HR 080725 geen smartengeld tijdens coma, ook niet nu tijdens leven nog aanspraak is gemaakt door (zaakwaarnemend) advocaat
- Meer over dit onderwerp:
HR 080725 geen smartengeld tijdens coma, ook niet nu tijdens leven nog aanspraak is gemaakt door (zaakwaarnemend) advocaat
In vervolg op:
PHR 180224 straf, AG Hofstee, SO raakt a.g.v. misdrijf eerst comateus, en overlijdt daarna, zaakwaarneming; mededelingsvereiste bij smartengeld
2Beoordeling van het eerste en het tweede cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3Beoordeling van het derde cassatiemiddel
3.1
Het cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof dat het overleden slachtoffer [benadeelde] immateriële schade heeft geleden en dat die schade – door vererving – in aanmerking komt voor vergoeding aan zijn erfgenamen [aangever 1] en [aangever 2] .
3.2
Het cassatiemiddel slaagt. De redenen daarvoor staan vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak 24/01181, ECLI:NL:HR:2025:1055, onder 4.3, 4.5, 4.6 en 4.7. De Hoge Raad zal de zaak zelf afdoen en de vordering van de nabestaanden van [benadeelde] afwijzen. Dat brengt mee dat ook de oplegging van de in artikel 36f lid 1 van het Wetboek van Strafrecht voorziene maatregel niet in stand kan blijven (vgl. HR 18 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:901).`Hoge Raad 8 juli 2025, ECLI:NL:HR:2025:1061