Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Limburg 161213 val fietser tijdens afdaling; uit expertiserapport blijkt niet dat remmen fiets ondeugdelijk waren; geen aansprakelijkheid verkoper

Rb Limburg 161213 val fietser tijdens afdaling; uit expertiserapport blijkt niet dat remmen fiets ondeugdelijk waren; geen aansprakelijkheid verkoper;
- kosten rb-verz. gevorderd 20 uur x € 125,00 excl. btw.; geen begroting omdat gelet op het expertiserapport het deelgeschil onnodig is ingesteld

2 De feiten
2.1.
Op 9 juli 2012 heeft [verzoekster] voor de prijs van € 799,00 een fiets gekocht bij Rijwielspecialist Oan de Stasie B.V. Het gaat om een damesfiets van het merk Gazelle, type Medeo plus. De fiets is uitgevoerd met een zogenoemd “roller brake” remsysteem. [verzoekster] heeft de fiets zowel ter plekke van de aankoop/levering als nadien in de omgeving van haar woonplaats herhaaldelijk getest (met kortere ritten).

2.2.
Met bovengenoemde fiets zijn [verzoekster] en haar echtgenoot op 3 september 2012 op fietsvakantie vertrokken voor een tour in de omgeving van de Bodensee.

2.3.
Op 4 september 2012 heeft [verzoekster] een etappe gemaakt door bergachtig gebied. Aan het einde van de middag is zij tijdens een afdaling met haar fiets ten val geraakt.

2.4.
Als gevolg van deze val heeft [verzoekster] letsel opgelopen aan de ribben en rechterpols. Verder had zij schaafwonden, kneuzingen en oogletsel (waardoor haar gezichtsvermogen was beperkt). In verband met het polsletsel heeft [verzoekster] gedurende acht weken gips gedragen. Op 28 november 2012 is zij bovendien voor twee dagen opgenomen in het ziekenhuis in verband met een operatieve behandeling aan de rechterpols. Er is nog geen sprake van een medische eindtoestand.

2.5.
[verzoekster], althans haar verzekeraar ARAG Rechtsbijstand, heeft de Centrale Expertise Dienst (hierna CED) ingeschakeld om nader onderzoek te doen naar de functionaliteit van de remmen. In het expertiserapport d.d. 31 oktober 2012 is - voor zover van belang - het volgende opgenomen.
“Onderzoek
Wij hebben de fiets bij de verzekerde thuis geïnspecteerd. Aldaar stelden wij vast dat de voorvork van de fiets verwijderd was. De voorremkabel was door de verzekerde doorgeknipt. Hierdoor is enig onderzoek naar het functioneren van de voorrem niet meer mogelijk. De remgreep van de achterrem was tot aan het handvat in te trekken. Hierbij werd het achterwiel wel nog redelijk afgeremd, echter de remkracht was niet optimaal.
Oorzaak
Zoals wij de fiets aantroffen kunnen wij niet een juiste beoordeling maken of de remmen wel dan niet optimaal gefunctioneerd hebben ten tijde van het onderhavige evenement.”

2.6.
Bij brief van 10 oktober 2012 heeft [verzoekster] Oan de Stasie aansprakelijk gesteld voor de door [verzoekster] geleden (materiële en immateriële) schade.

2.7.
Vanaf dat moment is Delta Lloyd Schadeverzekering N.V. (en niet de door [verzoekster] in rechte betrokken rechtspersoon Delta Lloyd Verzekeringen N.V.), als verzekeraar van Oan de Stasie, opgetreden als belangenbehartiger van Oan de Stasie.

3 Het geschil
3.1.
Volgens [verzoekster] bezat de fiets van [verzoekster] niet die eigenschappen die zij, als koper, op grond van de overeenkomst mocht verwachten, zodat sprake is van non-conformiteit zoals bedoeld in art. 7:17 BW. Zij verwijst voor die stelling naar de conclusies en bevindingen in het expertiserapport van de CED. Verder heeft [verzoekster] ter onderbouwing van haar stelling aangevoerd dat zij, na terugkomst van vakantie, de fiets heeft laten controleren bij Oan de Stasie. Hierbij zou zowel een medewerker als “de eigenaar” van de onderneming tegen haar hebben gezegd dat de remmen niet goed waren afgesteld. Volgens [verzoekster] is zij als gevolg van het gebrek aan de remmen ten val geraakt, zodat Oan de Stasie aansprakelijk is voor de schade die [verzoekster] als gevolg van het ongeval heeft geleden en nog zal lijden.

3.2.
Op grond van het vorenstaande verzoekt [verzoekster] in het kader van dit deelgeschil:
voor recht te verklaren dat Oan de Stasie (als aansprakelijke partij) en Delta Lloyd (als de aansprakelijkheidsverzekeraar) hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door [verzoekster] geleden en nog te lijden schade;
de kosten van dit deelgeschil te begroten op een bedrag van € 3.025,00 en Oan de Stasie en Delta Lloyd hoofdelijk te veroordelen tot betaling daarvan, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf veertien dagen na deze beschikking tot aan de dag van algehele voldoening.

3.3.
Oan de Stasie voert verweer. Zij wijst de aansprakelijkheid van de hand. Dit verweer en hetgeen partijen verder ter onderbouwing van haar standpunten naar voren hebben gebracht, zal, voor zover van belang, in onderstaande beoordeling worden betrokken.

4 De beoordeling
4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat het onderhavige verzoek zich leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure als bedoeld in de artikelen 1019w e.v. Rv. Uit de wetsgeschiedenis blijkt immers dat een deelgeschil ook betrekking kan hebben op een geschil over de aansprakelijkheid (zie daartoe Kamerstukken II 2007/2008, 31 518, nummer 3, pagina’s 2 en 10 MvT).

