Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 100920 fiets ongeval met paaltje/poller. In gegeven omstandigheden was poller, alhoewel donker, voldoende zichtbaar

RBROT 100920 fiets ongeval met paaltje/poller. In gegeven omstandigheden was poller, alhoewel donker, voldoende zichtbaar

locatie ongeval : https://goo.gl/maps/F7em4ehqYRNcf2nW7

2.
De vaststaande feiten

2.1.
De Museumstraat in Dordrecht is ter hoogte van de Leonardoschool afgesloten voor (vracht)auto’s door middel van een rij bruine paaltjes op de beide trottoirs en de rijbaan van de weg zelf.


https://uitspraken.rechtspraak.nl/image/?id=cfd4b038-db42-48e4-bc6e-ea954320f9c7  https://uitspraken.rechtspraak.nl/image/?id=44eb5f96-1b9a-44c7-9434-0b369d4e7b22
Museumstraat bezien vanaf de Korte Kolfstraat (Google Streetview)

2.2.
Op 3 augustus 2018 is [eiser] rond 16.30 uur vanuit de Korte Kolfstraat rechtsaf de Museumstraat in Dordrecht in gefietst en op de Museumstraat met zijn fiets ten val gekomen. Bij dit ongeval heeft [eiser] letsel opgelopen, waaronder een gebroken jukbeen en een gekneusde schouder.

2.3.
In het waarneembericht van de HAP (ktr: huisartsenpost) Dordrecht staat, voor zover relevant, het volgende:

Datum: 03-08-2018 Tijd: 18.21

[ ... ]

Contactdatum: 3-8-2018

[ ... ]

(B) Pat is 15 minuten geleden met fiets tegen een poller [ktr: beweegbaar paaltje] aan gereden is niet lekker. Heeft pijn aan de neus kaak, hoofdpijn en gebit, duizelig [ ... ]

2.4.
Mevrouw [naam arts-assistent] , arts-assistent bij de SEH (ktr: spoedeisende hulp), schrijft in een brief van 3 augustus 2018 – voor zover relevant – het volgende:

[ ... ] Bovengenoemde patient bezocht op 03-08-2018 de afdeling Spoedeisende hulp voor het specialisme Chirurgie.

Reden van komst

Trauma aangezicht

Conclusie

1. Zygomatico maxillaire complex fractuur rechts betrokkenheid van de nervus infra-orbitalis

2. Commotio cerebri

3. Contusie schouder rechts

[ ... ]

Patient fietste door de stad, en zag een paaltje over het hoofd. Is daarbij naar voren gevallen en op het aangezicht terecht gekomen. [ ... ]

2.5.
In haar verklaring van 4 maart 2020 schrijft mevrouw [naam echtgenote eiser] , echtgenote van [eiser] , onder andere het volgende:

Ik fietste samen met mijn echtgenoot en mijn dochter bij mij achterop de fiets naar mijn schoonmoeder.

We fietste de museumstraat in vanaf de korte kolfstraat.

Mijn echtgenoot fietste tegen de poller aan waardoor hij hard met zijn hoofd tegen de grond aan sloeg. Ik fietste achter hem en zag het gebeuren.[ ... ]

We zijn met de fiets aan de hand richting het Dordrecht museum gelopen gelegen in de Museumstraat. We zijn de museumtuin ingelopen en we werden direct aangesproken door een medewerker. Deze medewerker heeft de hoofd BHV opgeroepen welke dienst had.”

2.6.
Mevrouw [naam medewerkster museum] , medewerkster van het Dordrechts museum, schrijft in haar verklaring van 11 maart 2020 het volgende:

Op woensdag 3 augustus 2018 was ik, [naam medewerkster museum] werkzaam in de meldkamer van het Dordrechts museum [ ... ]

Omstreeks 16.30 uur belde [naam persoon] van Art& Dining met de mededeling dat er een meneer de tuin in was komen lopen die hevig bloedde ik ben er meteen naar toe gegaan. Ik trof daar meneer [eiser] [ ... ] en zijn vrouw en dochter aan. Meneer bloedde hevig in het gezicht en was behoorlijk overstuur en in de war [ ... ]

2.7.
Arag heeft per brief van 13 september 2018 namens [eiser] de gemeente aansprakelijk gesteld voor de schade door het ongeval.

2.8.
In het rapport “Samen werken aan een veilige fietsomgeving - Aanbevelingen voor wegbeheerders - " van kenniscentrum CROW van april 2011 staat onder meer het volgende:

[ ... ] Het aantal ernstig gewonden onder fietsers is de afgelopen jaren aanzienlijk gestegen tot ruim 9.000. [ ... ] De meeste ernstig gewonden bij fietsers zijn het slachtoffer van een ongeval zonder betrokkenheid van gemotoriseerd verkeer. Het gaat daarbij vooral om enkelvoudige fietsongevallen: fietsers die vallen of tegen een obstakel botsen.

