RBNHO 220224 politie niet aansprakelijk voor inzet politiehond of onvolledige melding terzake ex art. 17 ambtsinstructie
- Meer over dit onderwerp:
RBNHO 220224 politie niet aansprakelijk voor inzet politiehond of onvolledige melding terzake ex art. 17 ambtsinstructie
- kosten deelgeschil cf verzoek 9,4 uur + zitting, reis en voorbereiding 5,5 uur x € 265,00 +21% = € 4649,43
Eerder al op LSA Letselschade Magazine, nu ook op rechtspraak.nl ECLI:NL:RBDHA:2024:3122
1.
De procedure
1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
- het verzoekschrift (ontvangen op 10 maart 2023), met producties 1 tot en met 13;
- het verweerschrift van 17 augustus 2023, met productie l.
1.2.
Op 21 december 2023 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden. Hierbij zijn verschenen: [ verzoeker ] in persoon, bijgestaan door mr. De Graaff-Bosch, en namens de politie mevrouw K. en mevrouw E. (beiden schadecoördinator), bijgestaan door mr. Bolt. Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen hun standpunten toegelicht en vragen van de rechtbank beantwoord. De griffier heeft van de mondelinge behandeling aantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is een (nadere) datum voor beschikking bepaald.
2.
De feiten
Het verloop van de gebeurtenissen
2.1.
Op 6 augustus 2018 omstreeks 03:21 uur is [ verzoeker ] in de gemeente Bodegraven door de politie aangehouden op verdenking van woninginbraak. [ verzoeker ] had zich, nadat hij op de vlucht was geslagen, verstopt in een schuurtje in de tuin behorend bij de woning van de heer [ X ] (hierna: [ X ] ) en mevrouw [ Y ] (hierna: [ Y ] ) gelegen aan [ adres ] in [ woonplaats ] . De politie heeft [ verzoeker ] uiteindelijk in dit schuurtje aangehouden. Hierbij is [ verzoeker ] gewond geraakt aan zijn linkerarm als gevolg van een hondenbeet van een politiehond die door de politie was ingezet om [ verzoeker ] op te sporen.
2.2.
Na zijn aanhouding is [ verzoeker ] naar de spoedeisende hulp van het Groene Hart Ziekenhuis in Gouda gebracht ter behandeling van de opgelopen wond. De wond is uiteindelijk geïnfecteerd geraakt, als gevolg waarvan [ verzoeker ] (tijdens zijn detentie) gedurende anderhalve week in het Alrijne Ziekenhuis opgenomen is geweest en uiteindelijk aan zijn linkerarm is geopereerd.
2.3.
Op 27 februari 2019 heeft [ verzoeker ] een klacht ingediend bij de politie in verband met het in zijn visie ten onrechte tegen hem toegepaste geweld bij zijn aanhouding. Naar aanleiding hiervan heeft er op 9 december 2019 een gesprek op het hoofdbureau van de politie plaatsgevonden.
2.4.
Op 30 december 2019 heeft [ verzoeker ] aangifte van zware mishandeling tegen de bij de aanhouding betrokken hondengeleiders, te weten [ hondengeleider 1 ] (hierna: [ hondengeleider 1 ] ) en [ hondengeleider 2 ] (hierna: [ hondengeleider 2 ] ), gedaan. Bij brief van het Openbaar Ministerie van 25 maart 2020 is aan [ verzoeker ] bericht dat niet tot vervolging zal worden overgegaan.
2.5.
Vervolgens heeft [ verzoeker ] op 18 mei 2020 schriftelijk beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering (sv) gedaan bij (de beklagkamer van) het gerechtshof Den Haag (hierna: het hof) over het niet vervolgen van de bij de aanhouding betrokken agenten. In die procedure hebben hoorzittingen plaatsgevonden, waarbij zowel [ hondengeleider 2 ] (op 2 juni 2021) als [ hondengeleider 1 ] (op 30 juni 2021) zijn gehoord. Uiteindelijk is het beklag van [ verzoeker ] door het hof bij beschikking van 11 augustus 2021 afgewezen. Hierbij heeft het hof onder meer het volgende overwogen:
"De inzet van de diensthond en de wijze waarop dat is gebeurd waren in overeenstemming met de daarvoor geldende regels en is daarmee niet onrechtmatig. De keuze van beklaagden om niet eerst zelf in het schuurtje naar binnen te gaan maar de diensthond in te zetten voldoet, gelet op de omstandigheden, aan de eisen van subsidiariteit. Niet is komen vast te staan dat het eenmaal (laten) bijten van de hond in de arm van klager niet in overeenstemming zou zijn met de eisen van proportionaliteit.''
2.6.
Bij brief van 15 maart 2022 heeft [ verzoeker ] de politie civielrechtelijk aansprakelijk gesteld voor (de gevolgen van) het bijtincident. De politie heeft aansprakelijkheid afgewezen.
2.7.
Op verzoek van [ verzoeker ] heeft voor deze rechtbank op 13 december 2022 een voorlopig getuigenverhoor plaatsgevonden, waarbij er vier getuigen zijn gehoord ([ hondengeleider 1 ] , [ hondengeleider 2 ] , [ X ] en [ Y ] ). Ook na deze getuigenverhoren is de politie niet tot erkenning van aansprakelijkheid overgegaan.
De in de loop van de tijd door betrokkenen afgelegde verklaringen
In het strafdossier
2.8.
In het door [ hondengeleider 1 ] en [ hondengeleider 2 ] opgemaakte proces-verbaal van aanhouding is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
"Hierop heb ik, verbalisant [ hondengeleider 1 ] , mijn gecertificeerde diensthond uit ons voertuig gehaald teneinde te proberen om het geur spoor van de verdachte op te gaan zoeken. Hierop heb ik, verbalisant [ hondengeleider 1 ] , 2 maal met luide stem aangeroepen: "hier spreekt de politie, kom je melden of ik stuur de hond".
