Overslaan en naar de inhoud gaan

RBNNE 050722 twee ZZP-ers heien paal bij geplante boom, na "ho-maar" landt handheiblok op hand; geen aansprakelijkheid

RBNNE 050722 twee ZZP-ers heien paal bij geplante boom, na "ho-maar" landt handheiblok op hand; geen aansprakelijkheid
- kosten verzocht, begroot en niet toegewezen 13 uur x € 260,00 + 21% = € 4.089.80

2.
De feiten

2.1.
[verzoeker] is zelfstandig hovenier en heeft regelmatig samengewerkt met [verweerder] gedurende een periode van meer dan drie jaar. Achmea is de aansprakelijkheidsverzekeraar van [verweerder] .

2.2.
Op 12 maart 2018 hebben [verzoeker] en [verweerder] gezamenlijk een boom geplant, die met boompalen ondersteund diende te worden. Tijdens het plaatsen van de boompalen heeft [verzoeker] de bewuste boompaal met beide handen vastgehouden, terwijl hij op zijn knieën op de grond zat. [verzoeker] droeg daarbij werkhandschoenen. [verweerder] heeft met behulp van een handheiblok de boompaal met herhaalde slagen de grond ingeslagen.

2.3.
Op enig moment heeft [verzoeker] "Ho maar" geroepen. ten teken dat de paal goed stond en [verweerder] het slaan kon staken. [verzoeker] is vervolgens opgestaan en heeft zijn rechterhand daarbij bovenop de boompaal gelegd. Het handheiblok is nadien op de rechterhand van [verzoeker] terechtgekomen, met handletsel tot gevolg.

2.4.
Onder meer het puntje van de rechterduim van [verzoeker] (top 1,5 cm) is door de slag met het handheiblok afgerukt en is door een plastisch chirurg gereconstrueerd. [verzoeker] ervaart nog steeds beperkingen.

2.5.
Op 28 maart 2018 heeft [verweerder] desgevraagd de volgende schriftelijke verklaring per e-mail aan Achmea gezonden:
"( ... ) Samen met [verzoeker] was ik palen aan het zetten voor een jonge boom om deze rechtop te houden. Hij hield daarbij de paal rechtop zodat deze rechtstandig de grond in geslagen werd. Hiervoor zat hij op zijn knieën bij de paal.

Ik was degene die de paal de grond in sloeg. hiervoor gebruikte ik een handheiblok. Toen de paal op de juiste hoogte was gaf [verzoeker] aan dat het goed zo was en dat het slaan gestaakt kon worden. Ik had de handheiblok nog boven mijn hoofd hangen en was in de veronderstelling dat ik nog eenmaal kon slaan. [verzoeker] kwam echter uit zijn geknielde houding omhoog, hierbij steunend op de paal. Voordat we beiden doorhadden wat er aan de hand was. Was het kwaad al geschied. Mijn laatste slag met de handheiblok belandde op de paal met [verzoeker] zijn duim hiertussen. ( ... )."

2.6.
Op 17 april 2018 heeft [verweerder] de volgende aanvullende schriftelijke verklaring aan Achmea gemaild:
"( ... ) [verzoeker] gaf aan dat het slaan gestaakt kon worden op het moment dat ik het handheiblok de lucht in gooide, omdat het erg slecht voor de rug is om een handheiblok ineens te stoppen uit neergaande richting dacht ik dat het niet erg was om hem neer te laten komen op de paal. Echter legde [verzoeker] op het moment dat ik in neergaande richting ging om het blok tot stilstand te brengen op de paal zijn hand om te paal met zijn duim bovenop. Ik had dan nog misschien een kleine seconde gehad om daar nog op te reageren, maar dat was te kort voor mij om te stoppen of van richting te veranderen.
( ... )"

2.7.
Op 1 mei 2018 heeft [verzoeker] de volgende schriftelijke verklaring aan Achmea gemaild;
"( ... ) Ik ben met m'n collega [verweerder] later in de ochtend rond 11 elf een boom aan het plaatsen. om deze goed te verankeren zijn er boompalen erbij nodig. Bij het aanbrengen van de boompalen ging het mis. Om een boompaal goed op positie te brengen is het nodig om deze tijdens het plaatsen vast de houden. Ik hield de paal vast met beide handen. Hierbij zat ik op mijn knieën en [verweerder] sloeg met de heiblok op de paal. Op enig moment hereikte de paal de juiste hoogte. Ik gaf dit aan door 'Ho maar' te roepen. zodat hij kan stoppen met slaan op de paal. Bij het opstaan plaatste ik mijn rechter hand op de paal. Ik voelde op dat moment een flinke klap op mijn rechterduim. Ik realiseerde mij dat het heiblok op mijn duim terecht was gekomen. Ik deed gelijk mijn handschoen uit en zag dat mijn duim hevig bloedde en dat er een stuk vanaf mistie. Hierna volgt mijn bezoek aan huisarts en ziekenhuis. ( ... )."

