Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 110923 inlener en uitzendbureau hoofdelijk aansprakelijk voor letsel agv beknelling tussen muur en lepel vorkheftruck

RBROT 110923 inlener en uitzendbureau hoofdelijk aansprakelijk voor letsel agv beknelling tussen muur en lepel vorkheftruck
- verzocht 14,75 uur x € 300,00 + 5% +21%, toegewezen 12,25 uur x € 275,00 + 21% = € 4076,19

In samenhang met
RBROT 110923 wn-er heeft geen belang meer bij getuigenverhoor nu wg-er in deelgeschil aansprakelijk wordt geacht

2De beoordeling

Waar gaat de zaak over?

2.1.

Op 25 juni 2019 is [verzoeker] tijdens het uitoefenen van zijn werkzaamheden voor Access World - waar hij op basis van zijn arbeidsovereenkomst met Flexcraft naar was uitgezonden - gewond geraakt aan de middelvinger van zijn rechterhand (‘het incident’). Voor het opgelopen letsel houdt [verzoeker] Access World als zijn materiële werkgever en Flexcraft als zijn formele werkgever aansprakelijk. Access World betwist aansprakelijk te zijn voor het incident. Daarom verzoekt [verzoeker] in deze zaak om voor recht te verklaren dat Access World en Flexcraft hoofdelijk aansprakelijk zijn tegenover [verzoeker] voor de geleden en nog te lijden schade die het gevolg is van het incident en de kosten van deze zaak te begroten op € 5.903,96 en Access World en Flexcraft te veroordelen om die kosten aan [verzoeker] te betalen.

Access World is het niet eens met de door [verzoeker] verzochte verklaring voor recht, omdat (1) Access World ernstig twijfelt of [verzoeker] überhaupt daadwerkelijk blijvend letsel aan het incident heeft overgehouden, (2) Access World en [verzoeker] van mening verschillen over de feiten en omstandigheden voorafgaand aan, tijdens en direct na het incident en (3) Access World aan haar zorgplicht heeft voldaan.

De kantonrechter wijst de verklaring voor recht en een gedeelte van de verzochte kosten van deze zaak toe. Hierna wordt uitgelegd waarom.

De deelgeschilprocedure

2.2.

Het verzoek van [verzoeker] berust op artikel 1019w van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (‘Rv’). In dit artikel is de mogelijkheid van een deelgeschilprocedure opgenomen. Deze procedure biedt zowel de persoon die schade lijdt door dood of letsel, als degene die daarvoor aansprakelijk wordt gehouden, de mogelijkheid om in de buiten-gerechtelijke onderhandelingsfase naar de rechter te stappen. Doel van de deelgeschil-procedure is de vereenvoudiging en versnelling van de buitengerechtelijke afhandeling van letsel- en overlijdensschade.

2.3.

In een deelgeschilprocedure kan de aansprakelijkheidsvraag aan de orde komen, zoals in deze zaak het geval is. Aangezien het verzoek van [verzoeker] verder voldoet aan de daarvoor geldende eisen en de kantonrechter van oordeel is dat de zaak zich leent voor beoordeling in het kader van een deelgeschil, zoals hierna nog nader zal blijken, wordt overgegaan tot inhoudelijke beoordeling van het geschil.

2.4.

Het gaat in deze zaak om de vraag of Access World en Flexcraft op grond van artikel 7:658 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (‘BW’) en/of artikel 6:170 lid 1 BW aansprakelijk zijn voor de schade die [verzoeker] stelt te hebben geleden en nog zal lijden als gevolg van het incident.

Aansprakelijkheid op grond van artikel 7:658 lid 2 BW?

2.5.

Artikel 7:658 lid 1 BW eist een hoog veiligheidsniveau van de werkruimte, werktuigen en gereedschappen en van de organisatie van de betrokken werkzaamheden. Als materieel werkgever van [verzoeker] was Access World op grond van dit artikellid gehouden die maatregelen te treffen die redelijkerwijs noodzakelijk zijn om ongevallen die zich bij de uitoefening door de werknemer van de werkzaamheden zouden kunnen voordoen, te voorkomen.

