Overslaan en naar de inhoud gaan

RBOBR 010324 GGD aansprakelijk voor rugklachten ambulanceverpleegkundige na hanteren brancard met patiënt van 140 kg

RBOBR 010324 GGD aansprakelijk voor rugklachten ambulanceverpleegkundige na hanteren brancard met patiënt van 140 kg

Feiten

3. Eiseres is vanaf maart 2009 werkzaam geweest als ambulanceverpleegkundige voor de GGD.

3.1.

Na een dienstopdracht is eiseres op 8 augustus 2010 naar een suïcidale en agressieve patiënt gegaan, waarbij politie aanwezig was. Na overleg met een medisch adviseur via de meldkamer, moest eiseres deze patiënt medicatie toedienen. Terwijl twee politiemannen de patiënt in bedwang hielden en eiseres aankondigde dat zij medicatie ging toedienen, heeft de patiënt haar met een duw tegen de punt van een kast gegooid. Dit wordt hierna ook het eerste incident genoemd.

3.2.

Op 8 september 2010 kreeg eiseres een oproep om een patiënt op te halen met beenletsel. Het bleek om een zware patiënt (140 kg) te gaan. Volgens instructie heeft eiseres hem zelf op de brancard laten gaan. De zware patiënt moest daarna op de brancard in de ambulance geschoven worden. Eiseres heeft de ambulancechauffeur daarbij geholpen en op het moment dat het gewicht van het onderstel kwam en kortstondig gedragen moest worden, sloeg eiseres een kreet van pijn in de rug. Dit wordt hierna ook het tweede incident genoemd.

3.3.

Op de spoedeisende hulp heeft de dienstdoende arts een forse zwelling, kneuzing en blauwe plek geconstateerd.

3.4.

Op 9 september 2010 heeft eiseres zich ziekgemeld voor haar werkzaamheden.

3.5.

De GGD heeft eiseres op 6 februari 2014 meegedeeld dat beide incidenten beantwoorden aan de definitiebepaling van “dienstongeval” omdat beide incidenten zich hebben voorgedaan in de uitoefening van de functie. Daarbij is ook vermeld dat een nader onderzoek nodig is voor de vaststelling van de voorgeschreven causaliteit tussen de arbeidsongeschiktheid en de dienstongevallen uit 2010.

3.6.

Een bedrijfsarts heeft in zijn brief van 6 juni 2014 opgenomen dat eiseres op basis van haar gezondheidsproblemen waarmee zij na de incidenten is uitgevallen, recht heeft gekregen op een IVA-uitkering. In die brief heeft de bedrijfsarts tevens geconcludeerd dat gezien de gevonden afwijkingen en de beschrijving van de medewerkster, ervan uit moet worden gegaan dat het tweede incident de oorzaak is geweest van de gezondheidsschade bij eiseres.

3.7.

Op 19 juni 2014 heeft de GGD aan eiseres bericht dat met de brief van de bedrijfsarts van 6 juni 2014 de causale relatie tussen de arbeidsongeschiktheid en het dienstongeval van 8 september 2010 is gegeven. Daarbij is eiseres een aanvullende uitkering en doorbetaling van haar salaris toegekend als bedoeld in artikel 9.2. lid 4 en lid 8, van de CAO ambulancezorg 2013-2015.

3.8.

Eiseres heeft op 8 juni 2015 een zelfstandig schadebesluit aangevraagd. Daarbij heeft ze de GGD aansprakelijk gesteld voor de restschade als gevolg van de twee incidenten. De aanvulling op haar IVA-uitkering beloopt slechts 90% van haar loon. Ook wordt haar ouderdomspensioen slechts voor 50% opgebouwd. Dit heeft geleid tot het bestreden besluit.

Standpunten van partijen

4. Eiseres heeft aangevoerd dat het causale verband voor in ieder geval het tweede incident is erkend door de GGD in de brief van 19 juni 2014. Verder is zij van mening dat beide incidenten door de GGD zijn aangemerkt als dienstongeval en dat daarmee het causale verband tussen beide incidenten en de arbeidsongeschiktheid van eiseres is erkend door de GGD. Volgens eiseres heeft de GGD niet aan zijn zorgplicht voldaan.