3.
Het verzoek

3.1.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank om. bij beschikking, zo mogelijk uitvoerbaar bij Voorraad:
1. voor recht te verklaren dat [verweerder] aansprakelijk is voor de door [verzoeker] ten gevolge van het ongeval op 12 maart 2018 geleden schade in zowel materiële als immateriële zin:
2. Voor recht te verklaren dat Achmea op grond van de gesloten verzekeringsovereenkomst dekking dient te verlenen voor het handelen van [verweerder] op 12 maart 2018 en aldus gehouden is de door [verzoeker] als gevolg van het handelen van [verweerder] geleden en nog te lijden schade in zowel materiële als immateriële zin, te vergoeden:
3. een verschijning van partijen te bevelen, dat wil zeggen een dag en uur te bepalen waarop de behandeling van het verzoekschrift zal aanvangen:
4. Achmea te veroordelen in de kosten van het opstellen van het verzoekschrift, alsmede de behandeling hiervan inclusief de verschijning van (de advocaat van) [verzoeker] , te begroten op € 4.089.80 inclusief btw, 13 uur maal € 260,00 exclusief btw, te vermeerderen met griffierecht, met bevel aan Achmea dit bedrag binnen veertien dagen na de datum van deze beschikking aan de advocaat van [verzoeker] te vergoeden.

3.2.
Het verweer van [verweerder] en Achmea strekt tot afwijzing van het verzoek.

3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna. voor zover van belang. nader ingegaan.

4.
De beoordeling

4.1.
Het verzoek van [verzoeker] strekt onder meer te komen tot een verklaring voor recht dat [verweerder] aansprakelijk is voor de door [verzoeker] geleden schade ten gevolge van het ongeval. Gelet op de mogelijkheid dat partijen tot nader overleg en een minnelijke regeling komen indien de rechtbank beslist dat [verweerder] aansprakelijk is voor de door [verzoeker] gestelde schade, kan [verzoeker] in zijn verzoek worden ontvangen.

4.2.
[verzoeker] voert aan dat [verweerder] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door na het geven van het stopteken "Ho maar" met het handheiblok nog een keer op de paal te slaan, terwijl [verweerder] wist dat hij het staan met het handheiblok - na het gegeven stopteken - onmiddellijk moest staken. Partijen hebben dit tientallen keren samen gedaan. [verweerder] wist ook dat [verzoeker] zich altijd aan de paal weer omhoog hees, met de hand op de paal. Volgens [verzoeker] heeft [verweerder] het handheiblok na het stopteken eerst (verder) omhoog gegooid en heeft [verweerder] tegen de gemaakte afspraken in het handheiblok laten landen op de boompaal, waardoor [verweerder] vol de rechterhand van [verzoeker] heeft geraakt en [verzoeker] letsel heeft opgelopen. Het ongeval had volgens [verzoeker] eenvoudig kunnen worden voorkomen, indien [verweerder] zich aan de gegeven instructie had gehouden. Ook had [verweerder] het handheiblok kunnen laten afzwaaien en naast hem op de grond kunnen laten vallen, aldus [verzoeker] . [verzoeker] voert voorts aan dat hij door het ongeval blijvend letsel heeft opgelopen, hetgeen hem hindert in de uitoefening van zijn werkzaamheden als zelfstandig werkend hovenier. Volgens [verzoeker] dient Achmea daarom de door hem geleden en nog te lijden schade te vergoeden.

Analoge toepassing 7:661 BW?

4.3.
[verweerder] en Achmea zullen hierna gezamenlijk worden aangeduid als [verweerder] . [verweerder] heeft primair tot zijn verweer aangevoerd dat artikel 7:661 BW analoog moet worden toegepast. De rechtbank heeft tijdens de mondelinge behandeling reeds geoordeeld dat een analoge toepassing van artikel 7:661 BW niet aan de orde is, omdat tussen partijen een gezagsverhouding ontbreekt, en beide partijen op voet van gelijkheid als zelfstandige samenwerken. Het primaire verweer kan daarom niet slagen.

Aansprakelijkheid?

4.4.
Subsidiair heeft [verweerder] aangevoerd dat het ongeval niet te wijten is aan een onrechtmatige gedraging van [verweerder] , maar het gevolg is van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Op het moment waarop [verzoeker] "Ho maar" riep. had [verweerder] het handheiblok al omhoog geworpen. Het hing boven zijn hoofd in de lucht. [verweerder] betwist dat hij het handheiblok na het stopteken eerst nog verder de lucht in heeft gegooid. Het ongeval heeft zich vervolgens in een split second voltrokken. [verweerder] had wellicht nog een kleine seconde om te reageren, maar dat was te kort om nog te kunnen stoppen of van richting te veranderen. Er was geen tijd meer om nog op de ontstane situatie te anticiperen. Daarvoor ging het allemaal veel te snel, aldus [verweerder] . Ook als [verweerder] het handheiblok naast de paal terecht had laten komen, was de kans groot geweest dat hij [verzoeker] daarbij zou hebben geraakt. Volgens [verweerder] is daarom geen sprake van onrechtmatig handelen.

