Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Utrecht 080807 causaal verband tussen fout gynaecoloog ondanks mogelijke abortus met 18 weken

Rb Utrecht 080807 causaal verband tussen fout gynaecoloog ondanks mogelijke abortus met 18 weken
4.  De beoordeling
4.1.  Tussen partijen is niet in geschil dat [gynaecoloog] een medische fout heeft gemaakt door geen nadere actie te nemen naar aanleiding van het verslag van [patholoog-anatoom]. Evenmin is in geschil dat het, als [gynaecoloog] de medische fout niet had gemaakt, mogelijk was geweest de abortus alsnog uit te voeren door middel van een zuigcurettage. Kern van het geschil tussen partijen is de vraag of er causaal verband bestaat tussen de medische fout en de door eisers gevorderde schade of dat de schade het gevolg is van het besluit van eisers om geen tweede abortus te laten plaatsvinden.

4.2.  De rechtbank stelt voorop dat het feit dat eisers opnieuw, en wel toen [eiseres sub 2]’ zwangerschap inmiddels tien weken verder was gevorderd, voor de keuze zijn komen te staan om een abortus te laten uitvoeren een direct gevolg is van de door [gynaecoloog] gemaakte fout. De rechtbank is van oordeel dat er een wezenlijk verschil bestaat tussen de oorspronkelijke keuze van eisers om tot abortus over te gaan en de keuze waarvoor zij zich gesteld zagen toen op 7 juli 2003 bleek dat [eiseres sub 2] nog zwanger was. De zwangerschap van [eiseres sub 2] bevond zich op dat moment immers in een aanmerkelijk verder gevorderd stadium, waarbij het kind zich in een andere ontwikkelingsfase bevond. Bovendien was een abortus door middel van een zuigcurettage in dit stadium van de zwangerschap niet meer mogelijk.
De rechtbank is van oordeel dat in het dilemma waarvoor eisers zich toen geplaatst zagen, te weten of zij onder de gegeven – gewijzigde – omstandigheden al dan niet alsnog tot abortus over zouden gaan, objectief gezien geen juiste of verkeerde keuze te maken is. Die keuze is hoogstpersoonlijk en leent zich niet voor toetsing door de rechter. De rechtbank is daarom van oordeel dat het feit dat eisers wellicht geen of minder schade geleden zouden hebben als hun keuze anders was uitgevallen, gezien de aard van die keuze niet aan hen kan worden tegengeworpen. Nu het aan de fout van [gynaecoloog] te wijten is dat eisers voor het hiervoor bedoelde dilemma werden geplaatst, en de keuze die zij daarin hebben gemaakt niet aan hen tegengeworpen kan worden, is de rechtbank van oordeel dat de door eisers dientengevolge geleden schade een gevolg is van de medische fout.
Hiermee verwerpt de rechtbank de stelling van het Diakonessenhuis dat niet de medische fout maar de eigen keus van eisers tot de schade heeft geleid, of dat er sprake zou zijn van proportionele aansprakelijkheid. Met deze stelling legt het Diakonessenhuis immers impliciet aan zijn verweer ten grondslag dat eisers een andere keuze hadden moeten maken. Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, volgt zij het Diakonessenhuis daarin niet.

4.3.  Gezien het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het Diakonessenhuis aansprakelijk is voor de door eisers als gevolg van de gemaakte fout geleden schade.
LJN BB1420