( ... )
Ik, verbalisant [ hondengeleider 1 ] , liep met mijn diensthond naar de voorzijde van het [ adres ] en heb daar aangebeld teneinde via de woning de tuinen te betreden.
Op dat moment bevond ik, verbalisant [ hondengeleider 2 ] , mij nog op het achterpad en ik hoorde geluiden uit de tuinen. Het klonk mij, verbalisant [ hondengeleider 2 ] , alsof er iemand over schuttingen klom. Ik riep op dat moment de persoon met luide stem aan met de woorden: "Politie meld je of de hond wordt ingezet"
Ik, verbalisant [ hondengeleider 1 ] , gaf in de tuin ( ... ) mijn diensthond opnieuw de opdracht om te zoeken. Hierop zag ik, verbalisant [ hondengeleider 1 ] , dat mijn diensthond tekende op de schutting tussen de percelen [ adres ] 58 en 56. Ik verbalisant [ hondengeleider 1 ] had het vermoeden dat er zojuist iemand over deze schutting was geklommen.
Vervolgens zag ik, verbalisant [ hondengeleider 1 ] , dat mijn diensthond de schuur van perceel [ adres ] 56 door de geopende deur inliep. Hierop hoorde ik, verbalisant [ hondengeleider 1 ] , bijna meteen een luid geschreeuw uit deze schuur komen.
( ... ) Toen ik, verbalisant [ hondengeleider 2 ] , over de schutting van de tuin van perceel [ adres ] 56 keek zag ik dat verbalisant [ hondengeleider 1 ] in deze tuin stond. Tevens zag ik dat de lijn, waar de diensthond aan vast, zat de schuur in liep. Hierop ben ik, verbalisant [ hondengeleider 2 ] , over de schutting geklommen teneinde mijn collega te ondersteunen.
In de schuur zag ik, verbalisant [ hondengeleider 1 ] , dat mijn diensthond in de schuur tussen een drietal fietsen een man vast had in zijn linkerarm. Ook ik, verbalisant [ hondengeleider 2 ] , zag dit. ( ... )
Hierop heb ik, verbalisant [ hondengeleider 2 ] , de handen van de verdachte beetgepakt en hem gezegd stil te blijven staan en mee te werken zodat verbalisant [ hondengeleider 1 ] de hond los kon maken.
Hierop heb ik, verbalisant [ hondengeleider 1 ] , mijn hond ten spoedigste losgemaakt en heb ik, verbalisant [ hondengeleider 2 ] , de verdachte medegedeeld dat hij was aangehouden."
2.9.
In een op 6 augustus 2018 opgemaakt proces-verbaal van bevindingen is door aspirant van politie [ aspirant politie ] (hierna: [ aspirant politie ] ) het volgende verklaard:
"Kort daarop zag ik, [ aspirant politie ] , een persoon wegrennen ( ... ). Ik zag dat hij hard mijn richting in kwam rennen. Ik zag geen andere personen in mijn zichtveld. Ik ben vervolgens gaan rennen om hem te kunnen kruizen. Ik riep herhaaldelijk naar de verdachte "Politie, staan blijven". Ik zag dat verdachte, die later bleek te zijn ( ... ) [ verzoeker ] ( ... ) niet voldeed aan mijn bevel."
2.10.
[ X ] heeft blijkens het proces-verbaal verhoor getuige op 6 augustus 2018 onder meer het volgende verklaard:
"Ik ben naar beneden gelopen en heb 112 gebeld. Mijn vrouw kwam rennend naar mij toe en ik hoorde haar zeggen: "hij zit in onze tuin"
Ik ben naar de voordeur gelopen en heb de politie geroepen. De politie is met de hond door mijn woonkamer naar mijn tuin gegaan. Ik zag dat de schuurdeur geopend werd. Hier werd de persoon aangehouden door de politie."
2.11.
[ Y ] heeft blijkens het proces-verbaal verhoor getuige van 6 augustus 2018 onder meer het volgende verklaard:
"Ik zag dat hij als een soort "aap" over de schuttingen klom. Ik zag dat hij in onze tuin belandde. Ik ben naar mijn man gerend en gezegd dat hij bij ons in de tuin zat. Mijn man is de politie gaan halen. Ik wist niet waar de persoon precies zat. Ik zag dat de persoon met een politiehond werd aangehouden."
2.12. In een proces-verbaal van bevindingen van 25 september 2018 heeft [ hondengeleider 1 ] onder meer verklaard:
"Bij het betreden van de tuin heb ik aangeroepen dat de verdachte te voorschijn moest komen en dat de diensthond in zou worden gezet. Ik zag dat mijn diensthond een geurspoor oppikte. Ik zag dat dit geurspoor uiteindelijk de schuur in liep welke zich in de tuin bevond. Ik zag in de schuur dat mijn diensthond de verdachte gevonden had en hem in zijn linker bovenarm beet."
In de beklagprocedure
2.13.
In de beklagprocedure is een verklaring van [ X ] overgelegd, die hij op 5 maart 2020 tegenover de politie heeft afgelegd, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
"V: Wat kunt u nog aanvullen op uw verklaring omtrent de deur van uw schuurtje welke geopend werd door de politie.
A: Ja, de politie was op zoek naar iemand bij ons in de buurt. Ik keek op dat moment in mijn tuin en ik zag dat de deur van mijn schuur dicht was. Dat is voor mij normaal gesproken helemaal niet vreemd. Ik doe namelijk altijd mijn schuurdeur op slot. Maar die avond had ik de deur van mijn schuur op een kier gelaten. Mijn vrouw had namelijk een zwembad in de tuin staan en met een pomp erin. In verband met elektriciteit liep de kabel van de pomp de schuur in. Derhalve had ik besloten om die nacht mijn schuurdeur niet op slot te doen maar op een kier te laten. Het viel mij dus op dat de deur van mijn schuur nu dicht was in plaats van op een kier zoals ik de deur had achter gelaten. Ik ben naar de politie gelopen en heb hen gezegd dat er misschien iemand in de schuur in mijn tuin was. ( ... ) Zij zijn dus via mijn huis in mijn tuin gekomen. ( ... ) Toen zij bij mijn schuur waren werd de deur van het schuurtje geopend waarna de politie met hond de schuur in zijn gegaan. Daarna hoorde ik geschreeuw en even laten kwam de politie met de man naar buiten. Het is allemaal in luttele seconden gebeurd."