[ ... ]

[ ... ] Paaltjes en wegversmallingen leiden vaak tot enkelvoudige fietsongevallen, vooral bij oudere fietsers. Veel van deze botsingen zijn te voorkomen door paaltjes alleen toe te passen waar ze strikt noodzakelijk zijn. [ ... ] Uitneembare of eventueel flexibele paaltjes zijn te prefereren boven neerklapbare paaltjes. Verder is de voorspelbaarheid en waarneembaarheid van belang. Behalve de uitvoering is toepassing van een inleidende ribbelmarkering noodzaak.

[ ... ]

Bij een botsing merkt de fietser een paaltje te laat of helemaal niet op, als gevolg van een onopvallende kleur van het paaltje en het ontbreken van een inleidende markering of doordat het zicht erop door andere fietsers wordt ontnomen.

[ ... ]

In vergelijking tot andere oorzaken van eenzijdige ongevallen draagt de wegbeheerder bij paaltjes een extra verantwoordelijkheid. Met het plaatsen van een paaltje of een ander obstakel midden op een pad, creëert de wegbeheerder immers willens en wetens een extra risico. De wegbeheerder moet er in dergelijke situaties alles aan doen om ongevallen te voorkomen. [ ... ]

[ ... ]

 Pas altijd inleidende ribbelmarkering toe. De markering en de trillingen waarschuwen de onoplettende fietser voor het paaltje.

 Bepaal een logische plek voor het paaltje.

[ ... ]

 Geef het paaltje body, bijvoorbeeld in de vorm van een verkeerszuil met bord.

[ ... ]

 Zorg voor voldoende ruimte aan beide kanten van het paaltje. [ ... ]

3.
Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – na wijzigingen van eis – dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. a) voor recht verklaart dat de gemeente aansprakelijk is voor de materiële en immateriële schade van [eiser] als gevolg van diens val op 3 augustus 2018;
b) de gemeente veroordeelt tot vergoeding van de schade van [eiser] , tot op heden begroot op € 9.538,82, te vermeerderen met de wettelijke rente;

3.2.
Arag vordert – na wijziging van eis – dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de gemeente veroordeelt tot betaling van:
c) de door ARAG gemaakte buitengerechtelijke kosten tot 29 oktober 2019 die zijn begroot op € 4.267,83, te vermeerderen met de wettelijke rente;
d) de proceskosten;
e) de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

3.3.
[eiser] baseert zijn vordering primair op aansprakelijkheid van de gemeente op grond van artikel 6:174 BW (gebrekkige opstal). [eiser] stelt dat hij met zijn fiets tegen een poller op de Museumstraat is aangereden waardoor hij is gevallen en letsel heeft opgelopen. De poller was slecht zichtbaar en bevond zich midden op de weg. Hiermee voldoet de weg niet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen en is sprake van een gevaarzettende situatie.

Subsidiair baseren eisers hun vordering op artikel 6:162 BW (onrechtmatig handelen). Eisers stellen dat de gemeente een gevaarlijke situatie in het leven heeft geroepen door een lage poller op het wegdek te plaatsen en onvoldoende veiligheidsmaatregelen te treffen. De gemeente heeft niet (geheel) voldaan aan de CROW-richtlijn door geen voorwaarschuwingsborden en een markering op het wegdek ter hoogte van de poller te plaatsen.

Arag stelt dat zij is gesubrogeerd in de vordering die [eiser] jegens de gemeente heeft voor wat betreft de redelijke kosten ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid en de buitengerechtelijke kosten.

3.4.
Gedaagden betwisten in de eerste plaats de door eisers gestelde toedracht van het ongeval en concluderen daarom tot afwijzing van de vorderingen.

Voor zover de door eisers gestelde toedracht van het ongeval vast komt te staan, betwisten gedaagden dat de wegafsluiting niet voldeed aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen. De afsluiting op de Museumstraat is een vaste afsluiting, waarvoor geen bijzondere veiligheidseisen gelden. De paaltjes zijn geplaatst om het centrumgebied verkeersluw te maken en zijn goed zichtbaar door de afwijkende kleur en het feit dat er een hele rij paaltjes staat die al op het trottoir begint. Omdat er geen sprake is van een gevaarzettende/gebrekkige situatie en de gemeente geen (bijzondere) zorgplicht heeft geschonden, is er ook geen sprake van onrechtmatig handelen als bedoeld in artikel 6:162 BW. Voor zover er sprake is van een gebrek of gevaarzetting, betwisten gedaagden dat er een causaal verband is met het ongeval. Gedaagden doen ook een beroep op eigen schuld van [eiser] en betwisten de hoogte van het gevorderde smartengeld.

