Hof A.dam 100507 timmerman met rugklachten; wn moet causaal verband bewijzen
- Meer over dit onderwerp:
Hof A.dam 100507 timmerman met rugklachten; wn moet causaal verband bewijzen
4.1 (benadeelde) heeft sedert 10 augustus 1992 als bekistingstimmerman gewerkt bij (de rechtsvoorgangster van) BAM. (benadeelde) is op 26 oktober 1998 uitgevallen met lage rugklachten en is tengevolge daarvan sedertdien arbeidsongeschikt gebleven. (benadeelde) stelt dat de rugklachten zijn veroorzaakt door de door hem verrichte rugbelastende werkzaamheden bij BAM. Hij voert aan - samengevat - dat de organisatie van het werk te belastend was, bij indiensttreding noch op de werkplek ooit enige veiligheidsinstructie ter zake van tilbelasting of anderszins is gegeven, geen toezicht op veiligheidsaspecten werd gehouden, werkplekken vaak onveilig en slecht beschermd waren tegen ongunstige weersomstandigheden, de werkdagen lang en zwaar waren en de werkdruk hoog was. (benadeelde) houdt BAM op de voet van artikel 7:658 lid 2 BW aansprakelijk voor de door hem als gevolg van de rugklachten geleden en te lijden schade, omdat BAM - zakelijk - de op haar rustende zorgplicht niet is nagekomen.
4.2 De kantonrechter heeft in het bestreden tussenvonnis van 21 januari 2004 overwogen dat (benadeelde) dient te stellen en zo nodig bewijzen dat zijn rugklachten het gevolg zijn van zijn werkzaamheden bij BAM en heeft daartoe een (medisch en/of arbeidskundig) deskundigenonderzoek noodzakelijk geacht. Pas als met voldoende zekerheid is komen vast te staan dat (benadeelde's) klachten het gevolg zijn van zijn werkzaamheden bij BAM, kan naar het oordeel van de kantonrechter worden beoordeeld of BAM haar zorgplicht voldoende is nagekomen. Bij het bestreden tussenvonnis van 28 april 2004 heeft de kantonrechter een deskundigenonderzoek bevolen en aan dr. P.J.Th.M. Jaspers, orthopedisch chirurg, en drs. M.B.M. Vermeulen, neuroloog, opgedragen te berichten omtrent een aantal in dat vonnis geformuleerde vragen. Bij het bestreden eindvonnis heeft de kantonrechter de conclusies van de deskundigen in de door hen uitgebrachte rapportages overgenomen en geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat de klachten van (benadeelde) het gevolg zijn van zijn werkzaamheden bij BAM. Daarop heeft de kantonrechter de vordering van (benadeelde) afgewezen.
4.3 Grief l klaagt erover dat de kantonrechter de vordering van (benadeelde) heeft afgewezen en beoogt het geschil in volle omvang ter beoordeling aan het hof voor te leggen. Deze grief behelst geen concrete klacht en behoeft derhalve geen afzonderlijke behandeling.
4.4 Met de grieven 2 en 3 onderdeel 1 maakt (benadeelde) bezwaar tegen beslissingen van de kantonrechter in de bestreden tussen vonnissen omtrent de verdeling en de omvang van de bewijslast met betrekking tot de vraag of de schade is geleden in de uitoefening van de werkzaamheden. (benadeelde) betoogt dat de kantonrechter hem ten onrechte met het bewijs van het causaal verband tussen zijn klachten en de werkzaamheden heeft belast.
Indien de schending van de zorgplicht door BAM komt vast te staan, moet volgens (benadeelde) het causaal verband tussen de klachten en de werkzaamheden worden aangenomen behoudens tegenbewijs door BAM. Hij stelt dat hij (slechts) de blootstelling aan risico's voor de gezondheid, in casu de overmatig rugbelastende werkzaamheden, aannemelijk dient te maken en, onder omstandigheden, dat deze blootstelling zijn klachten kan veroorzaken. Met het overleggen van de schriftelijke getuigen verklaring van (getuige 1) (productie 9 bij akte van 31 juli 2002), een artikel over werkbelasting in de bouw uit ARBOWIJZER 14 van februari 1999 (productie 10 bij dezelfde akte) en de artikelen "Risicofactoren voor lage-rugklachten in het beroep"gepubliceerd in TBV 2003/11 nr.1 (productie 11 bij conclusie van repliek) en "Risicofactoren voor lage rugklachten:resultaten van een longitudinaal onderzoek" in juni 2000 (productie 17 bij conclusie na deskundigenbericht) heeft hij de blootstelling aan bovenmatige rugbelasting en de verhoogde kans op klachten als waaraan hij lijdt, voldoende aannemelijk gemaakt, aldus (benadeelde). Daarmee staat het causaal verband tussen klachten en werkzaamheden volgens hem vast en dient BAM aan te tonen dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan.