2.14.
Op 28 mei 2021 heeft [ X ] , naar aanleiding van nadere vragen van de politie, een nadere verklaring opgesteld, waarin onder meer is vermeld:
"( ... ) Mijn vrouw stond boven met de balkondeur open en zag de desbetreffende persoon ineens over de schutting springen in onze tuin, daar schrok zij van. Zij heeft de deur dicht gedaan en zag de politie in de poort staan en die keek over de schutting. toen heeft ze de deur weer open gedaan en heeft naar de politie gesignaleerd dat de persoon in de achtertuin zat, zonder praten maar wijzend met haar vinger. ( ... ) Mijn vrouw en ik hebben nooit gezien dat hij in de schuur zat. Wij hebben gezegd dat de man in onze tuin zou moeten zitten omdat mijn vrouw met eigen ogen zag hoe hij over de schutting sprong en zo in onze tuin terecht kwam.
De politie heeft meerdere malen geroepen: politie. ( ... ) ook het blaffen van de hond was erg duidelijk hoorbaar en de hond ging eerst richting het zwembad en liep daarna meteen door naar de schuur en wilde de schuur in terwijl er continu werd geroepen: politie ! dit alles hebben wij van dichtbij gezien en gehoord. ( ... )
De schuurdeur was niet dicht ivm een dik snoer van het zwembad wat wij een paar dagen daarvoor hadden neergezet. De politie hond liep zelf de schuur in en duwde hard met zijn neus tegen de deur. Dit alles is in een fractie van een paar seconde gebeurd en hebben dit vanuit huis kunnen zien."
2.15.
[ hondengeleider 2 ] heeft tijdens het verhoor op 2 juni 2021 onder meer verklaard:
"De verdachte was een tuin in gevlucht. ( ... ) [ hondengeleider 1 ] ging met de hond aan de lange lijn zoeken.
( ... )
[ hondengeleider 1 ] kwam via de woning de tuin in. Ik heb over de schutting in de tuin gekeken. Ik was aan het wachten tot de hond richting zou kiezen, want ik wilde het geurspoor niet vernielen. Voordat we de brandgang ingingen hebben we al aangeroepen. De hond is niet gestuurd, hij volgde het spoor de schuur in. Ik zag dat de hond zelfstandig de schuur in ging. Daarna hoorde ik geschreeuw en ben ik over de schutting geklommen, omdat ik toen wist dat de verdachte in de schuur zat.
In het schuurtje heb ik de verdachte bij beide armen gepakt. Hij zat op zijn knieën voor me. Toen kon [ hondengeleider 1 ] de hond eraf halen. ( ) Ik kan mij niet herinneren dat er een gesprek heeft plaatsgevonden.
( ... )
Het is inderdaad een risico bij het gebruik van een lange lijn dat de hond direct bijt. Je zou de hond tegen kunnen houden, aanroepen en dan eerst zelf kunnen gaan kijken, maar de hond volgde een spoor en het ging heel snel."
2.16.
Tijdens het verhoor op 30 juni 2021 heeft [ hondengeleider 1 ] onder meer verklaard:
"De hond liep de tuin in. Ik bleef bij de achterdeur om het geurspoor niet te verbreken. Ik riep weer aan en de hond blafte. De hond ging zoeken. Ik gaf hem de ruimte om het geurspoor op te pakken. De lijn was toen ongeveer 3 meter. In totaal is de lijn 10 meter lang. De hond ging de schuur in. Hij loopt op zijn neus. De deur was open. De hond kon de deur zelf openen. Ik heb hem niet omhoog zien komen. Ik liep ook naar de schuur. De verdachte zat achter een stelling en fietsen en toen beet de hond in zijn bovenarm. De hond ging dus eerst naar binnen en ik volgde.
( ... ) Ik wist niet dat de verdachte in de schuur zat. Ik volgde de hond. In de tuin had de verdachte al veel waarschuwingen voor de inzet van de hond gekregen. Hij wist dat we hem zochten. Ondanks het geblaf en het aanroepen, bleef hij zich verstoppen. Dan blijven we zoeken met de hond."
Tijdens het voorlopig getuigenverhoor
2.17.
Op 13 december 2022 heeft voor deze rechtbank een voorlopig getuigenverhoor plaatsgevonden. Tijdens dit verhoor zijn, voor zover hier van belang, de volgende verklaringen afgelegd:
2.17.1.
Door [ hondengeleider 1 ] :
"De hond zit aan een lijn van in totaal tien meter. Ik had hem korter vast. ( ... )
Ik ben in de tuin gestapt. Ik heb toen geroepen: "Politie, kom tevoorschijn, anders wordt de hond ingezet", of woorden van gelijke strekking. De hond reageerde daarop door te blaffen. De hond ging zoeken. Ik hield de hond hoogstwaarschijnlijk aan de lijn op twee a drie meter. Het kan ook iets langer geweest zijn. De hond bleef in ieder geval onder mijn appel. De hond blafte en maakte geluid, zoals een werkende hond dat doet. Ik liep op afstand met de hond mee. Ik bleef op afstand om het geurspoor niet te verstoren.
De hond pakte het geurspoor op rechts bij de schutting. Er stond in de tuin ook een trampoline of een zwembad. De hond ging daar voorlangs en volgde een geurspoor naar de schuur. Ik gaf tijdens het zoeken de hond de ruimte om zijn werk te doen. De lijn hangt continu in een boogje boven de grond.
