Overslaan en naar de inhoud gaan

RBDHA 081024 chroom-6; beoordeling o.b.v. onderzoeken RIVM; geen overtuigende aanwijzingen voor relatie  chroom-6 en slokdarmkanker

RBDHA 081024 chroom-6; beoordeling o.b.v. onderzoeken RIVM; geen overtuigende aanwijzingen voor relatie  chroom-6 en slokdarmkanker

in relatie tot

GHSHE 100320 Chroom 6; voormalig medewerkers van Defensie wél, groep gedupeerden niet ontvankelijk; defensie aansprakelijk; verwijzing naar schadestaatprocedure
- Chroom 6; afwijzing van immateriële schadevergoeding wegens het schenden van de informatieplicht

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?

2.1

Eiser heeft van 1 maart 1984 tot eind 2006, onder andere als senior mechanic tracks en senior mechanic maintenance, gewerkt op de Prepositioned Organizational Materiel Storage (POMS)-locatie in Brunssum en Eygelshoven. Op dit soort POMS-locaties werd Amerikaans militair materieel opgeslagen en onderhouden. Van deze locaties is bekend dat er ten tijde van het uitvoeren van de werkzaamheden onbeschermd gewerkt werd met chroom-6 en andere gevaarlijke stoffen.

2.2

In 2010 is bij eiser de diagnose slokdarmkanker gesteld. Eiser heeft verweerder op 23 augustus 2013 aansprakelijk gesteld voor materiele en immateriële schade, zowel verschenen als toekomstig, als gevolg van de door hem gestelde beroepsziekte en vraagt om vergoeding van buitengerechtelijke advocatenkosten en rente.

2.3

Verweerder heeft naar aanleiding van de aansprakelijkstelling medisch advies ingewonnen, gedateerd 20 januari 2014. De medisch adviseur geeft daarin aan dat in de algemene lijn in de literatuur soms een verband wordt gesuggereerd tussen blootstelling aan asbest en chroom 6 en slokdarmkanker, maar dat het bewijs ervoor als onvoldoende wordt beschouwd. Verweerder laat op 4 februari 2014 het voornemen uitgaan dat hij aansprakelijkheid niet erkent. Eiser laat weten het hier niet mee eens te zijn en overlegt gegevens van zijn behandelaars. Hieruit blijkt ook dat eiser last heeft van een huidaandoening, gewrichtsproblemen en nagelproblemen.

2.4

Bij besluit van 12 mei 2015 heeft verweerder besloten dat eiser recht heeft op een tegemoetkoming uit de Coulanceregeling chroom VI. De Coulanceregeling was in afwachting van het onderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in het leven geroepen voor schrijnende gevallen. Bij de toekenning zijn de volgende aandoeningen van eiser betrokken: allergisch contacteczeem, maagkanker en andere gastro intestinale kanker (slokdarmkanker). Hierbij is een voorstelbare relatie aangenomen tussen de blootstelling en de aandoening. Aan eiser werd €7.500 uitgekeerd.

2.5

Daarnaast had eiser sinds 2016 een civiele procedure lopen over schadevergoeding voor de blootstelling. Bij uitspraak van het gerechtshof van 10 maart 2020 is onder meer voor recht verklaard dat de Staat aansprakelijk is voor schade door de blootstelling.1

2.6

Op 24 augustus 2017 is wederom een medisch advies uitgebracht aan verweerder. Daarin wordt aangegeven dat de extra door eiser aangedragen informatie niet maakt dat afgeweken wordt van het eerdere medische advies uit 2014.

2.7

Uit onderzoek van het RIVM2 volgt dat verweerder zijn zorgplicht heeft geschonden voor de medewerkers die hij (onbeschermd) met chroom-6 heeft laten werken. Deze schending van de zorgplicht heeft de rechtbank Den Haag ook aangenomen in de uitspraken van 12 april 2022.3 De onderzoeksresultaten van het RIVM zijn aanleiding geweest voor het treffen van de Regeling uitkering chroom-6 Defensie (Regeling).