4.5.
De rechtbank overweegt als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat [verweerder] het handheiblok hoog hield op het moment dat [verzoeker] "Ho maar" riep. Dit volgt ook uit de eerste schriftelijke verklaring van [verweerder] van 28 maart 2018 waarin [verweerder] heeft geschreven dat hij het heiblok nog boven zijn hoofd had hangen op het moment waarop [verzoeker] het stopteken gaf. De stelling van [verzoeker] dat [verweerder] na voornoemd stopteken het handheiblok (verder) omhoog heeft gegooid, wordt betwist door [verweerder] en is ook overigens niet komen vast te staan. De opmerking van [verweerder] in zijn schriftelijke verklaring van 17 april 2018. dat het slaan kon worden gestaakt op het moment dat hij "het handleiblok de lucht in gooide" acht de rechtbank onvoldoende. gelet op de betwisting daarvan door [verweerder] en zijn eerste schriftelijke verklaring. Het feit dat [verzoeker] "Ho maar" riep op het moment dat [verweerder] het handheiblok nog in de lucht hield, had tot gevolg dat [verweerder] op dat moment ergens naartoe moest met het handheiblok. De rechtbank acht het in de gegeven omstandigheden aannemelijk dat [verweerder] na het aan hem gegeven stopteken te weinig tijd had om een passend alternatief voor het handheiblok te zoeken. De stelling van [verzoeker] dat [verweerder] het handheiblok had kunnen laten afzwaaien en naast hem op de grond had kunnen laten vallen, acht de rechtbank onvoldoende om onrechtmatig handelen van [verweerder] aan te nemen. Indien [verweerder] voor die optie had gekozen, valt niet uit te sluiten dat [verweerder] [verzoeker] daarbij ook zou hebben geraakt, met mogelijk andere nadelige gevolgen. De rechtbank is daarom van oordeel dat [verweerder] geen verwijt kan worden gemaakt van het feit dat hij ervoor heeft gekozen om het handheiblok weer op de paal terecht te laten komen. [verweerder] had te weinig tijd om een weloverwogen en passend alternatief te zoeken. Het feit dat [verweerder] wist dat hij na het stopteken moest stoppen met slaan op de boompaal en het feit dat [verweerder] ermee bekend was dat [verzoeker] zich altijd aan de boompaal omhoog hees, maken het vorenstaande niet anders. Er was onvoldoende tijd voor [verweerder] om te anticiperen op de ontstane situatie.

4.6.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat niet is komen vast te staan dat [verweerder] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [verzoeker] . Het meer subsidiaire beroep van [verweerder] op eigen schuld van [verzoeker] behoeft daarom geen bespreking meer. De verzoeken van [verzoeker] om voor recht te verklaren dat [verweerder] aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval en om voor recht te verklaren dat Achmea gehouden is de schade te vergoeden die [verzoeker] heeft geleden als gevolg van het ongeval, zullen worden afgewezen.

4.7.
De wet bepaalt in art. 1019aa lid 1 Rv dat de rechtbank de kosten van de procedure moet begroten, ook als het verzoek wordt afgewezen. Dit is alleen anders indien de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. De rechtbank is van oordeel dat daarvan geen sprake is en zal daarom overgaan tot een begroting van de kosten aan de zijde van [verzoeker] . De kosten van [verzoeker] komen slechts voor vergoeding in aanmerking indien in een eventuele - bodemprocedure de aansprakelijkheid van [verweerder] alsnog komt vast te staan.

4.8.
[verzoeker] maakt aanspraak op een vergoeding van € 4.089.80 aan advocaatkosten, te vermeerderen met het griffierecht van € 314,00. Bij de berekening van de advocaatkosten is uitgegaan van een tijdsbesteding van 13 uur, tegen een uurtarief van € 260,00 te vermeerderen met btw. Deze kosten komen de rechtbank niet onredelijk voor en zullen worden toegewezen. Voor zover [verzoeker] door overlegging van de urenspecificatie van zijn advocaat aanspraak wenst te maken op een hoger bedrag. zal dit verzoek worden afgewezen. Nu de aansprakelijkheid van [verweerder] in deze procedure niet is komen vast te staan, zal de verzochte veroordeling van Achmea om deze kosten te voldoen worden afgewezen.

Met dank aan de heer mr. E.J.A. van Leuveren, vWvL Advocaten voor het inzenden van deze uitspraak.

Citeerwijze:  www.letselschademagazine.nl/2022/RBNNE-050722