4.5 Het hof onderschrijft het oordeel van de kantonrechter dat het aan (benadeelde) is te stellen en - waar BAM zulks gemotiveerd heeft betwist - te bewijzen dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd en de uitoefening van de werkzaamheden waarin de schade gesteld wordt te zijn geleden. Anders dan (benadeelde) betoogt zijn de enkele blootstelling aan risico's voor de gezondheid, in de zin van overmatig rugbelastende werkzaamheden, en de aannemelijkheid dat zijn rugklachten door die blootstelling kunnen zijn veroorzaakt onvoldoende om het vereiste oorzakelijk verband aan te nemen. In de onderhavige zaak bestaat geen grond voor toepassing van de regel van bewijslastverdeling uit het arrest van de Hoge Raad van 17 november 2000, NJ 2001,596. Naar het oordeel van het hof verschilt de onderhavige zaak te zeer van het in dat arrest berechte geval - waarin het ging om de vaststelling van het oorzakelijk verband tussen de uitgevoerde werkzaamheden en gezondheidsklachten die konden zijn veroorzaakt door de omgang tijdens die werkzaamheden met bepaalde stoffen en materialen -om daarmee hier op één lijn te kunnen worden gesteld. De grieven 2 en 3 onderdeel 1 falen derhalve.
4.6 De overige onderdelen van grief 3 en de grieven 4 tot en met 10 houden verband met het door de kantonrechter bevolen deskundigenbericht. De grieven strekken ten betoge dat de kantonrechter ten onrechte en onvoldoende gemotiveerd van het bewijsaanbod van (benadeelde) is afgeweken en richten zich tegen de disciplines van de ingeschakelde deskundigen, de formulering van de vraagstelling, de beantwoording van de gestelde vragen en de conclusies. Voorts betoogt (benadeelde) dat de kantonrechter onjuiste conclusies verbindt aan de rapporten van de deskundigen. Volgens (benadeelde) beschikken de benoemde deskundigen niet over de specifieke kennis op het gewenste vakgebied voor een juiste medische beoordeling noch over de noodzakelijke deskundigheid om de relatie tussen arbeid en klachten te beoordelen. Bovendien wordt volgens (benadeelde) van de deskundigen ten onrechte een beoordeling gevraagd zonder dat de informatie over blootstelling en rugbelasting voldoende vaststaat. (benadeelde) verzoekt alsnog een revalidatiearts en een arbeidsdeskundige te benoemen. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
4.7 Het hof heeft geen behoefte aan nadere deskundige voorlichting, hetzij op de voet van artikel 194 Rv hetzij op de voet van artikel 200 Rv. Het hof acht zich voldoende voorgelicht door de ingeschakelde deskundigen Jaspers en Vermeulen, met wier benoeming zo wel wat discipline als persoon betreft het hof zich kan verenigen. Evenals de kantonrechter,neemt het hof de conclusies uit de rapportages over en maaktdeze tot de zijne.
4.8 Naar het oordeel van het hof hebben de benoemde deskundigen voldoende duidelijk gerapporteerd omtrent de klachten van (benadeelde) en de relatie tussen die klachten en de rugbelastende werkzaamheden, zoals deze door BAM zijn erkend dan wel door (benadeelde) zijn gesteld. Op orthopedisch terrein rapporteert deskundige Jaspers:
“ Samenvattend kom ik op grond van al dit röntgenonderzoek tot de conclusie dat er sprake is geweest van een facet arthrose op het niveau L5-S1. De lichte degeneratie op hogere niveaus op de CT scan is uitsluitend op de CT scan te zien en mag men op deze leeftijd eerder fysiologisch noemen dan pathologisch. Facet arthrose L5-S1 is evident."