2.8

Eiser heeft op grond van die Regeling bij besluit van 20 juli 2018 een uitkering ontvangen, omdat zijn allergisch contacteczeem en allergische rhinitis kan zijn veroorzaakt door zijn werkzaamheden. Het gaat om een bedrag van € 7.500,- voor immateriële schade en een bedrag van € 3.850,- voor materiële schade.

2.9

Bij besluit van 9 augustus 2019 is aan eiser een aanvullend bedrag van € 5.065,- toegekend op grond van de Regeling, nu in verband met eisers COPD.

2.10

Bij brief van 7 november 2019 heeft verweerder eiser in de gelegenheid gesteld nadere medische informatie aan te leveren. Daarbij heeft verweerder gewezen op de uitkomst van het RIVM onderzoek voor wat betreft het causale verband met slokdarmkanker, angstklachten en huidproblemen. Uit het onderzoek blijkt dit verband niet gelegd te kunnen worden.

2.11

Op 4 februari 2020 is wederom een medisch advies aan verweerder uitgebracht. In dit advies is het RIVM rapport betrokken bij de beoordeling. Er wordt geconcludeerd dat het niet aannemelijk is dat eisers aandoeningen veroorzaakt zijn door blootstelling aan chroom-6 op de POMS locaties. Naar aanleiding van dit advies heeft verweerder op 18 februari 2020 wederom het voornemen geuit om het verzoek om schadevergoeding voor de slokdarmkanker af te wijzen.

2.12

Eiser heeft op 7 april 2020 zijn zienswijze gegeven.

2.13

Bij besluit van 11 september 2020 heeft verweerder het verzoek om schadevergoeding voor eisers slokdarmkanker afgewezen. De beslissing over eisers aandoeningen waarvoor hij in aanmerking is gekomen voor een uitkering op grond van de Regeling houdt verweerder aan, omdat dit het onderwerp is van geschil in een lopende civiele procedure. Bij beslissing op bezwaar van 27 juli 2023 handhaaft verweerder zijn standpunt.

Wat vindt eiser in beroep?

3.1.

Eiser voert aan dat verweerder met het toekennen van een vergoeding op grond van de Coulanceregeling al erkend heeft dat de slokdarmkanker en het allergisch contacteczeem mogelijk te relateren zijn aan de blootstelling aan chroom-6.

3.2.

Eiser is van mening dat slokdarmkanker kan ontstaan en dus gerelateerd kan worden aan de blootstelling aan chroom-6. De verdere onderzoeken door het RIVM scheppen een onjuist beeld van eisers werkzaamheden en geven een beperkte weergave van wat wereldwijd bekend is over de gevolgen van blootstelling aan chroom-6.

3.3.

Verweerder hanteert een onjuiste norm voor het vaststellen van aansprakelijkheid. Artikel 7:658 van het Burgerlijk Wetboek (BW) maakt dat als uitgangspunt de enkele mogelijkheid van schade al voldoende is. Verweerder gaat echter uit van de norm dat eiser aannemelijk moet maken dat er een voldoende mate van waarschijnlijkheid is dat de blootstelling de ziekte daadwerkelijk heeft veroorzaakt.

3.4.

Eiser is aan grote hoeveelheden chroom-6 blootgesteld. De redenering van het RIVM dat het minder waarschijnlijk is dat chroom-6 slokdarmkanker kan veroorzaken, is onjuist. Het RIVM gaat er immers wel van uit dat chroom-6 kanker in de maag en het strottenhoofd kan veroorzaken. De slokdarm ligt tussen deze twee lichaamsdelen in waardoor het goed mogelijk is dat de celdeling daar al plaatsvindt. Eiser vindt voor zijn zienswijze steun in de verklaring van dr. M. Sosef van 22 april 2023 waarin deze stelt: “nu door inslikken van chroom 6 contact met de slokdarm tot stand komt, is vanwege het carcinogeen effect van chroom 6 mogelijk dat door die blootstelling, slokdarmkanker wordt veroorzaakt maar in welke mate en hoe lang dat contact moet zijn geweest is mij niet bekend. Het maligne effect bij patiënt zat vlakbij de maag.”

