GHARL 130623 verhuurder aansprakelijk voor CO-vergiftiging vanwege lekkage rookafvoer gaskachel; nader bewijs nodig mbt causaal verband
- Meer over dit onderwerp:
GHARL 130623 verhuurder aansprakelijk voor koolmonoxidevergiftiging vanwege lekkage rookafvoer gaskachel; nader bewijs nodig mbt causaal verband
2
De kern van de zaak
In geschil is of [verzoekster] - die in eind maart 2018 een kamer aan [verweerder] had verhuurd waarin op 30 november 2018 een gaskachel is afgekeurd wegens rookgaslekkage - aansprakelijk is voor de gezondheidsschade van [verweerder] die volgens hem het gevolg is van koolmonoxidevergiftiging. Het hof kan deze vraag op grond van het voorliggende dossier nog niet beantwoorden. Het hof heeft wil eerst meer informatie. Het hof zal die beslissing hierna toelichten, nadat eerst de relevante feiten zijn vastgesteld.
3De feiten
Het hof gaat uit van de volgende feiten
3.1
[verweerder] is, nadat zijn relatie was verbroken, in 2018 teruggekeerd uit Australië waar hij enige jaren had gewoond. Hij had dringend behoefte aan woonruime en heeft op
19 maart 2018 een huurovereenkomst gesloten met [verzoekster] , op grond waarvan [verweerder] van [verzoekster] met ingang van 31 maart 2018 de bovenverdieping van de woning [adres] te [woonplaats1] huurde (verder: het gehuurde). [verzoekster] woonde zelf op de benedenverdieping. De huurovereenkomst is inmiddels geëindigd.
3.2
De bovenverdieping werd verwarmd met een op dat moment al oude gaskachel waarvan de rookgasafvoer in het verleden met kit was gerepareerd. Een tweede gaskachel op de bovenverdieping stond in de huurperiode permanent uit. [verzoekster] had voor de kachels en geiser in haar pand een onderhoudscontract afgesloten met Energiewacht. Energiewacht heeft de (werkende) kachel op de bovenverdieping op 11 april 2018 gecontroleerd en geen gebreken geconstateerd.
3.3
In de woonkamer van het gehuurde was, op enige hoogte in een boekenkast, een koolmonoxidemeter geplaatst van het merk Allectro. Deze meter geeft volgens de gebruiks-aanwijzing een alarmsignaal als gedurende een bepaalde tijd een koolmonoxidegehalte is gemeten dat een bepaalde grenswaarde overschreed. De laagste waarde die het alarmsignaal doet afgaan is 33 ppm als dit meer dan 120 minuten wordt gemeten. Het alarmsignaal van de meter is nooit afgegaan zolang [verweerder] in het gehuurde woonde.
3.4
[verweerder] is met vanwege benauwdheidsklachten door de huisarts verwezen naar de cardioloog. Hij is in het Martiniziekenhuis Groningen op 13 juli 2018 onderzocht waarbij nog nadere onderzoeken nodig werden bevonden. Uit een op 20 augustus 2018 uitgevoerde hartkatheterisatie (CAG) kwamen geen afwijkingen aan het licht. Wel werd een beginnende sclerose vastgesteld.
3.5
[verweerder] heeft zich op 16 oktober 2018 gemeld voor behandeling door de klinisch psycholoog [naam1] , verbonden aan de GGZ-praktijk Psy-zo! in Groningen.
3.6
Op 30 november 2018 heeft [verweerder] Energiewacht gebeld omdat hij vermoedde dat de kachel de oorzaak was van zijn klachten. Die dag heeft een monteur van de Energiewacht (Jelte [naam3] ) de kachel onderzocht, geconstateerd dat er sprake was van rookgaslekkage, en de kachel afgekeurd en buiten gebruik gesteld.
3.7
[verzoekster] heeft hierna een andere kachel doen plaatsen die op 17 december 2018 door Energiewacht is goedgekeurd. De oude kachel is afgevoerd en vernietigd.
