zich laten wachten. Gelet hierop en in aanmerking nemende dat er ook de nodige kosten verbonden zijn aan de deskundigenonderzoeken, geeft de rechtbank partijen in overweging om in overleg te treden over het bereiken van een minnelijke regeling ter afronding van het geschil.

2.15.
De beslissingen over de immateriële schade en de medische kosten (die [naam eiser] te zijner tijd nog nader moet onderbouwen) zullen worden aangehouden tot na bovengenoemde deskundigenonderzoeken. ECLI:NL:RBROT:2022:8319

1Zie ook HR 22 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:590 over de persoonlijke predispositie van de benadeelde