3.5.

Volgens eiser gaat ook de arbeidsrechtelijke omkeringsregeling op vanwege de aard en ernst van de normschending. Eiser heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij aan gezondheidsklachten lijdt die door blootstelling aan chroom-6 en andere gevaarlijke stoffen kunnen komen. Eiser beroept zich hiervoor op de uitspraak van de Hoge Raad van 13 december 20214.

3.6.

Het RIVM heeft in de derde actualisatie van zijn onderzoek wederom niet het verband met nagelproblemen, huidproblemen, gewrichtsproblemen, vermoeidheid en slaapproblematiek onderzocht. Daarmee is het volgens eiser aannemelijk dat deze aandoeningen wel kunnen worden veroorzaakt door blootstelling aan chroom-6.

3.7.

Eiser stelt zijn schade vast op € 556.434,12. Daarnaast heeft eiser recht op integrale vergoeding van alle kosten binnen de civiele procedures tegen verweerder en de kosten voor het verzamelen van medische en financiële gegevens. Omdat eiser samen met zijn gemachtigde de chroom-6 affaire in de media bracht, zijn er veel uren gemaakt door de gemachtigde. Deze kosten komen in totaal neer op € 72.663,22.

3.8.

Kort voor de zitting heeft eiser een verklaring overgelegd van professor J.W. Cohen Tervaert. Cohen Tervaert stelt daarin dat het zeer aannemelijk is dat de werkzaamheden op de POMS bij de [eiser] hebben bijgedragen aan het ontwikkelen van slokdarmkanker. Ter onderbouwing van zijn stelling verwijst hij naar vier medische onderzoeken. Eiser heeft de rechtbank daarbij ook verzocht om de behandeling van het beroep aan te houden, zodat Cohen Tervaert zijn verklaring kan toelichten op een zitting. Ter zitting heeft eiser wederom verzocht om Cohen Tervaert als deskundige te horen, tenzij de rechtbank causaliteit tussen de blootstelling en de slokdarmkanker aanvaardt.

4. Verweerder heeft op 19 augustus 2024 desgevraagd gereageerd op de schriftelijke verklaring van Cohen Tervaert. De inhoud van die reactie zal hieronder worden besproken.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

5. Volgens vaste rechtspraak5 van de hoogste bestuursrechter moet voor de beantwoording van de vraag of er voldoende aanleiding bestaat om schadevergoeding toe te kennen in een bestuursrechtelijke aangelegenheid zoveel mogelijk aansluiting worden gezocht bij het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht. Voor vergoeding van schade is vereist dat de gestelde schade verband houdt met een onrechtmatig besluit en komen voorts alleen die schadeposten voor vergoeding in aanmerking, die in een zodanig verband staan met dat besluit dat zij het bestuursorgaan, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en de schade, als een gevolg van dat besluit kunnen worden toegerekend.

6. Eveneens volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter6 heeft het bestuursorgaan tegenover de ambtenaar een zorgplicht. De zorgplicht houdt in dat het bestuursorgaan de werkzaamheden van de ambtenaar zodanig moet inrichten en voor het verrichten daarvan zodanige maatregelen moet treffen en aanwijzingen moet geven als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de ambtenaar in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. De ambtenaar heeft recht op vergoeding van deze schade, ook voor zover rechtspositionele regelingen daarin niet voorzien, tenzij het bestuursorgaan aantoont dat het zijn zorgplicht is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de ambtenaar.