2.6.

Op grond van artikel 7:658 lid 2 BW is de werkgever aansprakelijk tegenover de werknemer voor de schade die hij in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij de werkgever aantoont dat hij aan de in artikel 7:658 lid 1 BW genoemde zorgplicht heeft voldaan (of de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer, maar dat is in deze zaak niet gesteld).

2.7.

Artikel 7:658 BW houdt een ruime zorgplicht in. Niet snel kan worden aangenomen dat de werkgever daaraan heeft voldaan en dus niet aansprakelijk is voor door de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden geleden schade. Artikel 7:658 BW beoogt echter geen absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen gevaar. Welke (veiligheids-)maatregelen van de werkgever mogen worden verlangd en op welke wijze hij de werknemer moet instrueren, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Ten aanzien van de stelplicht en bewijslast in het kader van artikel 7:658 BW wordt het volgende als uitgangspunt genomen voor de beoordeling:

  • -

    de werknemer moet stellen en bij betwisting bewijzen dat hij in de uitoefening van zijn functie schade heeft geleden. In het algemeen zal daartoe voldoende zijn dat komt vast te staan dat het ongeval hem is overkomen op de werkplek, waarbij het begrip werkplek volgens de rechtspraak van de Hoge Raad ruim mag worden uitgelegd. Dit betekent niet zonder meer dat de werknemer ook moet bewijzen hoe het ongeval zich heeft voltrokken en wat de oorzaak daarvan is;

  • -

    als komt vast te staan dat de werknemer schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden, is de werkgever in beginsel aansprakelijk, tenzij hij aantoont dat hij niet is tekortgeschoten in zijn zorgplicht als bedoeld in artikel 7:658 lid 1 BW. Slaagt de werkgever er niet in het bewijs te leveren dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan, dan is het causaal verband tussen zijn tekortkoming en het ongeval gegeven. Hij kan dan alleen nog aan aansprakelijkheid ontkomen als hij stelt, en zo nodig bewijst, dat nakoming van zijn zorgplicht het ongeval niet zou hebben voorkomen of (maar dat is - zie hiervoor - niet gesteld) dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.

2.8.

Tussen partijen is niet in geschil is dat [verzoeker] in het kader van de uitoefening van zijn werkzaamheden voor Access World (letsel)schade heeft geleden. Daarom moet worden beoordeeld of Access World - zoals zij heeft gesteld, maar [verzoeker] heeft betwist - aan de op haar tegenover [verzoeker] rustende zorgplicht heeft voldaan.

2.9.

Access World voert in de eerste plaats aan dat zij ernstig twijfelt of [verzoeker] überhaupt daadwerkelijk blijvend letsel aan het incident heeft overgehouden. Dit kan in deze zaak in het midden blijven. Voor aansprakelijkheid op grond van artikel 7:658 lid 2 BW is immers enkel vereist dát [verzoeker] (letsel)schade heeft opgelopen als gevolg van het incident. Dat dit het geval is, blijkt uit de door [verzoeker] in het geding gebrachte foto’s van zijn hand/vinger en dit is in zoverre ook niet door Access World (of Flexcraft) betwist. De precieze omvang van de schade van [verzoeker] hoeft in deze zaak niet te worden beoordeeld, laat staan te worden vastgesteld.

2.10.

Access World stelt zich verder op het standpunt dat de toedracht van het incident nog niet (voldoende) vast staat en dat deze zaak daarom niet geschikt is voor een deelgeschilprocedure.

Toedracht van het incident:

2.11.

Volgens [verzoeker] moest hij op 25 juni 2019 bovenop een aantal gestapelde zakken (met een gewicht van ieder 1.000 kilogram) staan en de hengsels van die zakken over de lepels van een vorkheftruck hangen. Vervolgens gleed één van de hengsels van een zak van de lepel van de vorkheftruck. Toen [verzoeker] probeerde om het hengsel weer over de lepel van de vorkheftruck te hangen, reed de vorkheftruck naar voren en raakte de hand van [verzoeker] beklemd tussen de lepel van de vorkheftruck en de muur van het gebouw.