3.8
[verweerder] is in 2019 (en ook daarna) verder medisch onderzocht, onder meer door de neuroloog [naam2] , verbonden aan het Martiniziekenhuis, die een MRI-scan van de hersenen (cerebrum) van [verweerder] heeft laten uitvoeren. Zij heeft bij dat onderzoek witte stof laesies aangetroffen ‘die niet specifiek zijn, maar wel kunnen voorkomen bij een koolmonoxidevergiftiging’.
3.9
[verweerder] heeft in het verleden een hartaandoening gehad (WPW-syndroom) waaraan hij is geopereerd en bij hem is in 2014 PTSS (posttraumatische stressstoornis) vastgesteld.
3.10
[verweerder] ontvangt een bijstandsuitkering van de gemeente. Hij is in dat kader vrijgesteld van sollicitatieverplichtingen.
3.11
[verweerder] heeft op 19 december 2018 [verzoekster] aansprakelijk gesteld voor financiële en geestelijke schade veroorzaakt door koolmonoxidevergiftiging. [verzoekster] heeft bij monde van haar advocaat afwijzend gereageerd op 28 januari 2019 en bij brief van 20 mei 2020 de aansprakelijkheid betwist.
4De procedure bij de kantonrechter
4.1
[verweerder] heeft bij inleidende dagvaarding gesteld dat [verzoekster] aansprakelijk is op grond van artikel 7:208 BW in samenhang met artikel 6:174 BW voor de gebrekkige kachel en de schade die hij heeft geleden en zal lijden als gevolg van bloostelling aan koolmonoxide in het gehuurde. Hij heeft een verklaring voor recht gevorderd en een verwijzing naar de schadestaat.
4.2
De kantonrechter heeft, na eerst een mondelinge behandeling te hebben gelast bij tussenvonnis van 15 september 2020, bij tussenvonnis van 9 februari 2021 geoordeeld dat de vordering beoordeeld moet worden op de grondslag van artikel 6:173 BW omdat de kantonrechter de kachel aanmerkt als een roerende zaak. De kantonrechter heeft vervolgens geoordeeld dat een lekkende gaskachel een bijzonder gevaar kan opleveren voor de gezondheid van in de nabijheid van de gaskachel verblijvende personen. De kantonrechter heeft vervolgens [verweerder] opgedragen te bewijzen dat hij daadwerkelijk is blootgesteld aan koolmonoxide als gevolg van de lekkage aan de afvoer van de kachel.
[verweerder] heeft vervolgens zichzelf en de monteur [naam3] als getuige doen horen.
4.3
In het eindvonnis heeft de kantonrechter bewezen geacht dat [verweerder] blootgesteld is geweest aan koolmonoxide als gevolg van de lekkage aan de rookgasafvoer. Vervolgens heeft de kantonrechter geoordeeld dat [verzoekster] aansprakelijk is voor de schade die [verweerder] als gevolg daarvan lijdt. De kantonrechter heeft voor recht verklaard dat [verzoekster] aansprakelijk is voor de schade van [verweerder] , materieel en immaterieel, die hij heeft geleden en zal lijden als gevolg van blootstelling aan koolmonoxide in de periode dat hij in het gehuurde verbleef, als gevolg van de gebrekkige gaskachel en de verwijzing naar de schadestaat toegewezen.
5De beoordeling in hoger beroep
De omvang van het hoger beroep
5.1
[verzoekster] keert zich, met acht genummerde bezwaren (grieven), tegen het oordeel van de kantonrechter en vordert, onder vernietiging van alle drie de gewezen vonnissen, dat het hof de vorderingen van [verweerder] alsnog afwijst en [verzoekster] veroordeelt tot terugbetaling van de proceskostenveroordeling.
5.2
Het hof merkt op dat voor zover bij de memorie van grieven het hoger beroep zich ook richt tegen het vonnis van de kantonrechter van 15 september 2020, [verzoekster] daarin niet kan worden ontvangen om artikel 131 Rv hoger beroep uitsluit van een vonnis waarbij alleen een mondelinge behandeling is bepaald.