De hond ging de schuur in. Ik weet niet meer hoe hij naar binnen is gegaan. Ik heb in ieder geval de deur niet geopend. Ik weet niet meer of ik op dat moment heb aangeroepen. Ik weet ook niet meer hoe lang ik toen de lijn hield. Ik ging achter de hond aan naar de schuur. Ik bleef in de deuropening wachten, terwijl de hond zijn werk deed. Ik zorgde ervoor dat de lijn steeds licht gebogen was.
De hond deed in de schuur zijn werk. ( ... ) Rechts achterin vond de hond de verdachte. ( ... ) De hond had de verdachte in de bovenarm beet. Ik weet niet meer of dat links of rechts was. Tot dan stond ik in de deuropening en liet ik de lijn door mijn hand glijden om de hond werkruimte te geven. Toen ik zag dat de hond de verdachte beet had, stapte ik naar binnen. Ik liep langs de lijn naar de hond toe. Ik heb tegen de verdachte gezegd dat hij was aangehouden en niet meer moest bewegen, of woorden van soortgelijke strekking. ( ... ) Op het moment dat ik de hond losmaakte, was mijn collega in de schuur. ( ... ) Het is aannemelijk dat [ de hond ] bijt als hij een verdachte vindt.
U vraagt mij of ik bij het betreden van de schuur heb overwogen om de verdachte de kans te geven om zich over te geven. Dat weet ik niet meer. Ik heb aangeroepen toen ik de tuin betrad en de hond maakte geluid, dus de verdachte had toen de kans om zich over te geven. Er zaten geen minuten tussen het aanroepen en het betreden van de schuur.
( ... )
Ik heb niet aan [ verzoeker ] gezegd dat hij zijn arm aan de hond moest geven als beloning."
2.17.2.
Door [ hondengeleider 2 ] :
"De hond ging zoeken en kreeg daarvoor meer ruimte aan de lijn. Ik heb niemand iets horen zeggen en ik weet niet meer of ik de hond heb horen blaffen. ( ... )
Op het moment dat ik zo goed als in de tuin was, ging de hond de schuur in. De hond ging zelfstandig de schuur in. Op dat moment was mijn collega buiten de schuur en hield de lijn op drie a vier meter van de hond vast. Ik kan mij niet herinneren dat ik toen iets heb gehoord, totdat ik iemand in de schuur hoorde gillen. Ik ging achter mijn collega aan naar binnen, de schuur in.
[ hondengeleider 1 ] heeft aangeroepen bij het begin van het zoeken, op de hoek van de straat. Dit is ongeveer vijftig meter van de schuur. Of hij in de tuin heeft aangeroepen of bij het betreden van de schuur weet ik niet meer.
Ik heb niet tegen [ verzoeker ] gezegd dat hij zijn arm aan de hond moest geven als beloning.''
2.17.3.
Door [ X ] :
"Ik stapte in de voortuin. Op dat moment riep mijn vrouw dat de persoon nu in onze tuin zat. ( ... )
Ik heb de agent gezegd dat de persoon bij ons in de tuin zat. ( ... )
De agent met de hond vroeg of hij door mijn woning kon. ( ... ) De agent met de hond is naar buiten gelopen. Bij het naar buiten gaan heeft hij geroepen: "Politie met hond." ( ... )
De hond zocht door de tuin bij de bank en de vuilnisbakken daarachter en rond het zwembad. Hij blafte. Ik weet niet meer of dat constant geblaf was. De agent liep mee. Ik weet niet hoe lang de lijn op dat moment was. De hond liep daarna naar de schuurdeur.
De hond ging naar binnen. Ik weet niet hoe dat is gegaan. De agent liep mee naar binnen. ( ... ) In de schuur hoorde ik gerommel. ( ... ) Na enige tijd, ik denk een of twee of drie minuten, kwamen de agent met de hond en een persoon uit de schuur. Ik weet niet meer in welke volgorde. De hond was aan de lijn. Ik weet niet meer hoe lang die lijn was. ( ... )
De agent die voor de deur stond, was alleen. Ik weet niet meer wat ik op dat moment tegen hem zei. Ik heb gezegd dat de persoon in de tuin was. U zegt mij nu dat ik op 5 maart 2020 heb verklaard dat ik zei dat de persoon in de schuur in mijn tuin was. Ik weet dat nu niet meer. De kabel, die van het zwembad het schuurtje in liep, is iets dikker dan een normaal elektriciteitssnoer. Hierdoor zat de schuurdeur op een haakje op een kier. U zegt mij nu dat ik op 5 maart 2020 heb verklaard dat de deur dicht was. De deur kan dicht, maar schiet dan door het snoer weer open. Ik weet nu niet precies meer waarom ik dat toen verklaarde.
Ik heb niet gezien hoe de deur van de schuur is geopend. De deur stond open, want hij kon niet dicht door het snoer. Ik weet niet meer hoe ver de deur openstond. Ik heb gezien dat de hond en de agent naar binnen gingen, maar ik weet niet meer wie het eerst naar binnen ging. De hond was aan de lijn. Ik weet niet meer hoe lang die lijn was. Ik weet niet meer of op dat moment de agent iets heeft gezegd of geroepen.''
2.17.4.
Door [ Y ] :
"Toen zag ik een persoon over de rechterschutting klimmen. Hij kwam in de tuin, tussen de schutting en het zwembad. Ik heb niet gezien of hij op het bankje stapte. Ik trok mij eventjes terug van schrik.
Toen ik weer keek, zag ik hem niet meer en dacht dat hij misschien in de schuur zou zitten. Ik ben naar beneden gerend en heb tegen mijn man gezegd dat de persoon in onze tuin was. Daarna ben ik weer naar boven gegaan. ( ... ) Naar mijn idee zag ik op dat moment dat de deur van de schuur van de haak was en wat dichter zat. Niet helemaal dicht, vanwege de slang. Ik wees vanuit de slaapkamer met mijn hand naar beneden om duidelijk te maken dat de persoon in de tuin zat.
