RBDHA 150125 ernstige brandwonden bij gebruik zonnebank; voorshands aangenomen causaal verband en aansprakelijkheid
- Meer over dit onderwerp:
RBDHA 150125 ernstige brandwonden bij gebruik zonnebank; voorshands aangenomen causaal verband en aansprakelijkheid
2De feiten
2.1.
[eisende partij], geboren op [geboortedag] 1994, heeft op 7 februari 2022 een vestiging van de zonnestudio in [plaats 3] (La Costa) bezocht. Zij heeft de zonnestudio acht keer eerder bezocht, waarvan twee keer (in juni 2021) in het jaar voorafgaand aan het bezoek op 7 februari 2022. [eisende partij] maakte ook gebruik van zonnebanken elders, in het jaar voorafgaand aan het bezoek op 7 februari 2022 één keer (op 25 augustus 2021).
2.2.
Op 7 februari 2022 heeft zij omstreeks 17:40 uur voor 20 minuten onder een zonnebank – de zogenoemde ‘Ergoline prestige 1600’ in cabine 3 (hierna: de zonnebank) – gelegen, die op de intensieve stand stond. Voorafgaand aan dit bezoek is het huidtype van [eisende partij] niet bepaald.
2.3.
In de uren en dagen na het bezoek op 7 februari 2022 ontstonden in toenemende mate pijnklachten. Op 8 februari 2022 heeft [eisende partij] in verband met deze klachten telefonisch contact met de huisartsenpost opgenomen en op 9 februari 2022 is zij via de huisarts naar de spoedeisende hulp van een ziekenhuis gestuurd. Vanaf 10 februari 2022 tot medio maart 2022 is [eisende partij] opgenomen en behandeld geweest in het Rode Kruis Ziekenhuis in Beverwijk. Daar werd vastgesteld dat sprake was van ernstige brandwonden en dat (uiteindelijk) ongeveer 30% van het lichaam van [eisende partij] was verbrand. Op 2 maart 2022 heeft [eisende partij] een huidtransplantatie ondergaan.
2.4.
De zonnestudio, die op 9 februari 2022 over de brandwonden is geïnformeerd, heeft de zonnebank een paar dagen later buiten werking gesteld, waarna de zonnebank op 17 februari 2022 door [naam], medewerker technische dienst van de leverancier van de zonnebank, JK-Nederland, is gecontroleerd. De gemeten sterkte van de UV-straling van de lampen op de intensieve stand bedroeg 0,368 W/m2. De wettelijk vastgestelde norm die geldt voor straling van zonnebanklampen van 0,3 W/m2 is daarmee overschreden.
2.5.
Op 14 februari 2023 heeft de verzekeraar van de zonnestudio een rapport uitgebracht naar aanleiding van het door haar verrichte onderzoek naar de toedracht (hierna: de toedrachtsrapportage). Hierin is onder meer vermeld:
“Op schadedatum is er nog 6 keer gebruik gemaakt van deze Ergoline Prestige 1600. Ook de dagen voorafgaande aan het bezoek van de benadeelde zijn er mensen onder deze zonnebank geweest. Sinds het vervangen van de lampen op 10 januari 2022 zijn er 179 klanten de benadeelde voorgegaan. Geen van hen hadden klachten na het gebruik van deze zonnebank.
(…)
Op mijn verzoek reageerde JK Nederland op het feit dat de lampen boven de gestelde norm uitkomen. [naam] vertelde het volgende:
“De Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (hierna N.V.WA.) hanteert met de controles het volgende: 0.34999 W/m2 wordt afgerond naar beneden 0.3 W/m2. Word er 0.35 W/m2 of hoger gemeten dan wordt dat afgerond naar 0.4 W/m2. Dit is in de ogen van de N.V.WA. te hoog. Er is een uitzondering. De eerste ca 50 a 60 branduren na een lampenwissel kun je dit niet stellen omdat de lampen dan eerst moeten inbranden. In die periode kunnen ze wat sterker zijn. Het klinkt heel veel, (afgeronde getallen ) 0.3 W/m2 naar 0.4 W/m2 maar gezien het gemeten resultaat 0.368 W/m2 is dat maar een zeer gering en verwaarloosbaar verschil met 0.3499 W/m2 wat maximaal door de N.V.W.A. geaccepteerd wordt. Dit is een ongeschreven regel die de N.V.W.A. zelf toepast.
De lampen van de betreffende Ergoline Prestige 1600 zijn op 10 januari 2022 vervangen.
Dit is een maand voordat de benadeelde onder de zonnebank ging. Volgens opgaaf van de
verzekerde had de betrokken zonnebank ten tijde van ontstaan van het letsel van de benadeelde, 58,45 uren aangestaan. Er waren 179 klanten onder deze zonnebank geweest voordat de benadeelde hieronder ging (…).”
(…)”
2.6.