4.1.

Eiseres moest 140 kilo tillen en uit een rapport van Locomotion uit 2007 over fysieke belasting van werken met ambulancebrancards blijkt dat de knelpunten al voor 2010 bekend waren bij de GGD. Eiseres is van mening dat door de GGD geen maatregelen zijn genomen en geen onderzoek is gedaan om gezondheidsrisico’s te voorkomen.

4.2.

De GGD ziet geen aanleiding aansprakelijkheid te erkennen voor de restschade. De GGD is verder van mening dat het aanmerken van beide voorvallen als dienstongeval niet automatisch betekent dat de aansprakelijkheid ook in deze procedure een feit is. Daartoe wijst de GGD op de uitspraak van de CRvB van 4 juli 2002.2 Volgens de GGD moet een discussie over het causale verband wel worden gevoerd, ondanks het feit dat beide ongevallen als dienstongeval zijn aangemerkt. Het causale verband is volgens de GGD nog niet aangetoond.

4.3.

Volgens de GGD heeft hij aan de zorgplicht voldaan door gemaakte werkafspraken, gegeven trainingen, bestaande protocollen en de beschikbaarheid van een ergocoach. In reactie op het door eiseres ingediende rapport van Locomotion heeft de GGD zich op het standpunt gesteld dat er in 2010 geen andere mogelijkheid was dan de brancards te gebruiken die op dat moment werden gebruikt. In de door de GGD na de zitting ingediende stukken is de GGD verder specifiek ingegaan op de volgens hem in 2012 op de markt beschikbaar gekomen elektrische brancards.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt of de GGD aansprakelijk is voor de restschade van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.

5.1.

Volgens vaste rechtspraak van de CRvB3 heeft het bestuursorgaan tegenover de ambtenaar een zorgplicht. De zorgplicht houdt in dat het bestuursorgaan de werkzaamheden van de ambtenaar zodanig moet inrichten en voor het verrichten daarvan zodanige maatregelen moet treffen en aanwijzingen moet geven als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de ambtenaar in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. De ambtenaar heeft recht op vergoeding van deze schade, ook voor zover rechtspositionele regelingen daarin niet voorzien. Geen recht op vergoeding bestaat indien het bestuursorgaan aantoont dat het zijn zorgplicht is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de ambtenaar.4

5.2.

De zorgplicht van het bestuursorgaan strekt niet zover dat elk denkbaar risico op voorhand moet worden uitgesloten, maar tot het treffen van alle maatregelen die in de gegeven situatie redelijkerwijs van het bestuursorgaan kunnen worden gevergd om de veiligheid van het personeel te waarborgen. Het enkele feit dat een ongeval of een ander incident heeft plaatsgevonden betekent nog niet dat het bestuursorgaan zijn zorgplicht heeft geschonden.5

5.3.

Het bestuursorgaan moet dus aantonen dat het aan zijn zorgplicht heeft voldaan. De ambtenaar (werknemer) moet eerst aannemelijk maken dat er een causaal verband is tussen de gezondheidsschade en het ongeval. De GGD wijst er terecht op dat het aanmerken als dienstongeval niet betekent dat er sprake is van erkenning van aansprakelijkheid. Dat er sprake is van een dienstongeval betekent ook niet dat daarmee ook het causale verband tussen het ongeval en de schade vast staat.6 De GGD heeft echter in haar brief van
19 juni 2014 aan eiseres geconcludeerd dat op basis van de brief van de bedrijfsarts het causale verband tussen het tweede incident en de arbeidsongeschiktheid gegeven is. De rechtbank is van oordeel dat gelet op die brief en op wat de bedrijfsarts op 6 juni 2014 heeft geschreven, het causale verband met het tweede incident vaststaat. De causale relatie tussen het eerste incident en de schade is niet vast komen te staan. De bedrijfsarts zegt daarover niets in de brief van 6 juni 2014. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat alleen het tweede incident nog aan de orde is en dat er een causaal verband bestaat tussen het tweede incident en de door eiseres geleden schade.

