Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Den Haag 060913 geen stilzwijgende instemming met eigen schuldverdeling van 50/50

Rb Den Haag 060913 auto botst bij mistig weer tegen stilstaande aanhanger; geen gordel, voorruit niet ijsvrij en snelheid te hoog; eigen schuld 70%, na billijkheidscorr 50%;
- geen stilzwijgende instemming met eigen schuldverdeling van 50/50;
- gevorderd obv 32 uur x € 250,-- toegewezen obv 50% x 16 uur x € 250,--, totaal € 2.702,20

4 De beoordeling

Schuldverdeling 50/50 bindend?
4.1.
De eerste vraag die beantwoord dient te worden is of, zoals Aegon stelt, tussen partijen reeds als bindend is aangenomen dat van een schuldverdeling van 50/50 dient te worden uitgegaan. Aegon heeft in dit verband gewezen op haar brief van 29 mei 2006, waarin zij te kennen heeft gegeven dat het door haar voorgestane schuldpercentage voor haar niet onderhandelbaar is en waarop door [verzoekster] in het geheel niet is gereageerd.

4.2.
De rechtbank stelt voorop dat van een uitdrukkelijke instemming van [verzoekster] met de in voornoemde brief opgenomen eenzijdige mededeling van Aegon niet is gebleken.

4.3.
Evenmin kan uit de omstandigheid dat [verzoekster] niet op genoemde brief van Aegon heeft gereageerd worden afgeleid dat [verzoekster] stilzwijgend met een schuldverdeling van 50/50 heeft ingestemd. Daarvoor was in de periode voorafgaand aan die brief te veel discussie tussen partijen over de te hanteren schuldpercentages. De rechtbank wijst er in dit verband op dat [verzoekster] in ieder geval bij brieven van 8 september 2004 en 19 december 2005 aan Aegon te kennen heeft gegeven dat in haar visie van een schulddeling van 75/25 (in haar voordeel) dient te worden uitgegaan. Gelet hierop gaat de rechtbank voorbij aan de stelling van Aegon dat er geen reden was om aan te nemen dat [verzoekster] van een ander percentage eigen schuld dan 50% uitging.

4.4.
Het advies van mr. [mr], overgelegd als productie 3 bij het verzoekschrift, waarin wordt geconcludeerd dat op basis van een causale afweging 50% eigen schuld redelijk is, doet hier niet aan af. Deze brief dateert immers van 4 oktober 2001 en nadien is door [verzoekster] meermaals verzocht om uit te gaan van een schuldpercentage aan haar zijde van 25%.

4.5.
Ook uit de omstandigheid dat partijen in het op genoemde brief van Aegon volgende overleg over de schadeposten van een schuldverdeling van 50/50 zijn uitgegaan, kan geen stilzwijgende instemming met een dergelijke schuldverdeling worden afgeleid. Aegon had in die brief immers uitdrukkelijk laten weten dat het schuldpercentage voor haar niet onderhandelbaar is. Aannemelijk is derhalve dat, zoals [verzoekster] stelt, partijen dit discussiepunt vervolgens hebben geparkeerd, teneinde eerst tot een deugdelijke schadevaststelling te komen.

4.6.
Gezien het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat Aegon er in de gegeven omstandigheden niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat van instemming met een schuldverdeling van 50/50 sprake was. Aan het beroep van Aegon op artikel 3:35 BW gaat de rechtbank dan ook voorbij.

4.7.
Het beroep van Aegon op rechtsverwerking slaagt evenmin. Partijen waren immers nog in onderhandeling over de afwikkeling van de schade. In die situatie kan van rechtsverwerking geen sprake zijn.

4.8.
Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank voorbij aan het betoog van Aegon dat tussen partijen een 50%-schulddeling is overeengekomen. In het navolgende gaat de rechtbank derhalve over tot een beoordeling van het verzoek van [verzoekster] en het tegenverzoek van Aegon.

ECLI:NL:RBDHA:2013:15014