In een verklaring van de huisarts van [eisende partij] van 25 januari 2024 is vermeld dat bij [eisende partij] geen allergieën bekend zijn welke huidklachten kunnen geven.
2.7.
In een door een plastisch chirurg en een huidtherapeut ondertekende verklaring van 25 april 2024 is onder meer vermeld dat op basis van beantwoorde vragen, aanvullend onderzoek en achtergrondinformatie is vastgesteld dat [eisende partij] huidtype twee heeft, wat (volgens het Flitzpatrick numeriek classificatie schema) inhoudt: een lichte huid die altijd verbrandt en soms bruin wordt.
2.8.
In de gebruiksaanwijzing van de zonnebank is (op pagina 12) vermeld dat personen met huidtype twee de bruiningstijden en veiligheidsinstructies in acht moeten nemen, ter voorkoming van “huidverbrandingen en langdurige beschadiging”. Ook is vermeld dat de nationale voorschriften moeten worden opgevolgd en dat de bruiningsdosis van 3kJ/m2 per bruiningsperiode niet zou moeten worden overschreden. Uit het opgenomen schema volgt dat, afhankelijk van het aantal bruiningsbeurten per jaar, een maximaal aantal minuten gebruik gemaakt van worden van de zonnebank. Bij één bruiningsbeurt per jaar, mag met huidtype twee voor vijf minuten gebruik worden gemaakt van de zonnebank. Vanaf twaalf bruiningsbeurten per jaar, mag met huidtype twee voor veertien minuten gebruik worden gemaakt van de zonnebank.
2.9.
[eisende partij] heeft de zonnestudio aansprakelijk gesteld voor haar schade. De (verzekeraar van de) zonnestudio heeft aansprakelijkheid van de hand gewezen.
3Het geschil
3.1.
[eisende partij] vordert – samengevat en na vermeerdering van eis – bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
I. een verklaring voor recht dat de zonnestudio jegens [eisende partij] aansprakelijk is voor de door [eisende partij] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade als gevolg van het ongeval op 7 februari 2022 in de zonnestudio, op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), dan wel artikel 6:173 BW, dan wel artikel 6:74 BW;
II. veroordeling van de zonnestudio in de (na)kosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf veertien dagen na dit vonnis.
3.2.
Aan deze vorderingen legt [eisende partij] ten grondslag dat de zonnestudio aansprakelijk is voor de door haar geleden en te lijden schade. In dat kader stelt [eisende partij] primair dat de zonnestudio onrechtmatig als bedoeld in artikel 6:162 BW heeft gehandeld door i) [eisende partij] te laten zonnen onder een zonnebank die niet voldeed aan de eisen die daaraan door de Warenwet worden gesteld (de norm van 0,3 W/m2 is overschreden), ii) [eisende partij] niet te hebben gewaarschuwd voor de mogelijke gevolgen, zoals verbranding, door gebruik te maken van de zonnebank, iii) [eisende partij] onjuist te hebben geadviseerd over de te gebruiken bescherming tegen zonnebrand en iv) bij [eisende partij] geen huidanalyse te hebben afgenomen voorafgaand aan haar bezoek en haar zodoende te hebben laten gebruik maken van een zonnebank die ongeschikt is voor haar (huidtype). Subsidiair stelt [eisende partij] dat de zonnebank gebrekkig is geweest, zodat de zonnestudio aansprakelijk is als bezitter van een gebrekkige zaak als bedoeld in artikel 6:173 BW. Meer subsidiair is daar (ter zitting) aan toegevoegd dat de zonnestudio haar verplichting heeft geschonden [eisende partij] veilig gebruik te laten maken van een zonnebank, zodat sprake is van wanprestatie als bedoeld in artikel 6:74 BW.
3.3.
De zonnestudio voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eisende partij].
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
4De beoordeling
4.1.
[eisende partij] heeft haar vordering onder meer gebaseerd op artikel 6:74 BW (wanprestatie).
4.2.
Artikel 6:74 BW bepaalt dat iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis de schuldenaar verplicht de schade die de schuldeiser daardoor lijdt, te vergoeden, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend. Artikel 6:74 BW vereist dat sprake is van enige vorm van (geleden of te lijden) schade en dat de tekortkoming condicio sine qua non voor de schade is.
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat de zonnestudio op grond van de op 7 februari 2022 tussen partijen gesloten overeenkomst van dienstverlening, verplicht was [eisende partij] op een veilige manier van een zonnebank gebruik te laten maken. [eisende partij] stelt dat de zonnestudio daarin is tekortgeschoten. De zonnestudio bestrijdt dat en bestrijdt verder het bestaan van een causaal verband tussen de schade en de gestelde tekortkoming.
4.4.
De rechtbank is met [eisende partij] van oordeel dat de zonnestudio in voornoemde verplichting is tekortgeschoten en wel om de volgende redenen.
4.5.