5.3
Voor zover ook een verholen grief is gericht tegen de feitenvaststelling door de kantonrechter geldt dat het hof hiervoor de feiten zelfstandig heeft vastgesteld, zodat [verzoekster] geen belang heeft bij verdere behandeling van die grief.
5.4
De overige grieven zal het hof hierna thematisch bespreken.
Aansprakelijkheid voor roerende zaken
5.5
De kantonrechter heeft de kachel als een roerende zaak aangemerkt en de vordering van [verweerder] beoordeeld in de sleutel van artikel 6:173 BW. Tegen het aanmerken van de kachel als een roerende zaak hebben partijen in hoger beroep geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van de toepasselijkheid van artikel 6:173 BW uit zal gaan. Evenmin is bezwaar gemaakt tegen het oordeel van de kantonrechter dat artikel 7:208 BW geen exclusieve werking heeft en aansprakelijkheid op grond van artikel 6:173 BW niet uitsluit.
5.6
De kantonrechter heeft de kachel als gebrekkig aangemerkt vanwege het lek in de rookgasafvoer en geoordeeld dat aan de verdere voorwaarden van artikel 6:173 BW is voldaan. [verzoekster] is het daar niet mee eens. Zij stelt dat haar van de lekkage geen verwijt valt te maken omdat zij de kachel periodiek heeft laten keuren, dat zij pas op 30 november 2018 bekend is geraakt met het gebrek aan de kachel zodat zij eerst vanaf dat moment aansprakelijk is voor de gevolgen van het gebrek aan de kachel. De kachel is nadien direct afgekoppeld, zodat zij niet aansprakelijk is.
5.7
In artikel 6:173 BW is bepaald dat de bezitter van een roerende zaak waarvan bekend is dat deze, als de zaak niet voldoet aan de eisen die men in de gegeven omstandigheden aan de zaak mag stellen, een bijzonder gevaar voor personen of zaken oplevert, in beginsel aansprakelijk is wanneer dit gevaar zich verwezenlijkt. In de norm van artikel 6:173 BW liggen aldus meerdere vereisten besloten. Om tot aansprakelijkheid op grond van artikel 6:173 BW te kunnen concluderen moet ten eerste komen vast te staan dat de kachel niet voldeed aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen. Dat staat voldoende vast. Dat de rookgasafvoer lek was, wordt in hoger beroep ook niet bestreden.
Vervolgens moet voldaan zijn aan het bekendheidsvereiste dat in de wetsgeschiedenis1als volgt is omschreven (waarbij de wettekst oorspronkelijk luidde “Indien van een zaak bekend is, dat gebruik ervan een bijzonder gevaar voor personen of zaken oplevert bij aanwezigheid van een of meer bepaalde gebreken, is, wanneer dit gevaar zich verwezenlijkt, de gebruiker van de zaak aansprakelijk als ware het gebrek hem bekend.”):
“Uit de formulering van het artikel volgt dat deze risicoaansprakelijkheid in het algemeen alleen bestaat in de gevallen waarin, indien de gebruiker geweten had dat het gebrek aanwezig was, het niettemin gebruiken of doen gebruiken van de zaak hem als grove schuld zou zijn toe te rekenen. Het artikel spreekt immers van zaken waarvan bekend is dat zij een bijzonder gevaar opleveren bij aanwezigheid van een of meer bepaalde gebreken. Zo zal bij voorbeeld een verwijt van grove schuld hem treffen die een fiets berijdt of doet berijden, wetende dat de remmen defect zijn; die een elektrisch apparaat in gebruik laat, wetende dat het door een gebrek in de isolatie onder stroom staat; of die een machine laat draaien hoewel hij beseft dat dit door een defect van de machine gevaarlijk is voor degene die haar bedient of voor anderen. Kon in deze en dergelijke gevallen de gebruiker het defect redelijkerwijs niet kennen, dan kan weliswaar van schuld niet gesproken worden, maar is niettemin redelijk, dat de gebruiker van de zaak en niet een ander het risico draagt voor het gebruiken van de zaak (…). Dit is slechts anders als op het moment van het ongeval nog niet bekend was, dat het gebruik van de zaak bij aanwezigheid van een bepaald gebrek een bijzonder gevaar oplevert.”