Toen de hond in de tuin was, begon hij te blaffen. Hij rende richting het zwembad en klauwde aan het bad. Hij rende daarna naar de schuur. De agent bleef bij de hond die hij aan de lijn had, die nog steeds ongeveer een meter was. De agent riep iets in de trant van: "Politie met hond, we komen naar binnen". ( ... ) Op enig moment snuffelde de hond aan de schuurdeur. De hond en de agent gingen naar binnen. Ik weet niet meer precies hoe. ( ... )
Na ongeveer een a twee minuten kwam de agent met de hond samen met [ verzoeker ] naar buiten.
Het ging vrij snel. De hond was aangelijnd, op ongeveer dezelfde lengte als bij het naar binnen gaan. ( ... )
Ik heb tegen mijn man gezegd dat ik dacht dat de persoon in het schuurtje zat. Ik heb dat ook gezegd tegen de agent met de hond.
Er is in de tuin geroepen door de agent: "Politie met hond, we komen naar binnen." Ik weet niet meer precies op welk moment. Ik weet ook niet of er iets door de agent is gezegd op het moment van binnentreden in de schuur.''
3.
Het geschil
3.1.
[ verzoeker ] verzoekt de rechtbank bij wijze van deelgeschil op grond van artikel 1019w van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. voor recht te verklaren dat het in het verzoekschrift beschreven handelen van de politie, te weten de inzet van de politiehond, jegens [ verzoeker ] een onrechtmatige daad oplevert en/of dat daarmee in strijd is gehandeld met het bepaalde in artikel 3 van het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), welk onrechtmatig handelen de politie kan worden toegerekend;
b. voor recht te verklaren dat de onjuiste en/of onvolledige melding van het aangewende geweld op grond van artikel 17 Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar (hierna: de Ambtsinstructie) jegens [ verzoeker ] een onrechtmatige daad oplevert, welke de politie kan worden toegerekend;
c. de kosten verbonden aan de behandeling van het deelgeschil te begroten op € 3.014,11 vermeerderd met het griffierecht en de nog te maken kosten in verband met de mondelinge behandeling en vermeerderd met wettelijke rente, en de politie te veroordelen in deze kosten.
3.2
[ verzoeker ] legt aan zijn verzoek, samengevat, het volgende ten grondslag. De politie heeft door de (wijze van) inzet van de politiehond bij zijn aanhouding onrechtmatig gehandeld in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek. De inzet van de politiehond was in het geheel niet nodig. [ verzoeker ] vormde namelijk geen gevaar en kon in het schuurtje geen kant op. Als er al een geweldsmiddel nodig was, dan had er ook voor een minder ingrijpend middel gekozen kunnen worden. Ook de wijze waarop de hond is ingezet voldeed niet aan de daaraan te stellen eisen. De inzet van de hond is namelijk niet op de juiste wijze aangeroepen, niet toen hij op de vlucht was en ook niet voorafgaand aan het betreden van het schuurtje waarin hij zich had verstopt. Als de politie op dat laatste moment een duidelijk bevel aan [ verzoeker ] had gegeven om zich te laten zien, zou hij zeker tevoorschijn zijn gekomen. De politie is echter met de hond naar binnen gegaan waarna hij - hoewel hij zich niet verzette tegen zijn aanhouding - zijn arm aan de hond moest geven als beloning voor de hond, althans de politie heeft de hond de vrijheid gegeven om de schuur in te gaan, wetende dat [ verzoeker ] zich daar bevond en wetende dat de hond direct zou bijten als hij hem zou aantreffen. Deze wijze van inzetten van een politiehond is onrechtmatig. Ook is door een politiehond op deze wijze in te zetten in strijd gehandeld met artikel 3 EVRM, aangezien sprake is geweest van een onmenselijke en vernederende behandeling van een verdachte. Tot slot heeft de politie onrechtmatig gehandeld door het meldingsformulier geweldsaanwending onjuist en onvolledig in te vullen, waardoor er geen adequate beoordeling van het toegepaste geweld heeft kunnen plaatsvinden.
3.3.
De politie voert verweer en concludeert tot afwijzing van het verzoek van [ verzoeker ] met een lagere kostenbegroting van het deelgeschil dan verzocht.
3.4.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.
De beoordeling
Inzet politiehond onrechtmatig?
4.1.
De eerste vraag die moet worden beantwoord is of de politie onrechtmatig heeft gehandeld door de (wijze van) inzet van een politiehond bij de aanhouding van [ verzoeker ] op 6 augustus 2018. Om deze vraag te kunnen beoordelen zal de rechtbank eerst ingaan op de toedracht van de gebeurtenissen rond de aanhouding van [ verzoeker ] en vervolgens op het wettelijk kader waarbinnen het optreden van de politie moet worden beoordeeld.
Vaststellen van de toedracht
4.2.
Uit de stellingen van partijen en de overgelegde verklaringen leidt de rechtbank het volgende af. In de bewuste nacht van 6 augustus 2018 is [ verzoeker ] na een woninginbraak (in een woning waar de bewoners niet aanwezig waren) op de vlucht geslagen. Hoewel de door een buurtbewoner ingeschakelde politie (in de persoon van [ aspirant politie ] ) herhaaldelijk heeft geroepen dat hij moest blijven staan (zie onder 2.9), probeerde [ verzoeker ] aan zijn aanhouding te ontkomen waarbij hij over meerdere schuttingen is gesprongen. [ verzoeker ] heeft zich uiteindelijk verstopt in het schuurtje in de tuin van [ X ] en [ Y ] , waar hij achter een aantal fietsen gehurkt is gaan zitten.
4.3.
