Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb R.dam 010910 voetganger valt door kuil rond put; als kuil 4,5 centimer diep is, is gemeente aansprakelijk

Rb R.dam 010910 voetganger valt door kuil rond put; als kuil 4,5 centimer diep is, is gemeente aansprakelijk
2.  De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen – voorzover van belang – het volgende vast:

2.1.  Op 1 mei 2007 is [eiseres] op de Lychnislaan te Schiedam ten val gekomen. Ten tijde van haar val liep [eiseres] in een groep met circa 50 medewandelaars van de wandelclub waarvan zij lid is. Door de val liep [eiseres] een verbrijzelde elleboog op.
(...)
2.3.  De Lychnislaan is een geasfalteerde weg en wordt gebruikt door voetgangers en fietsers. De weg is gelegen binnen het volkstuinencomplex Vijfsluizen en maakt onderdeel uit van een door de ANWB erkende toeristische wandel- en fietsroute. De Gemeente is wegbeheerder.

2.4.  [eiseres] heeft de Gemeente aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden en nog te lijden schade. De Gemeente betwist aansprakelijk te zijn.

2.5.  Na de valpartij is de plaats van het ongeval door de Gemeente opnieuw geasfalteerd.


3.  De vordering
3.1.  [eiseres] vordert – verkort weergegeven – om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:

I voor recht te verklaren dat de Gemeente jegens [eiseres] aansprakelijk is op grond van artikel 6:174 jo. 6:162 BW;
II de Gemeente te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van de op 1 mei 2007 aan haar veroorzaakte materiële en immateriële schade, nader op te maken bij Staat, met de wettelijke rente hierover vanaf 1 mei 2007, met veroordeling van de Gemeente in de kosten van het geding en de nakosten.

[eiseres] legt – verkort weergegeven – het volgende aan haar vordering ten grondslag.

3.2.  [eiseres] is ten val gekomen, doordat zij met haar voet in een put in het wegdek bleef hangen en daardoor struikelde. De put waardoor [eiseres] struikelde was veel lager gelegen dan het oppervlakte van het wegdek. De voet van [eiseres] bleef haken achter de randen van de kuil in het asfalt. Deze kuil in de weg is ca. 4,5 centimeter diep en heeft een lengte van ongeveer 90 centimeter in de looprichting. Aan de randen van de kuil zitten een geleidelijk schuine wand en een steile schuine wand. De voet van [eiseres] is daarop gekanteld, waardoor zij viel. De kuil is te kwalificeren als een gebrek in de zin van artikel 6:174 BW.

3.3.  De Gemeente is als wegbeheerder op grond van artikel 6:174 jo. 6:162 BW aansprakelijk voor het ten gevolge van haar ongeval door [eiseres] opgelopen letsel en geleden en nog te lijden schade.

4.  Het verweer
4.1.  Het verweer van de Gemeente strekt tot – verkort weergegeven – afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van [eiseres] in de kosten van het geding vermeerderd met de wettelijke rente.

4.2.  De Gemeente voert – kort weergegeven – de volgende verweren. De Gemeente betwist primair dat de plaats van het ongeval gebrekkig was in de zin van artikel 6:174 BW. Omdat geen sprake was van een gebrek bestaat evenmin aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW. Voorts doet de Gemeente een beroep op eigen schuld van [eiseres] en betwist zij de gestelde schade en de gevorderde wettelijke rente, proceskosten en verwijzing naar de schadestaatprocedure.

5.  De beoordeling
5.1.  Als door [eiseres] gesteld en door de Gemeente niet betwist, staat tussen partijen vast dat [eiseres] letsel heeft opgelopen door een val, waarbij haar voet in een kuil bleef steken. Partijen verschillen van mening over de vraag of deze kuil een gebrek in de zin van artikel 6:174 BW oplevert. Op grond van dit artikel is de Gemeente als wegbeheerder aansprakelijk voor de door [eiseres] ten gevolge van haar ongeval op de Lychnislaan geleden schade, indien komt vast te staan dat de weg ter plaatse in een gebrekkige toestand verkeerde. Daarvan is sprake indien de weg niet voldeed aan de daaraan in de gegeven omstandigheden te stellen eisen. Uitgangspunt daarbij is dat de Gemeente als wegbeheerder ervoor dient zorg te dragen dat de weg zodanig wordt ingericht en onderhouden, dat hij geen gevaar oplevert voor weggebruikers. Aan de andere kant moeten weggebruikers er bij de door hen in acht te nemen voorzichtigheid rekening mee houden dat het wegdek niet steeds in perfecte staat verkeert.

