Overslaan en naar de inhoud gaan

RBMNE 280318 Zie ook: rb-midden-nederland-061217-eenzijdig-ongeval-zzp-er-met-auto-bedrijf-inlener-geen-analoge-toepassing-verzekeringsplicht-werkgever-ex-art-7-611-bw

RBMNE 280318Zie ook: rb-midden-nederland-061217-eenzijdig-ongeval-zzp-er-met-auto-bedrijf-inlener-geen-analoge-toepassing-verzekeringsplicht-werkgever-ex-art-7-611-bw


De verdere beoordeling

2.1.
In het vonnis van 20 december 2017 heeft de rechtbank [eiser] in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten welk belang hij heeft bij een vonnis in deze zaak. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat in de zaak, die is geregistreerd onder zaaknummer C/16/380191 HA ZA 14-859 (ECLI:NL:RBMNE:2017:6028) op 6 december 2016 (rechtbank: lees 2017) vonnis is gewezen, waarbij de vorderingen van [eiser] tegen [gedaagde sub 1] , die gelijkluidend zijn aan de vorderingen tegen [gedaagde sub 1] en Reaal in deze procedure, zijn afgewezen.

2.2.
[eiser] heeft in zijn akte naar voren gebracht dat hij zijn zaak tegen [gedaagde sub 1] en Reaal in hoger beroep wenst voort te zetten. Daarmee heeft hij zijn belang bij een vonnis in deze procedure voldoende onderbouwd.

2.3.
Anders dan [eiser] betoogt is [gedaagde sub 1] (nog steeds) partij in deze procedure. Zoals de rechtbank in 2.6 van het tussenvonnis heeft overwogen, heeft [eiser] op 28 augustus 2014 Reaal en [gedaagde sub 1] gezamenlijk gedagvaard in deze procedure. De advocaat van Reaal, mr. W.A.M. Rupert heeft zich aanvankelijk voor beide gedaagden gesteld, maar op 5 april 2016 meegedeeld dat hij zich voor [gedaagde sub 1] onttrekt als advocaat. Er heeft zich geen nieuwe advocaat gesteld voor [gedaagde sub 1] . Als sprake is van een verplichte procesvertegenwoordiging zoals hier aan de orde heeft onttrekking van de advocaat tot gevolg dat de betreffende partij geen proceshandelingen kan verrichten, maar nadat een partij eenmaal is verschenen, wordt de procedure voortgezet op tegenspraak, ook al wordt deze partij na een onttrekking niet langer vertegenwoordigd door een advocaat.

2.4.
De rechtbank zal de vorderingen van [eiser] afwijzen. In het vonnis van 6 december 2017 heeft de rechtbank de aansprakelijkheid van [gedaagde sub 1] afgewezen, zodat ook in deze zaak de vordering tegen [gedaagde sub 1] afgewezen moet worden. In deze zaak zijn immers dezelfde gronden aangevoerd.

2.5.
Op grond van artikel 7:954 BW kan [eiser] van Reaal niet meer vorderen dan hetgeen [gedaagde sub 1] op grond van haar aansprakelijkheidsverzekering van Reaal te vorderen zou hebben. Bij het ontbreken van aansprakelijkheid heeft [gedaagde sub 1] geen vordering op Reaal, zodat ook de vordering van [eiser] tegen Reaal moet worden afgewezen. ECLI:NL:RBMNE:2018:1906