[ X ] en [ Y ] waren wakker geworden van het rumoer buiten. Nadat [ Y ] vanaf het balkon op de eerste verdieping dacht te hebben gezien dat [ verzoeker ] zich in hun tuin bevond, heeft zij dit aan haar man, die op dat moment beneden was, laten weten (zie onder 2.10 en 2.1 1).
4.4.
Ondertussen waren ook [ hondengeleider 1 ] en [ hondengeleider 2 ] ingeschakeld om de verdachte te zoeken, waarbij [ hondengeleider 1 ] zijn diensthond bij zich had. Aan het begin van de zoekactie heeft [ hondengeleider 1 ] met luide stem de inzet van de politiehond aangeroepen (zie onder 2.8, nadien bevestigd door [ hondengeleider 2 ] in de beklagprocedure (zie onder 2.15) en in het voorlopig getuigenverhoor, zie onder 2.17.2). Ook [ hondengeleider 2 ] heeft op dat moment met luide stem geroepen: "politie meld je of de hond wordt ingezet" (zie eveneens onder 2.8).
4.5.
Vervolgens is [ hondengeleider 1 ] met zijn hond via de woning van [ X ] en [ Y ] de achtertuin van het [ adres ] 56 in gegaan. Bij het betreden van de tuin heeft [ hondengeleider 1 ] nogmaals aangeroepen dat de verdachte tevoorschijn moest komen en dat de hond zou worden ingezet (zie de verklaringen van [ hondengeleider 1 ] onder 2.12, 2.16 en 2.17. l , welke verklaringen worden bevestigd door [ X ] (zie onder 2.14 en 2.17.3) en [ Y ] (zie onder 2.17.4)).
4.6.
[ hondengeleider 1 ] heeft de hond vervolgens de ruimte gegeven om een geurspoor op te pakken waartoe hij de hond aan de lange lijn hield. De rechtbank leidt uit de afgelegde verklaringen af dat op dat moment alleen bekend was dat [ verzoeker ] zich mogelijk in de tuin bevond maar niet dat hij zich in de schuur had verstopt. De rechtbank baseert dit op de verklaringen die [ Y ] en [ X ] op de dag van de aanhouding hebben afgelegd (zie onder 2.10 en 2.1 1). Aan de andersluidende verklaringen die [ X ] (op 5 maart 2020, zie onder 2.13) en [ Y ] (op 13 december 2022, zie onder 2.17.4) met betrekking tot dit punt hebben afgelegd gaat de rechtbank voorbij, nu deze verklaringen dateren van ruime tijd na het incident. [ X ] heeft zijn verklaring bovendien later weer aangepast (zie onder 2.14 en 2.17.3). Ook [ hondengeleider 1 ] heeft op 30 juni 2021 in de beklagprocedure verklaard dat hij niet wist dat de verdachte in de schuur zat (zie onder 2.16).
4.7.
De hond pakte vanaf de tuinschutting daadwerkelijk een geurspoor op en liep voor [ hondengeleider 1 ] uit (die het geurspoor niet wilde verstoren), terwijl de lijn enkele meters lang was, naar het achter in de tuin gelegen schuurtje. Uit de diverse door [ hondengeleider 1 ] en [ hondengeleider 2 ] afgelegde verklaringen blijkt dat de hond vervolgens zelfstandig het schuurtje is binnen gegaan (zie onder 2.8, 2.12, 2.15, 2.16. 2.17.1, 2.17.2). Dit was mogelijk doordat de deur van de schuur niet volledig dicht kon door de aanwezigheid van een snoer dat vanuit de tuin de schuur in liep (zie de verklaringen van [ X ] en [ Y ] onder 2.14, 2.17.3 en 2.17.4).
4.8.
Na binnenkomst in de schuur heeft de hond [ verzoeker ] aangetroffen en hem in zijn linkerarm beetgepakt, nog voordat [ hondengeleider 1 ] en later [ hondengeleider 2 ] ook de schuur betraden. [ hondengeleider 2 ] heeft [ verzoeker ] vervolgens bij zijn handen gepakt zodat [ hondengeleider 1 ] de hond los kon maken. Daarop is [ verzoeker ] medegedeeld dat hij was aangehouden. De stelling van [ verzoeker ] dat hij, hoewel hij zich al had overgegeven, zijn arm aan de hond moest geven als beloning voor de hond is uitdrukkelijk door de politie betwist en vindt geen steun in de afgelegde verklaringen of andere stukken, zodat daarvan niet kan worden uitgegaan.
Wettelijk kader waarbinnen het politieoptreden moet worden beoordeeld
4.9.
In artikel 3 van de Politiewet 2012 (hierna: de Politiewet) is bepaald dat de politie onder meer tot taak heeft te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven. In artikel 7 lid 1 van de Politiewet is vervolgens bepaald dat de politie bevoegd is in de rechtmatige uitoefening van haar bediening geweld te gebruiken, wanneer het daarmee beoogde doel dit, mede gelet op de aan het gebruik hiervan verbonden gevaren, rechtvaardigt (proportionaliteit) en dat doel niet op een andere wijze kan worden bereikt (subsidiariteit). Ten aanzien van de proportionaliteitseis geldt dat deze ziet op de evenredigheid tussen het doel en het gebruikte geweldsmiddel. De subsidiariteitseis houdt in dat een bepaald geweldsmiddel enkel mag worden aangewend wanneer het doel niet met een minder ingrijpend middel kan worden bereikt. Verder is in het eerste lid van artikel 7 van de Politiewet bepaald dat aan het gebruik van geweld zo mogelijk een waarschuwing vooraf gaat. Daarnaast dient op grond van het zevende lid van artikel 7 van de Politiewet het gebruik van geweld in verhouding tot het boogde doel redelijk en gematigd te zijn.
Voldeed de (wijze van) inzet van de politiehond aan de daarvoor geldende eisen?
4.10.