5.2.  Kern van de stelling van [eiseres] is dat sprake was van een gebrek gelet op het niveauverschil van de kuil waarin zij ten val is gekomen ten opzichte van het overige wegdek van de Lychnislaan, te weten een diepte van ca. 4,5 centimeter en een lengte van ongeveer 90 centimeter in haar looprichting. De rechtbank begrijpt de stellingen van [eiseres], in samenhang bezien, aldus, dat zij over/op een steile, schuine rand van de kuil gevallen is.
Ter adstructie heeft [eiseres] foto’s – productie 1a, 1b en 4 – overgelegd, die volgens haar direct na het ongeval (door haar echtgenoot) van de plaats van het ongeval zijn gemaakt. Op de foto’s bij productie 4 is de kuil te zien terwijl daarin een sigarettenpakje en over de kuil een meetlat is gelegd. De afgebeelde situatie toont volgens [eiseres] aan dat de kuil 4,5 centimeter diep was.

5.3.  De Gemeente betwist dat sprake was van een gebrek aan de weg. De Gemeente stelt daartoe – samengevat – het volgende. Er was geen sprake van een niveauverschil van 4,5 centimeter. Uit metingen die na het ongeval door dhr. L. Rook, medewerker van de Gemeente, zijn verricht en vastgelegd in een schadeformulier (productie 2 bij conclusie van antwoord), blijkt dat het niveauverschil minder dan 1 centimeter bedroeg, om precies te zijn 0,8 centimeter. Er was slechts sprake van een oneffenheid in de weg, waarop de normaal oplettende verkeersdeelnemer bedacht moet zijn. Uit de door [eiseres] overgelegde foto’s bij productie 4 met het sigarettenpakje kan niet een niveauverschil van 4,5 centimeter worden afgeleid.
Ook indien het niveauverschil meer dan 1 centimeter bedroeg, is er geen sprake van een gebrek. Niveauverschil rondom een put is noodzakelijk en gebruikelijk. Putten moeten onbedekt zijn. Daarom wordt het asfalt er omheen gestort. Om het ongemak zo klein mogelijk te maken, is de oppervlakte van het gat vergroot, zodat de randen schuin omhoog lopen en daarmee geleidelijk aflopen. In dat kader houdt de Gemeente een norm aan van maximaal 3 centimeter, gebaseerd op de CROW-aanbevelingen die door gemeenten worden gehanteerd. Uit de bij dagvaarding als productie 4 overgelegde foto’s blijkt dat het niveauverschil in ieder geval niet groter dan 3 centimeter is geweest. Zolang de oneffenheden geen specifiek gevaar met zich meebrengen en binnen de CROW-normen vallen, worden deze niet als urgent bestempeld en dus niet direct verholpen. Een geleidelijk aflopend niveauverschil van 3 centimeter is geen gebrek.
Ter comparitie heeft de Gemeente een kleurenfoto in het geding gebracht (gehecht aan het proces-verbaal van de comparitie), waarop volgens haar de plaats van het ongeval is afgebeeld.

5.4.  De rechtbank overweegt het volgende. Als door [eiseres] gesteld en door de Gemeente niet betwist, staat tussen partijen vast dat [eiseres] over de rand van een kuil is gestruikeld. Partijen zijn het oneens over het niveauverschil van die kuil ten opzichte van het overige wegdek, en of de rand van de kuil waarover [eiseres] gevallen is, een steile, schuine rand is, dan wel een geleidelijk schuin aflopende rand. Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv rust op [eiseres] de bewijslast van haar stelling dat sprake was van een niveauverschil/diepte van de kuil van 4,5 centimeter ten opzichte van het overige wegdek en dat de rand van de kuil waarover [eiseres] gevallen is een steile, schuine wand rand was. De Gemeente heeft niet betwist dat de kuil een lengte had van 90 centimeter, zodat dit vaststaat.