Omtrent de oorzaak van de klachten van (benadeelde) en een mogelijke relatie tussen de klachten en de rugbelastende werkzaamheden merkt Jaspers op:
“De onderzoeksbevindingen leiden tot de conclusie dat er sprake is van degeneratieve afwijkingen laag lumbaal zoals die op de leeftijd van de heer (benadeelde) niet ongebruikelijk zijn. [...J De oorzaken van de klachten zijn primair fysiologische veroudering waarbij het zware lichamelijke werk een extra factor kan zijn die bij de exacerbatie een rol speelt maar er is geen duidelijke relatie aangetoond in de literatuur tussen discus pathologie en zwaar lichamelijk werk. Psychisch sociale factoren spelen geen rol. Aanlegafwijkingen vaak wel bij degeneratieve lage rugafwijkingen, f...) Het is niet aan te tonen of de klachten al of niet zouden zijn ontstaan indien betrokkene ander, minder rugbelastend werk zou hebben gedaan.
Het is niet bewijsbaar dat de huidige restklachten c.q. restverschijnselen in redelijkheid uitsluitend het gevolg zijn van fysieke belasting van de rug in de voor BAM verrichtte werkzaamheden. Dit neemt niet weg dat iemand met een degeneratieve rug en zwaar lichamelijk werk waarschijnlijk eerder uitvalt dan iemand met een degeneratieve rug en minder zwaar lichamelijk werk." Als voorlopige samenvatting vermeldt Jaspers ten slotte:
"Betrokkene presenteert anamnestisch een beeld dat noch door klinisch noch door radiologisch onderzoek wordt onderschreven. Dat er een relatie is tussen exacerbatie van rugklachten en zwaar lichamelijk werk is aannemelijk maar de wijze waarop patiënt dit presenteert wijkt sterk af van de presentatie bij patiënten met vergelijkbare problematiek. Er is geen bewijsbare relatie tussen het optreden van de facet arthrose L5-S1 en het zwaar lichamelijk werk. Objectief is de rug voor zijn leeftijd eerder aan de goede kant van het gemiddelde dan aan de slechte. Een facet arthrose op één niveau is op deze leeftijd eerder regel dan uitzondering.
De neuroloog Vermeulen rapporteert:
"Bij neurologisch onderzoek thans worden geen aanwijzingen gevonden voor neurologische uitvals- of prikkelingsverschijnselen, wel is er langs de gehele wervelkolom sprake van een hypertonie van de paravertebrale musculatuur en een drukpijnlijkheid van de aanhechtingsplaatsen terwijl er op cervicaal en lumbaal niveau sprake is van enige bewegingsbeperking, waarschijnlijk t.g.v. de door betrokkene ervaren pijnklacht. [...] Naar mening van ondergetekende is er t.a.v. de laag lumbaal gelocaliseerde pijnklachten sprake van vrnl. myogeen bepaalde, pseudoradiculair irradiêrende pijnklachten zonder aanwezig neurologisch substraat."
Naar aanleiding van de vraag naar het ontstaan van de klachten en de relatie tot de rugbelastende werkzaamheden heeft Vermeulen gesteld:
"De klachten thans op lumbaal niveau alsmede de klachten op cervicaal niveau kunnen mogelijk wel geluxeerd worden en geïntensiveerd worden door belastende werkzaamheden, doch kunnen naar mening van ondergetekende niet primair daardoor veroorzaakt worden. [...] ondergetekende (meent) dat op neurologische gronden niet gesteld kan worden dat de werkzaamheden danwel bezigheden van betrokkene en m.n. niet de mate en zwaarte van de werkzaamheden of bezigheden een direct verband houden met zijn klachtenpatroon en het persisteren van dit klachtenpatroon. Naar mening van ondergetekende is het dan ook niet waarschijnlijk in neurologisch opzicht dat er bij betrokkene minder klachten zouden zijn ontstaan indien hij minder of andere activiteiten had gehad. [...] Wederom op grond van vorenstaande en m.n. gelet op het ontbreken van neurologische uitvals- of prikkelingsverschijnselen danwel andere neurologische symptomatologie meent ondergetekende dat gesteld kan worden dat op neurologische gronden er geen restklachten en/of restverschijnselen zijn die geacht kunnen worden een gevolg te zijn van de fysieke belasting van de rug van betrokkene t.g.v. de door hem verrichte werkzaamheden."