2.12.

Access World heeft zich tijdens de mondelinge behandeling op het standpunt gesteld dat de hand van [verzoeker] niet klem is komen te zitten tussen de lepel van de vorkheftruck en de muur van het gebouw, maar dat [verzoeker] het hengsel van de zak probeerde op te vangen toen dit van de lepel van de vorkheftruck gleed en dat [verzoeker] vervolgens door het gewicht van de zak gewond is geraakt aan zijn vinger.

2.13.

Access World heeft pas voor het eerst tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat het letsel aan de vinger van [verzoeker] het gevolg is van het feit dat hij het hengsel van de zak probeerde op te vangen. Voorafgaande aan deze procedure heeft Access World namelijk in het geheel geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de gang van zaken rondom het incident en voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft Access World de door [verzoeker] gestelde gang van zaken zelfs met zoveel woorden erkend. Zo schrijft Access World in haar verweerschrift dat “de middelvinger van de rechterhand van [verzoeker] per abuis kort klem [is] komen te zitten tussen de vork van de vorkheftruck en de muur die zich achter de big bags begaf” [de kantonrechter leest “bevond”]. Ook in de pleitnota van de gemachtigde van Access World wordt de door [verzoeker] gestelde gang van zaken rondom het incident erkend. In het gedeelte van die pleitnota dat betrekking heeft op het door [verzoeker] in de zaak met zaaknummer 10463373 / VZ VERZ 23-5045 verzochte voorlopig getuigenverhoor staat namelijk het volgende:

“Dat [verzoeker] op 25 juni 2019 als uitzendkracht van Axidus door Access World was ingehuurd om werkzaamheden voor Access World te verrichten en dat zijn rechterhand tijdens het verrichten van deze werkzaamheden kort klem is komen te zitten tussen een van de vorken van een vorkheftruck en een muur met als gevolg dat hij een snee van zo’n 3 centimeter aan zijn rechter middelvinger heeft opgelopen, staat immers reeds genoegzaam vast en is de afgelopen jaren bovendien niet door Access World en (voor zover Access World bekend ook niet door) Axidus ontkent”.

Tot slot wordt de door [verzoeker] gestelde gang van zaken rondom het incident ook ondersteund door de inhoud van het door Access World zelf in het geding gebrachte incidentenrapport (bijlage 2 bij haar verweerschrift). De gemachtigde van Access World verklaart de wijziging van het standpunt van Access World door te stellen dat zij pas vlak voor de mondelinge behandeling van de directeur van Access World hoorde dat hij met de bestuurder van de vorkheftruck, [naam 3], had gesproken en dat hij de gang van zaken rondom het incident anders beschrijft dan [verzoeker] dat doet. Naar het oordeel van de kantonrechter had het echter op de weg van Access World gelegen om in een (veel) eerder stadium aan [naam 3] te vragen wat er precies was gebeurd én dat vervolgens terug te koppelen aan [verzoeker]. Het gaat onder deze omstandigheden niet aan om pas in de loop van deze procedure aan [verzoeker] tegen te werpen dat Access World twijfels heeft over de gang van zaken rondom het incident, zonder die twijfels op een behoorlijke manier te onderbouwen. Access World heeft bijvoorbeeld geen ondertekende verklaring van [naam 3] in het geding gebracht. Bovendien valt het letsel dat [verzoeker] heeft opgelopen (een gebarsten kootje van een middelvinger) moeilijk te rijmen met de stelling van Access World dat het hengsel van de zak op de gehandschoende hand van [verzoeker] terecht zou zijn gekomen. Gelet op het voorgaande moet de door [verzoeker] geschetste gang van zaken rondom het incident als uitgangspunt gelden voor de beantwoording van de vraag of Access World aan haar zorgplicht tegenover [verzoeker] heeft voldaan.