In de definitieve wettekst is de term “gebrek” vervangen door de huidige omschrijving “niet voldoen aan de eisen die men in de gegeven omstandigheden mag stellen”. Daarmee is volgens de wetgever nauwelijks materiële wijziging beoogd.
5.8
Uit de wetsgeschiedenis leidt het hof af dat het bij het bekendheidsvereiste niet gaat om de subjectieve bekendheid van de eigenaar van de roerende met het gebrek, maar om de vraag of bekend was dat een gebrek aan de zaak als zodanig, gevaar voor personen of zaken oplevert. Dat een kachel met een lekke rookgasafvoer gevaar op kan leveren voor personen, juist door het vrij kunnen komen van koolmonoxide, is niet door [verzoekster] betwist en staat voldoende vast. Het hof verwerpt de stelling van [verzoekster] dat zij niet aansprakelijk kan zijn omdat zij voor 30 november 2018 niet wist van de lekkage.
5.9
Op grond van artikel 6:173 BW is [verzoekster] , als bezitter van de kachel, in beginsel aansprakelijk voor de schade die het gevolg is van het lek in de rookgasafvoer,
tenzij zij, gesteld dat zij het gevaar op het tijdstip van het ontstaan ervan zou hebben gekend, niet voor de schade aansprakelijk geweest zou zijn krachtens art. 6:162 BW. Het is aan [verzoekster] om te stellen en te bewijzen dat aan deze ‘tenzij-regel’ van artikel 6:173 lid 1 slot BW is voldaan. [verzoekster] heeft ook in hoger beroep geen feiten gesteld die maken dat zij, als zij zelf ook voor 30 november 2018 wist van de lekkage aan de rookgasafvoer, toch niet aansprakelijk zou zijn voor de gevolgen daarvan. De kantonrechter is op dit punt dan ook terecht niet aan een bewijsopdracht aan [verzoekster] toegekomen.
5.10
De grieven die zich keren tegen de uitleg van artikel 6:173 BW treffen geen doel.
Causaal verband tussen blootstelling aan koolmonoxide en de gezondheidsschade van [verweerder] ?
5.11
Voor aansprakelijkheid op grond van artikel 6:173 BW is vervolgens vereist dat het bijzondere gevaar zich heeft verwezenlijkt. Hoewel in deze procedure vaststaat dat de kachel rookgas heeft gelekt en dat daarbij ook in enige mate koolmonoxide is vrijgekomen, staat niets vast over de mate van blootstelling van [verweerder] aan koolmonoxide in het gehuurde en ook niet of de gezondheidsklachten van [verweerder] daarmee in verband staan. Bij [verweerder] heeft in de periode dat hij in het gehuurde verbleef geen onderzoek plaatsgevonden naar de aanwezigheid van carboxyhemoglobine (COHb) dat in het bloed ontstaat bij blootstelling aan koolmonoxide. Dergelijk onderzoek moet, vanwege de snelle halfwaardetijd van deze stof, zo snel mogelijk na de blootstelling plaatsvinden. Toen [verweerder] zich in januari 2019 bij de huisarts meldde voor een dergelijk onderzoek, was het daarvoor al te laat.
5.12
Over de mate van blootstelling kan nog wel worden opgemerkt dat het alarm van de koolmonoxidemeter niet is afgegaan. Volgens [verweerder] mag daaraan geen betekenis worden gehecht omdat de meter volgens hem te hoog zou zijn geplaatst en geen koolmonoxide hebben kunnen meten omdat koolmonoxide zwaarder zou zijn dan lucht. Hij beroept zich in dat verband op de getuigenverklaring van [naam3] . [verzoekster] heeft dit bestreden en daartoe verwezen naar een rapport “koolmonoxide, onderschat en onbegrepen gevaar” van de Onderzoeksraad voor Veiligheid uit 2015 waarin wordt aangegeven dat koolmonoxide lichter is dan lucht2 en dat het een hardnekkig misverstand is dat koolmonoxide zwaarder is dan lucht. Gezien dat natuurwetenschappelijk gegeven neemt het hof dan ook als feit van algemene bekendheid aan dat CO iets lichter is dan lucht3 en daarmee in de lucht zweeft en de luchtstroom volgt.