Uit de rapportages leidt het hof af, dat op orthopedisch noch op neurologisch terrein een objectieve afwijking is gevonden die de (ernst van de) rugklachten van (benadeelde) zou kunnen verklaren. Deskundige Jaspers ziet primair fysiologische veroudering als oorzaak van de klachten terwijl deskundige Vermeulen concludeert tot myogeen bepaalde lage rugklachten zonder neurologisch substraat. Beide deskundigen hebben gerapporteerd dat er niet een directe relatie is tussen het ontstaan en (voort) bestaan van de klachten en de bij BAM verrichte werkzaamheden. Jaspers rapporteert zelfs dat objectief de rug van (benadeelde) voor zijn leeftijd bovengemiddeld goed is. Jaspers onderkent dat iemand met een degeneratieve rug en zwaar lichamelijk werk waarschijnlijk eerder uitvalt dan iemand met een dergelijke rug en minder zwaar lichamelijk werk maar acht het niet bewijsbaar dat de klachten in redelijkheid uitsluitend het gevolg zijn van fysieke belasting en evenmin aan te tonen dat de klachten al of niet zouden zijn ontstaan indien (benadeelde) ander, minder rugbelastend werk zou hebben gedaan. Met de kantonrechter leest het hof in het woord 'uitsluitend' niet dat Jaspers de mogelijkheid openlaat dat de klachten wel voor een deel het gevolg kunnen zijn van de arbeid. Het hof verenigt zich met hetgeen de kantonrechter hieromtrent heeft overwogen. Ook Vermeulen onderkent dat de klachten door rugbelastende werkzaamheden kunnen verergeren maar meent dat de klachten daardoor niet veroorzaakt worden en acht niet waarschijnlijk dat bij minder zware of andere activiteiten minder klachten zouden zijn ontstaan. Het hof stelt vast dat de rugklachten van (benadeelde) zich niet laten verklaren door de geconstateerde degeneratieve afwijkingen en dat de rugbelastende werkzaamheden de rugklachten van (benadeelde) kunnen hebben verergerd. Daarmee is echter niet vastgesteld dat de rugklachten zijn veroorzaakt door de rugbelastende werkzaamheden. Die conclusie kan niet worden afgeleid uit de rapportages en wordt daarin door beide deskundigen zelfs uitdrukkelijk weersproken.
4.9 Het hof ziet geen aanleiding om andere deskundigen te benoemen. Voor de door (benadeelde) gepresenteerde (rug)klachten acht ook het hof de expertise van een orthopeed en een neuroloog aangewezen. Het feit dat de benoemde deskundigen geen objectieve afwijking als verklaring hebben kunnen constateren doet aan hun deskundigheid niet af. Het hof is van oordeel dat de deskundigen Jaspers en Vermeulen voldoende duidelijk en goed onderbouwd hebben gerapporteerd dat niet is vast te stellen of de rugklachten zijn ontstaan als gevolg van de rugbelastende werkzaamheden. Anders dan (benadeelde) betoogt, brengt het enkele bestaan van rugklachten, die zich orthopedisch noch neurologisch laten verklaren, niet mee dat moet worden aangenomen dat de rugklachten zijn ontstaan als gevolg van de rugbelastende werkzaamheden. Anders dan in het geval van het arrest van de Hoge Raad van 8 juni 2001, NJ 2001, 433 waar – bij afwezigheid van een objectieve afwijking - door de deskundigen uitdrukkelijk werd geconcludeerd dat de klachten na het ongeval waren ontstaan en niet konden zijn veroorzaakt door een andere, buiten het ongeval gelegen oorzaak, rapporteren de deskundigen Jaspers en Vermeulen in dezen dat de fysieke belasting niet als oorzaak van de klachten kan worden geduid.
4.10 Waar volgens de deskundigen geen oorzakelijk verband bestaat tussen de klachten en belastende werkzaamheden en zij hebben gerapporteerd dat zulks niet anders is wanneer minder zware of andere werkzaamheden zouden zijn verricht door (benadeelde) behoeft de exacte belasting van de door (benadeelde) verrichte werkzaamheden niet nader te worden onderzocht. Het hof onderschrijft hetgeen de kantonrechter in dit verband heeftoverwogen. Het terzake gedane bewijsaanbod van (benadeelde) wordt dan ook als niet relevant gepasseerd. Hetzelfde lot treft het aanbod van (benadeelde) bewijs te leveren van de blootstelling, alsmede - onder omstandigheden - van het feit dat de blootstelling de klachten kan veroorzaken. Zoals hiervoor in rechtsoverweging 4.5 is overwogen is de enkele mogelijkheid dat de klachten door de rugbelastende werkzaamheden zijn veroorzaakt niet voldoende.
4.11 Nu niet kan worden aangenomen dat de rugklachten van (benadeelde) zijn veroorzaakt in de uitoefening van zijn werkzaamheden bij BAM, wordt niet toegekomen aan een nader onderzoek naar de nakoming van de zorgplicht door BAM. Conclusie is dat de grieven falen. PIV-site