2.14.

Access World stelt zich van haar kant op het standpunt dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan. Daartoe voert zij het volgende aan. De materialen waarmee op de bewuste
25 juni 2019 werd gewerkt, waren veilig. [verzoeker] kreeg voorafgaand aan de werkzaamheden passende veiligheidsinstructies en -middelen. Access World ziet erop toe dat de veiligheidsinstructies worden nageleefd en dat de veiligheidsmiddelen worden gebruikt. Tot slot nopen de aard van de werkzaamheden, de relatief kleine kans dat een incident zoals dat zich op 25 juni 2019 heeft voorgedaan en de gevolgen daarvan naar de mening van Access World niet tot andere maatregelen, omdat het om een situatie met een relatief normaal maatschappelijk risico gaat.

2.15.

Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Access World onvoldoende onderbouwd dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan. In de eerste plaats heeft Access World niets in het geding gebracht waaruit blijkt welke beschermingsmiddelen aan werknemers ter beschikking worden gesteld en welke instructies zij voorafgaand aan de werkzaamheden krijgen, zodat de stellingen die Access World heeft ingenomen op geen enkele manier te controleren zijn. Access World stelt wel dat [verzoeker] een handschoen en valbescherming droeg en dat [verzoeker] “adequate” veiligheidsinstructies heeft gekregen, maar die hebben het incident blijkbaar niet kunnen voorkomen. Verder blijkt uit het incidentenrapport dat Access World zelf in het geding heeft gebracht, dat [verzoeker] ten tijde van het incident bovenop vijf zakken stond (die volgens Access World per stuk 50 à 80 centimeter hoog zijn) en dat de bestuurder van de vorkheftruck [verzoeker] op dat moment niet kon zien. Deze manier van werken komt de kantonrechter niet veilig voor. Zeker niet als - zo heeft [verzoeker] onweersproken gesteld - [verzoeker] een andere taal spreekt dan de bestuurder van de vorkheftruck en zij elkaar dus niet konden verstaan als [verzoeker] iets riep, nog daargelaten de vraag of zij elkaar wel konden horen. [verzoeker] heeft tot slot onweersproken aangevoerd dat Access World geen Risico Inventarisatie & Evaluatie had gemaakt. Gelet op het voorgaande luidt de conclusie dat Access World niet aan haar zorgplicht heeft voldaan.

2.16.

Access World voert tot slot nog aan dat het om een situatie met een relatief normaal maatschappelijk risico gaat en dat - zo begrijpt de kantonrechter - het incident niet zou zijn voorkomen als zij wel aan haar zorgplicht had voldaan, maar daar volgt de kantonrechter haar niet in. Access World heeft niet onderbouwd dat zij redelijkerwijs al het mogelijke heeft gedaan om ongevallen als hier aan de orde te voorkomen en dat in deze zaak sprake is van een zodanige ongelukkige samenloop van omstandigheden dat van Access World niet kan worden verwacht dat zij haar medewerkers daartegen beschermt. Door [verzoeker] op een (hoge) plaats te laten werken waar de bestuurder van de vorkheftruck hem niet kon zien en [verzoeker] en die bestuurder elkaar niet konden horen c.q. verstaan, heeft Access World het ontstaan van het incident in de hand gewerkt en dat kwalificeert niet als een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Niet gesteld of gebleken is dat Access World geen veiligheidsmaatregelen en andere voorzieningen had kunnen treffen om het risico op een dergelijk incident te voorkomen. Daarbij valt onder meer te denken aan voldoende toezicht op het uitvoeren van de werkzaamheden en tevens het treffen van zodanige voorzieningen dat contact mogelijk was tussen [verzoeker] aan de ene kant en [naam 3] als bestuurder van de heftruck aan de andere kant.

2.17.