Anders dan [ verzoeker ] stelt, is de rechtbank van oordeel dat de inzet van een politiehond bij de opsporing van [ verzoeker ] gerechtvaardigd was, aangezien [ verzoeker ] werd verdacht van een ernstig ingrijpend misdrijf (een woninginbraak midden in de nacht) en zich niets aantrok van het bevel van de politie om te blijven staan. Om te voorkomen dat [ verzoeker ] zou ontvluchten, mocht de politie overgaan tot de inzet van een politiehond.
4.11.
[ verzoeker ] stelt verder dat de wijze waarop de politiehond is ingezet in strijd is met de daarvoor geldende eisen. In dit verband voert [ verzoeker ] allereerst aan dat de politie niet heeft voldaan aan de op haar rustende waarschuwingsplicht. De rechtbank passeert dit betoog. Zoals hiervoor al vastgesteld, is [ verzoeker ] eerst door [aspirant politie ] bevolen om te blijven staan. [ verzoeker ] voldeed hier niet aan en vluchtte weg. Vervolgens zijn hondengeleiders [ hondengeleider 1 ] en [ hondengeleider 2 ] ingeschakeld. [ hondengeleider 1 ] en [ hondengeleider 2 ] hebben bij de start van de zoekactie aangeroepen, waarbij uitdrukkelijk kenbaar is gemaakt dat een politiehond werd ingezet. [ verzoeker ] was op dat moment nog op de vlucht en niet geloofwaardig is dat hij het aanroepen door [ hondengeleider 1 ] en [ hondengeleider 2 ] toen niet heeft gehoord. Bij het betreden van de tuin heeft [ hondengeleider 1 ] de inzet van de hond nogmaals kenbaar gemaakt. Het klopt dat niet nogmaals is aangeroepen voordat de hond het schuurtje in ging maar uit de verschillende verklaringen blijkt dat de gebeurtenissen in een kort tijdsbestek hebben plaatsgevonden. [ X ] heeft immers verklaard dat het allemaal "in luttele seconden", althans in "een fractie van een paar seconde[n]" is gebeurd (zie onder 2.13 en 2.14). [ hondengeleider 2 ] heeft erop gewezen dat het "heel snel" ging (zie onder 2.15) en ook [ hondengeleider 1 ] heeft verklaard dat er "geen minuten [zaten] tussen het aanroepen en het betreden van de schuur" (zie onder 2.17. l). Het nogmaals aanroepen bij het betreden van de schuur (om [ verzoeker ] op dat moment nog de kans te geven om zich te laten zien) hoefde daarom redelijkerwijs niet van de politie te worden verwacht. De rechtbank heeft hierbij mede in aanmerking genomen dat niet duidelijk was dat [ verzoeker ] zich daadwerkelijk in de schuur bevond. De rechtbank concludeert dan ook dat de politie heeft voldaan aan haar waarschuwingsplicht.
4.12.
Ook de overige wijze waarop de politiehond is ingezet, voldeed naar het oordeel van de rechtbank aan de daarvoor geldende eisen. Omdat [ verzoeker ] zich na verschillende waarschuwingen niet had laten zien en de politie niet wist waar hij gebleven was, werd de inzet van de hond voortgezet. Zoals hiervoor overwogen was bij het betreden door [ hondengeleider 1 ] van de tuin van [ X ] en [ Y ] niet duidelijk dat [ verzoeker ] zich in het schuurtje van die tuin bevond. [ hondengeleider 1 ] heeft zijn hond een geurspoor laten zoeken waarbij hij de lijn enkele meters heeft laten vieren. De hond is vervolgens, terwijl hij het door hem opgepikte geurspoor volgde, zonder hulp van buitenaf het (door de aanwezigheid van een snoer) niet volledig afgesloten schuurtje ingelopen en heeft [ verzoeker ] daar gevonden, waarna [ hondengeleider 1 ] (en daarna [ hondengeleider 2 ] ) hem vrijwel onmiddellijk zijn gevolgd. Op dat moment had de hond [ verzoeker ] al in zijn linkerarm beetgepakt. Gelet op de snelheid van de gebeurtenissen in de tuin kon redelijkerwijs niet van [ hondengeleider 1 ] worden gevergd om de hond te beletten de schuur als eerste in te lopen.
Conclusie
4.13.
Hoewel te betreuren is dat [ verzoeker ] ernstig letsel aan zijn linkerarm heeft opgelopen als gevolg van de beet van de bij zijn aanhouding ingezette politiehond en de daarop gevolgde ontstane ontstekingen aan de wond, concludeert de rechtbank dat de (wijze van) inzet van de politiehond voldeed aan de daarvoor geldende eisen en dus niet onrechtmatig is geweest. Nu niet is komen vast te staan dat [ verzoeker ] is bevolen zijn arm aan de hond te geven als beloning voor de hond, concludeert de rechtbank verder dat niet is gebleken dat sprake is geweest van een onmenselijke en vernederende behandeling van een verdachte. De onder a verzochte verklaring voor recht zal dus worden afgewezen.
Wijze van invullen meldingsformulier geweldsaanwending onrechtmatig?
4.14.
In de tweede plaats moet worden beoordeeld of de politie onrechtmatig heeft gehandeld door de wijze van invullen van het meldingsformulier geweldsaanwending.
4.15.
[ verzoeker ] heeft er in dit verband op gewezen dat het meldingsformulier onvolledig en onjuist is ingevuld, doordat (i) het formulier is ingevuld door iemand die niet ter plaatse is geweest en het geweld niet heeft toegepast, (ii) de locatie van het toegepaste geweld slechts globaal is weergegeven, (iii) niet de juiste weersomstandigheden zijn vermeld (namelijk 'kunstlicht' terwijl het buiten donker was en in het schuurtje geen licht brandde), (iv) ten onrechte is vermeld dat sprake is geweest van 'gering letsel' terwijl er sprake was van ernstige bijtwonden, (v) het formulier niet is ondertekend en (vi) niet is aangegeven wat er met de melding is gedaan en of de geweldsaanwending rechtmatig is geweest.