In de bewoordingen “in de uitoefening van zijn werkzaamheden” is tot uitdrukking gebracht dat er tussen de uitoefening van de werkzaamheden en de schade causaal verband moet bestaan. Een dergelijk verband is eerst aanwezig indien er een voldoende mate van waarschijnlijkheid bestaat dat de werkomstandigheden van de betrokken ambtenaar de bij die ambtenaar aan het licht getreden ziekte of letsel daadwerkelijk hebben veroorzaakt. Het is aan de ambtenaar om dit aannemelijk te maken door feiten en omstandigheden aan te dragen waaruit blijkt dat van zo’n voldoende mate van waarschijnlijkheid sprake is.7

7. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser tijdens zijn werkzaamheden direct is blootgesteld aan chroom-6 en dat daarmee de zorgplicht van verweerder jegens eiser als werknemer is geschonden.

8. De rechtbank volgt de hoogste bestuursrechter in zijn oordeel dat uitgegaan kan worden van de onderzoeken van het RIVM.8 In de civielrechtelijke procedure van eiser overweegt het gerechtshof onder rechtsoverweging 7.3.3 dat eisers standpunt dat het RIVM rapport onzorgvuldig en onrechtmatig is, niet dan wel onvoldoende onderbouwd is.9 Eisers betoog (ook ter zitting), dat het RIVM alleen gevoed is door informatie van defensie en dat deze informatie niet juist is, slaagt daarom niet.

In rapport 2020-001910 concludeert het RIVM dat er op basis van de huidige wetenschappelijke studies bij mensen en dieren geen of geen overtuigende aanwijzingen zijn gevonden dat blootstelling aan chroom-6 slokdarmkanker kan veroorzaken bij mensen. Deze conclusies zijn enerzijds gebaseerd op het ontbreken van aanwijzingen in de wetenschappelijk literatuur en anderzijds op beschikbare wetenschappelijke literatuur waaruit van een dergelijke relatie niet blijkt. Deze conclusie wordt in de nieuwste actualisatie opnieuw bevestigd.11

De rechtbank stelt vast dat eiser zelf geen medische onderzoeken heeft aangedragen waaruit blijkt dat er wel een relatie bestaat tussen de blootstelling en slokdarmkanker. De verklaring van professor Cohen Tervaert legt daartoe onvoldoende gewicht in de schaal. Zoals verweerder in zijn reactie op die verklaring terecht opmerkt zijn drie van de door Cohen Tervaert genoemde onderzoeken al meegewogen door het RIVM in zijn onderzoek. Het vierde onderzoek, van H. Lu en anderen is van 12 juni 2024 en daarmee van na het bestreden besluit, zoals verweerder in zijn reactie aanvoert. Los daarvan is de rechtbank met verweerder van oordeel dat het onderzoek eisers betoog niet kan steunen, aangezien het inhoudelijk niet gaat over slokdarmkanker maar over het ontwikkelen van longkanker. Zoals verweerder verder in zijn reactie van 19 augustus 2024 opmerkt zal het RIVM haar conclusies over de gevolgen van blootstelling aan chroom-6 op basis van de nieuwste wetenschappelijke inzichten naar de toekomst toe blijven ontwikkelen. Indien slokdarmkanker in de toekomst op de ziektelijst geplaatst wordt, dan kan eiser een uitkering op grond van de Regeling aanvragen en verweerder eventueel aansprakelijk stellen voor restschade.

Voor zover Cohen Tervaert in zijn verklaring een verband tussen blootstelling en een bij eiser aanwezige auto-immuunziekte als (nagel)psoriasis stelt, biedt zijn waarschijnlijkheidsthese dat als gevolg daarvan zich bij eiser een maliginiteit kan ontwikkelen zoals slokdarmkanker onvoldoende aanknopingspunten tot heropening van het onderzoek om eiser in de gelegenheid te stellen Cohen Tervaert als getuige op te roepen.

Ook met de enkele verklaring van dr. Sosef en de door hem genoemde omstandigheid dat bij eiser een maligne effect in de maag zat, heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat er een verband bestaat tussen zijn slokdarmkanker en de blootstelling aan chroom-6. Daarbij signaleert de rechtbank dat de medisch adviseur van verweerder in een brief van 20 januari 2014 onder verwijzing naar een brief van de internist Warmerdam van 23 juni 2010 heeft vermeld dat slokdarmkanker geen zeldzame ziekte is en bij eiser met een consumptie van 8-10 eenheden bier per dag een risicofactor alcoholgebruik aanwezig is waarvan bewezen is dat die de kans op slokdarmkanker verhoogt.