De conclusie luidt gelet op het voorgaande dat Access World aansprakelijk is voor de schade die [verzoeker] ten gevolge van het incident heeft geleden en nog zal lijden. De door [verzoeker] verzochte verklaring voor recht wordt dan ook toegewezen, zowel ten aanzien van Access World als ten aanzien van Flexcraft. Flexcraft heeft als formele werkgever immers geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen het verzoek van [verzoeker].

De kosten van dit deelgeschil

2.18.

[verzoeker] verzoekt verder om de kosten van dit deelgeschil te begroten en Access World en Flexcraft te veroordelen om die kosten te betalen.

2.19.

Artikel 1019aa lid 1 Rv bepaalt dat de rechter in de beschikking de kosten begroot die gemoeid zijn met de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt en dat de rechter daarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking neemt. Bij de begroting van de kosten moet de dubbele redelijkheidstoets worden gehanteerd.

2.20.

[verzoeker] begroot de kosten van dit deelgeschil op € 5.903,96. Daarbij gaat hij uit van 14,75 uren aan werkzaamheden voor zijn gemachtigde (5,25 uren tot en met het verzendklaar maken van het verzoekschrift, één uur voor correspondentie/overleg tot aan de mondelinge behandeling, drie uren voor de voorbereiding van de mondelinge behandeling (inclusief overleg met [verzoeker] en het bestuderen van het verweerschrift), anderhalf uur voor het bijwonen van de mondelinge behandeling, twee uren reistijd, één uur uitwerken en één uur onvoorzien) tegen een tarief van € 300,00 per uur, te vermeerderen met 5% kantoorkosten en 21% btw en het griffierecht van € 282,00.

2.21.

Gelet op de complexiteit van deze zaak en het feit dat Access World en Flexcraft voorafgaand aan deze zaak geen inhoudelijk verweer hebben gevoerd, komt de kantonrechter een tijdsbesteding van 5,25 uren tot en met het verzendklaar maken van het verzoekschrift redelijk voor. Gelet op de omvang van het verweerschrift van Access World en het feit dat daar weinig inhoudelijk verweer ten aanzien van haar aansprakelijkheid voor het incident in staat, acht de kantonrechter een tijdsbesteding van in totaal vier uren voor correspondentie/overleg tot aan de mondelinge behandeling, overleg met [verzoeker] en het bestuderen van het verweerschrift bovenmatig. Een tijdsbesteding van 2,5 uren komt de kantonrechter wel redelijk voor. Het komt de kantonrechter ook bovenmatig voor om in aanvulling op alle uren - zonder enige toelichting - nog één uur voor “onvoorzien” in rekening te brengen. De overige uren komen de kantonrechter wel redelijk voor, mede omdat Access World en Flexcraft daar geen verweer tegen hebben gevoerd. In totaal komt de tijdsbesteding van de gemachtigde van [verzoeker] daarmee op 12,25 uren. Hoewel de gemachtigde van [verzoeker] een gespecialiseerd letselschadeadvocaat met meer dan dertig jaar ervaring als letselschadejurist is, zo heeft [verzoeker] onweersproken gesteld, komt het verzochte uurtarief van € 300,00 (vermeerderd met 21% btw) de kantonrechter als bovenmatig voor. Een uurtarief van € 275,00 (vermeerderd met 21% btw) acht de kantonrechter wel redelijk, zolang de 5% kantoorkosten niet zelfstandig in rekening worden gebracht. Voor zover er al kantoorkosten zijn gemaakt, mag er in de tegenwoordige tijd in redelijkheid van worden uitgegaan dat deze in het uurtarief zijn verdisconteerd.

2.22.

Al met al begroot de kantonrechter de kosten zoals bedoeld in artikel 1019aa Rv aan de kant van [verzoeker] op € 4.076,19 inclusief 21% btw en € 86,00 aan griffierecht, dus in totaal € 4.162,19 inclusief 21% btw. Access World en Flexcraft worden veroordeeld om dit bedrag aan [verzoeker] te betalen. ECLI:NL:RBROT:2023:8926