5.5.  De rechtbank is van oordeel dat indien sprake was van een niveauverschil/diepte van de kuil van ca. 4,5 centimeter ten opzichte van het overige wegdek en de kuil een steile, schuine rand had, zoals [eiseres] stelt, er sprake was van een gebrek in de zin van artikel 6:174 BW. Een zodanig niveauverschil over een lengte van 90 centimeter met een steile, schuine rand vormt een gevaar voor voetgangers en fietsers, welk gevaar zich in het geval van [eiseres] heeft gerealiseerd. In dat geval kan niet meer worden gesproken van een ‘oneffenheid’ waarop weggebruikers bedacht moeten zijn.
Het argument van de Gemeente dat niveauverschil rondom putten noodzakelijk is, gaat bij een niveauverschil van ca. 4,5 centimeter niet op. Immers de Gemeente heeft gesteld dat zij ten aanzien van niveauverschillen in een wegdek een norm aanhoudt van maximaal 3 centimeter op grond van de CROW-aanbevelingen, en dat oneffenheden bij overschrijding van deze norm als urgent worden beschouwd en direct worden verholpen. Deze eigen norm van de Gemeente is bij een niveauverschil van ca. 4,5 centimeter aanzienlijk overschreden. Het argument van de Gemeente dat zij gelet op haar beperkte financiële middelen niet in staat is om alle oneffenheden in haar wegennetwerk te verhelpen, vervalt hiermee ook, nu de Gemeente kennelijk het beleid heeft om bij niveauverschillen van meer dan 3 centimeter tot herstel over te gaan.
De Gemeente heeft nog gewezen op het rustige karakter van de weg, achteraf gelegen in een volkstuinencomplex, welke omstandigheid volgens haar dient bij te dragen aan het oordeel dat geen sprake is van een gebrek. De rechtbank acht deze omstandigheid wel van belang, maar in het onderhavige geval, gelet op de gestelde diepte van de kuil en mate van overschrijding van de norm die de Gemeente hier zelf op nahoudt, onvoldoende om op grond daarvan aan te nemen dat geen sprake was van een gebrek. Daar komt bij dat het ‘rustige karakter’ van de weg niet eenduidig vaststaat; de weg werd kennelijk wel door voetgangers gebruikt, ook binnen het volkstuinencomplex en als onderdeel van een door de ANWB erkende toeristische wandelroute. In ieder geval staat niet vast dat zodanig weinig van de weg werd gebruik gemaakt, dat een mindere staat van onderhoud moest worden verwacht.

5.6.  De rechtbank is anderzijds van oordeel dat bij een geringer niveauverschil dan ca. 4,5 centimeter en indien de kuil geen steile, schuine rand heeft, niet kan worden aangenomen dat de weg gebrekkig was in de zin van artikel 6:174 BW. Een kuil van een geringere diepte en zonder steile, schuine rand kan niet als gevaarzettend worden aangemerkt.
[eiseres] heeft geen andere omstandigheden gesteld op grond waarvan in dat geval de kuil niettemin als een gebrek moet worden aangemerkt. In dat geval kan de Gemeente niet aansprakelijk worden gehouden.

5.7.  Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de door partijen overgelegde foto’s, hiervoor genoemd, het niveauverschil en het verloop van de randen van de kuil niet worden afgeleid. Daarvoor zijn deze foto’s onvoldoende duidelijk. De stelling van [eiseres] dat sprake was van een niveauverschil/diepte van de kuil van 4,5 centimeter ten opzichte van het overige wegdek en de rand van de kuil waarover [eiseres] gevallen is een steile, schuine rand had, is door de Gemeente betwist. Daarom zal [eiseres], die zich beroept op de rechtsgevolgen van haar stelling, worden opgedragen die stelling te bewijzen.

5.8.  Indien [eiseres] in voornoemd bewijs slaagt, dan staat vast dat sprake was van een gebrek in de zin van artikel 6:174 BW, waarvoor Gemeente in beginsel aansprakelijk is. In dat geval komt de rechtbank toe aan de overige verweren van de Gemeente.

5.9.  De rechtbank verwerpt het verweer van de Gemeente dat sprake is geweest van eigen schuld van [eiseres] in de zin van artikel 6:101 BW. In dit kader heeft de Gemeente gesteld dat [eiseres] “onoplettend” is geweest tijdens haar wandeling, maar geen concrete feiten en omstandigheden aangedragen waaruit dit blijkt. Dat, naar de Gemeente stelt, geen van de andere wandelaars van de wandelclub die dag is gestruikeld over een oneffenheid in de weg, rechtvaardigt niet de conclusie dat [eiseres] niet de vereiste normale oplettendheid heeft betracht. Bovendien geldt dat de wegbeheerder er jegens weggebruikers geen aanspraak op kan maken dat zij voortdurend alert zijn op een eventuele van het normale beeld afwijkende gebrekkige toestand van de openbare weg. LJN BO1100