9. Verder maakt de omstandigheid, dat het RIVM in de derde actualisatie van zijn onderzoek niet het verband met nagelproblemen, huidproblemen, gewrichtsproblemen, vermoeidheid en slaapproblematiek heeft onderzocht, naar het oordeel van de rechtbank niet dat aangenomen kan worden dat deze aandoeningen kunnen worden veroorzaakt door de blootstelling aan chroom-6. Deze beroepsgrond slaagt niet.

10. De rechtbank volgt eiser ook niet in zijn betoog dat een toekenning op grond van de Coulanceregeling hetzelfde effect heeft als een toekenning op grond van de Regeling.

Het gaat immers om een andere regeling, waarbij van belang is dat bijlage 2 van de Regeling die hier aan de orde is, tot stand is gekomen naar aanleiding van een diepgaander onderzoek van het RIVM naar de causaliteit.12 De resultaten hiervan zijn onder meer neergelegd in de RIVM rapporten zoals besproken in rechtsoverweging 8.

Daarmee kan ook eisers betoog dat de Hoge Raad in zijn uitspraak van 3 december 202113 zou hebben geoordeeld dat een erkenning van een verband in de Coulanceregeling een erkenning van de aansprakelijkheid inhoudt niet slagen. De rechtbank stelt vast dat het oordeel van de Hoge Raad ziet op het geval van erkenning in het kader van de Regeling met de daarbij behorende ziektelijst van het RIVM en niet op een erkenning in het kader van de Coulanceregeling. De rechtbank vindt hiervoor ook steun in de uitspraak van het gerechtshof van 12 maart 2024.14

11.9 De rechtbank is verder van oordeel dat eiser artikel 7:658 BW niet juist uitlegt. Uit dit artikel volgt volgens de rechtbank niet dat de enkele mogelijkheid van schade al voldoende is. Uit het artikel volgt dat de werkgever een zorgplicht heeft voor zijn werknemers. Zoals onder rechtsoverweging 6 besproken is het aan de ambtenaar om aan te tonen dat er een voldoende mate van waarschijnlijkheid bestaat dat de werkomstandigheden van de betrokken ambtenaar de bij die ambtenaar aan het licht getreden ziekte of letsel daadwerkelijk hebben veroorzaakt.

12. Van de door eiser gestelde slaapproblemen en angstklachten heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat eiser geen concrete medische informatie heeft gegeven waaruit de ernst van de klachten blijkt.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen schadevergoeding krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.ECLI:NL:RBDHA:2024:16192

1Uitspraak van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 10 maart 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:871.

2Samenvatting RIVM-rapport 2018-0061, zie voor alle rapporten https://www.rivm.nl/chroom6/rapporten-defensie-onderzoek-naar-chroom-6-en-carc.

3ECLI:NL:RBDHA:2022:3317, ECLI:NL:RBDHA:2022:3318, ECLI:NL:RBDHA:2022:3316 en ECLI:NL:RBDHA:2022:3315.

4ECLI:NL:HR:2021:1806.

5zie onder meer uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 28 juni 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BR0611 en van 15 november 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3608.

6Uitspraken van de CRvB van 22 juni 2000, ECLI:NL:CRVB:2000:AB0072 en 22 januari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:98.

7Uitspraak CRvB 28 januari 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:350.

8Zie bijvoorbeeld uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 8 oktober 2020 ECLI:NL:CRVB:2020:2294.

9Zie noot 1.

10RIVM rapport Nadelige gezondheidseffecten en ziekten veroorzaakt door chroom-6 uit 2020, pagina 72.

11RIVM-briefrapport 2023-0365, Derde actualisatie van de wetenschappelijke literatuur.

12Zie idem uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 8 oktober 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2294.

13Zie noot 3.

14ECLI:NL:GHSHE:2024:754, r.o. 3.24