4.
De beoordeling

4.1.
Gedaagden hebben betwist dat de oorzaak van de val een aanrijding met een paaltje op de Museumstraat was. Uit de overgelegde brieven van de HAP en de arts-assistent van de SEH kan worden afgeleid dat [eiser] kort (ongeveer vijftien minuten) na het ongeval in het ziekenhuis heeft verklaard dat hij is gevallen doordat hij tegen een paaltje is gereden met zijn fiets. De echtgenote van [eiser] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat haar man op de Museumstraat tegen een poller is gefietst en is gevallen. Zij verklaart ook dat zij na het ongeval naar het Dordrechts museum aan de Museumstraat zijn doorgelopen. Dit wordt bevestigd door mevrouw [naam medewerkster museum] . Tegenover deze verklaringen hebben gedaagden slechts aangevoerd dat [eiser] niet heeft onderbouwd dat de oorzaak van zijn val een aanrijding met een paaltje op de Museumstraat was. Met de overlegging van de consequente verklaringen van [eiser] in het ziekenhuis zeer kort na het ongeval en de verklaring van zijn echtgenote die op onderdelen is bevestigd door mevrouw [naam medewerkster museum] , heeft [eiser] de door hem gestelde toedracht van het ongeval voldoende onderbouwd, zodat kan worden vastgesteld dat [eiser] op 3 augustus 2018 op de Museumstraat tegen een paaltje is gereden met zijn fiets en daar is gevallen.

4.2.
Voor zover gedaagden nog betwisten dat [eiser] door de val een hersenschudding heeft opgelopen, wordt verwezen naar het verslag van de arts-assistent van de SEH. Zij constateert onder andere een “Commotio cerebri” bij [eiser] , wat de medische benaming van een hersenschudding is.

4.3.
[eiser] heeft in de eerste plaats gesteld dat de gemeente aansprakelijk is voor zijn schade als gevolg van zijn val, op grond van artikel 6:174 BW. Dit artikel bepaalt dat de bezitter van een opstal die niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen en daardoor gevaar voor personen of zaken oplevert, in beginsel aansprakelijk is wanneer dit gevaar zich verwezenlijkt. Op grond van het tweede lid van dit artikel rust de aansprakelijkheid bij openbare wegen op het overheidslichaam dat moet zorgen dat de weg in goede staat verkeert. Lid 6 van dit artikel bepaalt dat onder openbare weg mede wordt begrepen de weguitrusting. Hieronder vallen bijvoorbeeld paaltjes. De stelplicht en de bewijslast dat sprake is van een gebrekkige opstal ligt bij [eiser] .

4.4.
Tussen partijen staat vast dat de gemeente als wegbeheerder aansprakelijk is voor de schade van [eiser] als komt vast te staan dat de weginrichting op de plek van het ongeval niet voldeed aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mocht stellen. Partijen twisten over de vraag of het paaltje en de weginrichting ter plaatse aan die eisen voldeden.

4.5.
Bij het antwoord op de vraag of de weg voldoet aan de eisen die daaraan in de gegeven omstandigheden mogen worden gesteld, en dus niet gebrekkig is, komt het aan op de – naar objectieve maatstaven te beantwoorden – vraag of de weg, gelet op het te verwachten gebruik of de bestemming daarvan, met het oog op voorkoming van gevaar voor personen en zaken deugdelijk is. Hierbij is ook van belang hoe groot de kans op verwezenlijking van het gevaar is en welke onderhouds- en veiligheidsmaatregelen mogelijk en redelijkerwijs te vergen zijn (HR 17 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN6236, (Wilnis)). In dat kader komt onder meer betekenis toe aan de beleidsvrijheid die de gemeente heeft en de haar ter beschikking staande financiële middelen. Ook moet in aanmerking worden genomen dat van een gemeente mag worden verwacht dat zij er bij het aanbrengen van een opstal, zoals een paaltje, rekening mee houdt dat verkeersdeelnemers niet altijd goed opletten. Daar tegenover mag van verkeersdeelnemers worden verwacht dat zij zo voorzichtig zijn als in zijn algemeenheid mag worden verwacht.