4.16.
Artikel 17 lid I van de destijds geldende Ambtsinstructie bepaalde dat de ambtenaar die geweld heeft aangewend, de feiten en omstandigheden dienaangaande en de gevolgen hiervan onverwijld meldt aan zijn meerdere. Het tweede lid van artikel 17 van de Ambtsinstructie bepaalde destijds dat de melding bedoeld in het eerste lid door de meerdere terstond wordt vastgelegd op een daartoe vastgestelde wijze (te weten: via een meldingsformulier geweldsaanwending). Hieruit volgt dat de meerdere van [ hondengeleider 1 ] (zijnde inspecteur van politie [ inspecteur politie ] ), na de melding door [ hondengeleider 1 ] van het bij de aanhouding van [ verzoeker ] gebruikte geweld, een meldingsformulier geweldsaanwending moest opmaken, hetgeen hij ook heeft gedaan. In zoverre is het formulier dus niet onjuist opgemaakt. Datzelfde geldt voor de in het formulier vermelde locatie ('tuin en schuur gelegen nabij [ adres ] te [ woonplaats ] ') (zijnde het adres van de woninginbraak), nu de rechtbank deze locatie voldoende specifiek acht.
4.17.
Het klopt wel dat zowel onder 'personalia meerdere' als onder 'personalia ambtenaar' de naam van de meerdere is vermeld. Verder is onder weersomstandigheden 'kunstlicht' vermeld terwijl het nacht was en is aangegeven dat sprake is geweest van 'gering letsel' terwijl sprake was van een forse bijtwond. Ook is het formulier niet ondertekend en zijn de invulvelden over nader onderzoek en de rechtmatigheid van de geweldsaanwending niet ingevuld. Deze onjuist- dan wel onvolledigheden maken naar het oordeel van de rechtbank echter niet dat de politie hiermee onrechtmatig tegenover [ verzoeker ] heeft gehandeld. Uit het formulier is desondanks namelijk in grote lijnen af te leiden wat er is gebeurd en wat de gevolgen zijn geweest (de rechtbank merkt in dit verband op dat wel in het formulier is vermeld dat [ verzoeker ] een 'vleeswond' heeft opgelopen). Verder is niet gebleken dat de onjuist- dan wel onvolledigheden in de weg hebben gestaan aan een adequate beoordeling van het geweld in de gevoerde procedures.
4.18.
Los van het voorgaande geldt dat niet is gesteld of gebleken dat is voldaan aan de overige vereisten van artikel 6:162 BW, zoals de causaliteit en de relativiteit. In dit verband merkt de rechtbank op dat [ verzoeker ] , in het licht van het betoog van de politie dat het meldingsformulier een interne rapportage betreft die niet is bedoeld ter bescherming van de belangen van een individuele verdachte, onvoldoende heeft toegelicht dat de meldingsregeling is bedoeld als waarborg tegen ongeoorloofd politiegeweld.
4.19.
Het voorgaande leidt ertoe dat ook de onder b verzochte verklaring voor recht zal worden afgewezen.
Kosten deel deelgeschil
4.20.
Ook als een verzoek in deelgeschil wordt afgewezen, moet in beginsel op grond van artikel 1019aa Rv begroting plaatsvinden van de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt. Hierbij wordt de dubbele redelijkheidstoets gehanteerd: het moet redelijk zijn dat de kosten zijn gemaakt en de hoogte van de kosten moet ook redelijk zijn.
4.21.
Nu niet in geschil is dat de kosten in verband met dit deelgeschil in redelijkheid zijn gemaakt, zal de -rechtbank overgaan tot begroting van de kosten.
4.22.
Mr. De Graaff-Bosch heeft de aan de behandeling van het verzoek verbonden kosten (tot en met het opstellen van het verzoekschrift) blijkens de specificatie van 9 maart 2023 begroot op € 3.014,11, uitgaande van een tijdsbesteding van 9,4 uur en een uurtarief van € 265 exclusief btw. De politie heeft alleen verweer gevoerd tegen de opgevoerde tijdsbesteding. De politie is van mening dat niet valt in te zien waarom een tijdsbesteding van ruim 9 uur nodig is geweest voor het opstellen van een verzoekschrift dat grotendeels is overgenomen uit althans gebaseerd is op het eerdere klaagschrift en verzoek voorlopig getuigenverhoor.
4.23.
Mr. De Graaff-Bosch heeft ter zitting desgevraagd toegelicht dat de beklagprocedure een andere aard en een ander doel heeft dan een deelgeschilprocedure en dat de getuigenverklaringen afgelegd in het voorlopig getuigenverhoor in het verzoekschrift moesten worden verwerkt. In het licht hiervan vindt de rechtbank het redelijk om uit te gaan van de opgevoerde tijdsbesteding voor het opstellen van het verzoekschrift. Voor de mondelinge behandeling (inclusief reistijd en voorbereiding) zal de rechtbank uitgaan van 5,5 uur (2 uur voorbereiding, 2 uur reistijd en 1,5 uur zitting). De rechtbank begroot de kosten verbonden aan de behandeling van dit deelgeschil daarom op (afgerond) € 4.778 (14,9 x € 265 x 21% btw). Deze kosten worden nog vermeerderd met het betaalde griffierecht van € 86, zodat het totaalbedrag uitkomt op € 4.864.
4.24.
Aangezien de aansprakelijkheid van de politie in deze procedure niet is komen vast te staan, zal het verzoek van [ verzoeker ] om de politie in de kosten van het deelgeschil te veroordelen worden afgewezen. Dit betekent dat de politie het begrote bedrag alleen hoeft te betalen als alsnog komt vast te staan dat zij aansprakelijk is.
Met dank aan mw. mr. M.G.F. de Graaff-Bosch, BAEN Advocatuur voor het inzenden van deze uitspraak.
Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2024/RBDHA-220224