Vaststaat dat de (vanaf 2007 geldende) norm voor maximale UV-straling van zonnebanken van 0,3 W/m2 – die is bedoeld om verbranding te voorkomen – is overschreden. En mogelijk was de op 17 februari 2022 gemeten waarde van 0,368 W/m2 op 7 februari 2022 nog iets hoger. Immers is de zonnebank pas een paar dagen na 7 februari 2022 (omstreeks 10 februari 2022) buiten werking gesteld. De sterkte van de UV-straling van de lampen kon door die inbrandingstijd van een paar dagen mogelijk nog wat afnemen, alvorens op 17 februari 2022 gemeten werd. Dit volgt uit de onder 2.5 weergegeven verklaring van de leverancier dat nieuwe lampen mogelijk wat sterker zijn omdat ze een aantal uren (50 a 60 uur) nodig hebben om in te branden. Op 7 februari 2022 hadden de op 10 januari 2022 vervangen lampen ruim 58 uur gebrand.
4.6.
Daarnaast is de zonnestudio verplicht het huidtype van de zonnebankgebruiker te bepalen en een persoonlijk gebruiksadvies te geven, eveneens met als doel om verbranding te voorkomen. Dat is hier niet gebeurd. [eisende partij] heeft gesteld dat nooit een huidanalyse bij haar is afgenomen door de zonnestudio. De zonnestudio heeft dat onvoldoende gemotiveerd weersproken. De zonnestudio ging ervan uit dat [eisende partij] huidtype drie had, terwijl [eisende partij] in deze procedure (met de onder 2.7 bedoelde verklaring) voldoende heeft onderbouwd dat zij (het lichtere) huidtype twee heeft. Daardoor kon de zonnestudio [eisende partij] niet deugdelijk adviseren over welk type zonnebank en welke duur passend en voldoende veilig zouden zijn.
Wat betreft de duur van het gebruik van de zonnebank heeft [eisende partij] onder verwijzing naar de onder 2.8 bedoelde gebruiksaanwijzing van de zonnebank gesteld dat zij ongeveer vijf minuten onder de zonnebank had mogen liggen. De rechtbank overweegt daarover dat – uitgaande van drie eerdere bezoeken aan een zonnebank in het jaar voorafgaand aan het bezoek op 7 februari 2022 – uit de gebruiksaanwijzing volgt dat een bruiningstijd van maximaal zes minuten was toegestaan. Een bruiningsduur van twintig minuten is gelet daarop te lang. Dat, zoals de zonnestudio stelt, deze tijden in de praktijk niet realistisch zijn en dat het bruiningsproces pas na acht minuten begint, omdat dan melanine wordt aangemaakt, maakt dat niet anders. Zowel de hiervoor bedoelde normoverschrijding als het ontbreken van een deugdelijk advies, maken dat de zonnestudio tekort is geschoten in de op haar rustende verbintenis om [eisende partij] veilig gebruik van de zonnebank te laten maken. Gelet daarop behoeven de overige grondslagen geen bespreking meer.
4.7.
Vaststaat dat [eisende partij] schade heeft geleden. Zij is immers met ernstige brandwonden langdurig opgenomen en (operatief) behandeld geweest. De klachten traden op kort na haar bezoek aan de zonnebank. Dat, zoals de zonnestudio veronderstelt, er een andere schadeoorzaak moet zijn geweest, zoals gebruik van cosmetica, waardoor een fototoxische reactie (huidreactie door interactie van een chemische stof en UV-straling) moet zijn opgetreden, is door [eisende partij] consequent betwist. De zonnestudio heeft die stelling tot op heden ook niet met stukken of een advies van een deskundige onderbouwd. Het enkele feit dat het onderhavige ongeval niet eerder is gebeurd, betekent – tenzij een deskundige daarover iets anders verklaart – niet zonder meer dat de schade in dit geval niet het gevolg kan zijn geweest van het gebruik van de zonnebank.
4.8.
De rechtbank overweegt dat het tijdsverloop en de aard van het letsel doen vermoeden dat de straling van de zonnebank een rol heeft gespeeld bij het ontstaan van het letsel. Gelet daarop en mede gelet op de normschending en het feit dat de volgens de gebruiksaanwijzing bij huidtype twee behorende veilige bruiningsduur ruimschoots is overschreden, ligt in dit geval het oordeel dat de schade veroorzaakt is door het gebruik van de zonnebank in de gegeven omstandigheden naar het oordeel van de rechtbank meer voor de hand dan het tegendeel. De rechtbank neemt daarom voorshands het bestaan van een causaal verband (condicio sine qua non verband) tussen de tekortkoming en de schade – en daarmee aansprakelijkheid van de Zonnestudio – aan. De zonnestudio zal worden toegelaten tot het leveren van tegenbewijs om daarmee het voornoemde vermoeden te ontzenuwen.
4.9.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.Rechtbank Den Haag 15 januari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:702