5.13
Het hof verwerpt verder de stelling van [verweerder] dat de koolmonoxidemelder te hoog was geplaatst. Dat de koolmonoxidemeter als zodanig gebreken vertoonde, is niet gesteld. Het hof gaat er daarom vanuit dat het koolmonoxidegehalte in het gehuurde kon worden gemeten en niet hoger is geweest dan de waarden vermeld in de gebruiksaanwijzing van de koolmonoxidemelder waarboven deze een alarmsignaal uitzendt. Ook is niet bestreden dat de kachel altijd ‘normaal’ met een blauwe (waak)vlam heeft gebrand, wat wijst op een normale, volledige verbranding. Verder staat vast dat de kachel op 11 april 2018 is gecontroleerd en dat toen geen gebrek is vastgesteld. Het hof leidt daaruit af dat de blootstelling van [verweerder] aan koolmonoxide in het gehuurde na die datum is begonnen.
5.14
De vraag die beantwoord moet worden is of de gezondheidsklachten waaraan [verweerder] lijdt het gevolg zijn – of kunnen zijn – van blootstelling aan koolmonoxide in het gehuurde in de periode tussen 11 april 2018 en 30 november 2018 in een mate van minder dan 33 ppm.
5.15
De overgelegde medische stukken – die zijn opgesteld in het kader van de behandeling van [verweerder] en niet met het doel om de oorzaak van de klachten vast te stellen – wijzen erop dat hij klachten heeft die veroorzaakt kunnen zijn door blootstelling aan koolmonoxide, maar niet dat deze klachten daardoor daadwerkelijk zijn veroorzaakt.
5.16
[verweerder] heeft geen volledig medisch dossier overgelegd. Zo ontbreekt het overzicht van de aantekeningen van zijn huisarts.
5.17
Het hof stelt vast dat in het door [verweerder] overgelegde rapport van BeLife van [naam4] (physician assistent) en [naam5] (revalidatiearts), die hem in opdracht van de neuroloog [naam2] op 25 november 2019 hebben onderzocht, bij de anamnese van de revalidatiearts staat:
“Voornaamste klacht is verminderde energie. In maart 2018 begonnen, bleek uiteindelijk tgv CO intoxicatie”
In hetzelfde rapport staat onder het kopje ‘fysiotherapeut’
“De heer [verweerder] geeft aan dat de huidige klachten vanaf maart vorige jaar aanwezig zijn.”
5.18
Als de klachten daadwerkelijk in maart 2018 zijn begonnen, dan is dat in een periode dat [verweerder] nog niet in het gehuurde verbleef. In dat geval is het moeilijk om causaal verband tussen de koolmonoxide-blootstelling en de klachten aan te nemen.
5.19
Het hof verzoekt op basis van artikel 22 Rv [verweerder] om zijn huisartsendossier van het hele jaar 2018 – dus vanaf het moment dat hij vanuit Australië naar Nederland terugkeerde – in het geding te brengen. [verweerder] heeft op de zitting van het hof aangegeven daartegen geen bezwaar te hebben.
5.20
Het hof zal daarna beslissen of al dan niet verder onderzoek naar het causale verband nodig is en op welke wijze. Partijen worden in staat gesteld om zich daarover bij akte uit te laten.
1(zie Parlementaire Geschiedenis van het Nieuwe Burgerlijk Wetboek, Boek 6: Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht, Deventer, 1981, pp. 742-749
2Pagina 128 van genoemd rapport, gepubliceerd op www.onderzoeksraad.nl met verwijzing naar het polytechnisch zakboekje
3één liter lucht weegt 1,3 gram en één liter CO weegt 0,97 gram. ECLI:NL:GHARL:2023:4943