4.2.
Voor zover het verzoek is ingesteld tegen Delta Lloyd Verzekeringen N.V. zal dit worden afgewezen aangezien niet deze partij, maar Delta Lloyd Schadeverzekeringen N.V. de verzekeraar is van Oan de Stasie.

4.3.
De kantonrechter zal zich buigen over de vraag of Oan de Stasie aansprakelijk is voor de schade die [verzoekster] heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van de val met haar fiets op 4 september 2012 tijdens een fietstocht in de omgeving van de Bodensee. Gelet op de standpunten van partijen, zal deze vraag beantwoord worden aan de hand van het bepaalde in art. 7:17 BW over de consumentenkoop (waarvan hier onbetwist sprake is).

4.4.
Op grond van art. 7:17 lid 2 BW beantwoordt de zaak niet aan de overeenkomst indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen, alsmede de eigenschappen die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij de overeenkomst is voorzien.

4.5.
Partijen discussiëren over de vraag of de remmen van de fiets van [verzoekster] een gebrek vertoonden, zodat de fiets niet de eigenschapen bezat die [verzoekster] op grond van de overeenkomst mocht verwachten.

4.6.
Anders dan door [verzoekster] is bepleit, bieden de conclusies en bevindingen uit het expertiserapport van de CED geen steun voor het oordeel dat sprake is van non-conformiteit in de zin van art. 7:17 BW. Volgens de CED kan de optredende expert immers “niet een juiste beoordeling maken of de remmen wel dan niet optimaal gefunctioneerd hebben ten tijde van het onderhavige evenement.”

4.7.
Verder heeft Oan de Stasie betwist dat aan [verzoekster] op 7 september 2012 (na terugkeer van haar vakantie) is medegedeeld dat de remmen niet goed waren afgesteld. Ter zitting heeft [naam rijwielhandelaar] hier nog aan toegevoegd dat het “roller-brake”-systeem een remsysteem is dat niet “afgesteld” hoeft te worden. Dat Oan de Stasie uit coulanceoverwegingen heeft besloten om [verzoekster] en haar echtgenoot nieuwe fietsen te leveren, wil niet zeggen dat zij daarmee erkent dat de remmen van de fiets van [verzoekster] een gebrek vertoonden.

4.8.
De verklaring van [verzoekster] dat de remkracht van de fiets van de aanvang af beperkt was en dat zij de grepen van de handremmen helemaal moest intrekken, kan evenmin leiden tot het oordeel dat sprake is van non-conformiteit. Op de dag van de levering heeft Oan de Stasie de fiets gecontroleerd en heeft [verzoekster] er een kort proefritje op kunnen maken. Verder heeft Oan de Stasie erop gewezen dat [verzoekster] tot het moment van het ongeval de fiets al twee maanden in gebruik had. Indien de remmen niet goed zouden hebben gefunctioneerd, had [verzoekster] dat in die periode kunnen opmerken.

4.9.
Op grond van het vorenstaande kan niet (laat staan zonder meer) geconcludeerd worden dat de fiets die [verzoekster] op 9 juli 2012 heeft gekocht bij Oan de Stasie, niet de eigenschappen bezat die [verzoekster] (op grond van de koopovereenkomst) mocht verwachten.

4.10.
Het eerste verzoek dient bijgevolg afgewezen te worden. Hetgeen partijen hebben aangevoerd aangaande de toedracht van het ongeval, kan daarom verder onbesproken blijven (die toedracht is slechts door het slachtoffer als enige getuige beschreven).

4.11.
Art. 1019aa Rv bepaalt dat de rechter in de beschikking de kosten begroot die gemoeid zijn met de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt, en daarbij alle redelijke kosten als bedoeld in art. 6:96 lid 2 BW in aanmerking neemt.

4.12.
[verzoekster] heeft in het kader van deze deelgeschilprocedure twintig uren gedeclareerd tegen een uurtarief van € 125,00 (exclusief btw).

4.13.
Omdat in het onderhavige geval geen grond is voor het vaststellen van de aansprakelijkheid van Oan de Stasie voor het door [verzoekster] overkomen ongeval, zal de kantonrechter ook het verzoek tot het opstellen van een kostenbegroting afwijzen. De kantonrechter neemt hierbij in overweging dat uit de - voorafgaand aan dit deelgeschil - door Delta Lloyd (namens Oan de Stasie) gevoerde correspondentie blijkt dat zij de gestelde aansprakelijkheid gemotiveerd van de hand heeft gewezen. Het gaat hierbij om de brieven van 19 februari 2013 en 6 mei 2013 die als bijlagen aan het verzoekschrift zijn gehecht. Uit de inhoud van de brieven blijkt dat Oan de Stasie zich op het standpunt stelt dat uit het expertiserapport niet is gebleken dat de remmen van de fiets een gebrek vertoonden. Het had voor [verzoekster] daarom duidelijk moeten zijn dat het expertiserapport van de CED als zodanig geen grond biedt voor de aansprakelijkheid van Oan de Stasie en dat zij zich (behoudens alsnog bij te brengen bewijs van een zich voordoend gebrek dat wel op non-conformiteit wijst) niet op het standpunt kon stellen dat het rechtsvermoeden van art. 7:18 lid 2 BW zich voordeed, zodat het aan Oan de Stasie was om de conformiteit aan te tonen. Het deelgeschil is naar het oordeel van de kantonrechter om die reden onnodig en ten onrechte aanhangig gemaakt. ECLI:NL:RBLIM:2013:12307