4.6.
Zoals uit het rapport van CROW van april 2011 kan worden afgeleid, gebeuren er met enige regelmaat ongelukken doordat fietsers tegen paaltjes aanrijden. Dat is ook de reden dat CROW aanbevelingen heeft gedaan ten aanzien van het plaatsen van paaltjes op de weg. Gedaagden hebben weliswaar betwist dat deze aanbevelingen van toepassing zijn op vaste paaltjes, zoals de paaltjes in de Museumstraat volgens haar moeten worden aangemerkt, maar in het door eisers overgelegde rapport worden in het algemeen aanbevelingen gedaan voor het plaatsen van paaltjes op de weg om botsingen te voorkomen en niet alleen ten aanzien van zogeheten BFA’s (Beweegbare Fysieke Afsluitingen), zoals gedaagden menen.

4.7.
CROW adviseert in het rapport van april 2011 paaltjes alleen toe te passen waar ze strikt noodzakelijk zijn. Gedaagden hebben aangevoerd dat de afsluiting van de Museumstraat een belangrijk doel dient, te weten het verkeersluw maken van het centrumgebied ter bevordering van de veiligheid van niet gemotoriseerde weggebruikers en brom-/snorfietsers. Eisers hebben de door gedaagden gestelde noodzaak van de afsluiting voor (vracht-)auto’s niet betwist, zodat vaststaat dat de gemeente een gerechtvaardigd belang heeft bij de wegafsluiting in de Museumstraat. Eisers hebben ook niet gesteld dat de afsluiting op een andere manier dan door middel van paaltjes had kunnen en moeten worden uitgevoerd. Dat de gemeente op enig moment heeft besloten pollers in Dordrecht te vervangen door een camerasysteem, is onvoldoende om te concluderen dat de aanwezigheid van de poller in de Museumstraat een gebrek van de weg oplevert.

4.8.
Uit de overgelegde en de onder 2.1 opgenomen foto’s is af te leiden dat de verkeerssituatie op de plek van het ongeval overzichtelijk is. De Museumstraat is ter hoogte van de afsluiting breed en de paaltjes staan op ruime afstand van de kruising geplaatst zodat fietsers die vanaf de Korte Kolfstraat de Museumstraat in komen rijden de paaltjes tijdig kunnen zien. De paaltjes zijn relatief breed en staan op zodanige afstand van elkaar dat (brom- en snor-)fietsers er zonder al te veel moeite tussendoor zullen kunnen rijden. De paaltjes hebben voorts een kleur die afwijkt van de bestrating ter plaatse en die, alhoewel donker van kleur, enigszins contrasteert met de bestrating. Door de vorm, de afwijkende kleur en met name door het feit dat er een hele rij met paaltjes staat, vallen de paaltjes voldoende op in het straatbeeld. Eisers hebben nog gesteld dat de paaltjes (te) laag zijn, waardoor ze onvoldoende zichtbaar zijn. Zij hebben echter niet nader onderbouwd in hoeverre een hoger paaltje in de gegeven omstandigheden beter zichtbaar zou zijn; zo hebben zij bijvoorbeeld niet gesteld dat het zicht van [eiser] op het paaltje belemmerd werd waardoor hij het niet (tijdig) kon zien.

4.9.
Gelet op de aanbevelingen van CROW waar eisers naar verwijzen, kan worden aangenomen dat de gemeente meer had kúnnen doen om fietsers, die niet steeds de vereiste voorzichtigheid in acht nemen, te waarschuwen voor de aanwezigheid van het paaltje, bijvoorbeeld door het aanbrengen van een (ribbel)markering of waarschuwingsborden. Desondanks wordt geoordeeld dat de weg ter hoogte van de afsluiting in de gegeven omstandigheden, bij een normale oplettendheid van de weggebruiker, toch voldoet aan de daaraan te stellen eisen, gelet op de overzichtelijkheid van de weg en de zichtbaarheid van de paaltjes. Dit betekent dat de gemeente niet op grond van artikel 6:174 BW aansprakelijk is voor de schade van [eiser] als gevolg van zijn val.

4.10.
Eisers hebben hun vordering subsidiair gebaseerd op onrechtmatig handelen door de gemeente (artikel 6:162 BW). Mede gelet op wat hiervoor is geoordeeld, hebben eisers onvoldoende onderbouwd dat sprake was van een gevaarlijke situatie, zodanig dat de gemeente de poller niet had mogen neerzetten, (extra) veiligheidsmaatregelen had moeten treffen of de poller had moeten verwijderen. De gemeente heeft dan ook niet onrechtmatig gehandeld en is dus niet aansprakelijk op grond van artikel 6:162 BW.

4.11.
Aangezien er noch op grond van artikel 6:174 BW noch op grond van artikel 6:162 BW sprake is van aansprakelijkheid van de gemeente voor de schade van [eiser] als gevolg van het ongeval, worden de vorderingen afgewezen. ECLI:NL:RBROT:2020:7833