Overslaan en naar de inhoud gaan

CTG 160107 verslechterend CTG tijdens bevalling; fout arts assistent

CTG 16 januari 2007 verslechterend CTG tijdens bevalling; verpleegkundige hoefde niet te denken aan fout van arts-assistent
4.1 Ter zitting in hoger beroep heeft de verpleegkundige verklaard dat zij toen in de periode tussen 17.00 en 18.00 uur het CTG bleef decelereren, haar ongerustheid hierover aan de dienstdoende arts-assistente heeft meegedeeld waarop deze haar heeft gerustgesteld. Ook toen de verpleegkundige omstreeks 19.00 uur wederom haar ongerustheid over het CTG aan de arts-assistente kenbaar maakte werd zij door deze opnieuw gerustgesteld.

De verpleegkundige heeft in dat verband ter zitting in hoger beroep het volgende verklaard: “Aangezien de arts-assistente zeer ervaren was, was er voor mij geen reden om aan haar beoordeling van de situatie te twijfelen en heeft zij mijn bezorgdheid kunnen wegnemen. Ik heb dan ook niet overwogen om de gynaecoloog te bellen; ik had de indruk dat de arts-assistente de zaak onder controle had.”   
4.2 Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege was de beoordeling van het CTG in beginsel voorbehouden aan de arts-assistente. Alleen in het geval de verpleegkundige tot de conclusie had moeten komen dat er sprake was van evidente fouten van de arts-assistente bij de beoordeling van het CTG, had het op haar weg gelegen de achterwacht te waarschuwen. In het onderhavige geval is evenwel niet gebleken dat de verpleegkundige aan een evidente fout van de arts-assistente heeft gedacht en heeft moeten denken. Immers, blijkens de verklaring van de verpleegkundige heeft de arts-assistente haar, op de momenten dat zij bezorgdheid over het CTG tegenover de arts-assistente heeft geuit, gerust kunnen stellen. Daarbij is van belang dat de verpleegkundige de arts-assistente als zeer ervaren beschouwde en mocht beschouwen.

 Niet is gebleken van andere feiten of omstandigheden op grond waarvan de verpleegkundige aan een evidente fout van de arts had moeten denken en anders had moeten handelen dan zij heeft gedaan.

 Anders dan door het Regionaal Tuchtcollege is overwogen, was voor daadkrachtiger optreden door de verpleegkundige in casu dan ook geen aanleiding.

 CTG 2005 043.2 zie ook CTG 2005 044.2