5.4.

Ook om een andere reden is alleen het tweede incident nog aan de orde. Eiseres heeft op de zitting naar voren gebracht dat het eerste incident een ongelukkig voorval was, waaraan de GGD niets anders had kunnen doen dan hij al had gedaan. Daarmee heeft eiseres in feite haar standpunt laten varen dat de GGD wat betreft het eerste incident niet aan zijn zorgplicht heeft voldaan.

5.5.

Tussen partijen is niet in geschil dat van opzet of bewuste roekeloosheid aan de zijde van eiseres geen sprake is geweest. In geschil is of de GGD heeft aangetoond dat hij als werkgever aan zijn onder 4.1. omschreven zorgplicht heeft voldaan. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval niet aan deze zorgplicht is voldaan.

5.6.

Vast is komen te staan dat er een causale relatie is tussen de gezondheidsschade van eiseres en het tweede incident. Partijen zijn het erover eens dat de brancard waarop de zware patiënt was gelegen, in de ambulance moest worden geschoven, waarbij er een moment is dat de brancard volledig los komt van de steun en er kortstondig moet worden getild.

5.6.1.

De GGD heeft daarover naar voren gebracht dat iedere nieuwe ambulanceverpleegkundige een uitgebreid inwerkprogramma doorloopt met een gesprek met een ergocoach. De medewerkers krijgen een tiltraining. In 2009 hebben alle medewerkers een uitgebreide tiltraining gekregen. Bij het tillen van de brancard in de ambulance is de afspraak dat de chauffeur tilt. De verpleegkundige tilt in de regel niet. Als er sprake is van een zware patiënt tillen verpleegkundige en chauffeur samen de brancard in de ziekenwagen volgens de instructies. Er was volgens de GGD in 2010 geen andere mogelijkheid qua brancards, dan de brancards die werden gebruikt op het moment van het incident.

5.6.2.

Eiseres wijst op het onderzoekrapport van Locomotion uit 2007.7 In dit rapport is een antwoord geformuleerd op de volgende vraagstelling (pagina 4):

Introductie en vraagstelling

(…) [In het Arboconvenant zijn] expliciete Praktijkrichtlijnen ten aanzien van fysieke belasting (…) afgesproken door werkgevers, werknemers, en de overheid. Ook is er een veelheid aan initiatieven uitgevoerd om deze Praktijkrichtlijnen daadwerkelijk in de praktijk te brengen. Desondanks komen er recentelijk sterke signalen van het ambulancepersoneel en de 125, in het kader van het Arboconvenant opgeleide ErgoCoaches, dat het werken met moderne brancards fysiek steeds zwaarder wordt. De vraag is in hoeverre dat inderdaad het geval is. Met andere woorden, worden de afgesproken praktijkrichtlijnen en de algemeen aanvaarde ergonomische richtlijnen voor het hanteren van lasten in de arbeidssituaties overschreden bij het werken met de huidige generatie ambulancebrancards? Dit is de vraagstelling van het onderzoek.

De onderzoekers komen tot de volgende beantwoording van de vraagstelling (pagina 16 en 17):

Discussie en conclusie

(…) Wanneer we de vastgestelde krachten toetsen aan de Praktijkrichtlijnen zoals die in het kader van het Arboconvenant zijn vastgesteld, komen we tot de conclusie dat er bij het uitvoeren van de routinematige handelingen sprake is van overbelasting. Gedetailleerde analyses van de opbouw van de krachten en gevolgen van de belasting op de diverse lichaamsonderdelen bevestigen dit beeld. (…) Wanneer we concluderen dat de fysieke belasting bij een belading van 75 kilo te hoog is, hetgeen uit deze studie blijkt, dan zal de belasting in de praktijk (waarbij de patiënt vaak zwaarder is dan 75 kilo) zeker te hoog zijn. (…)

Wanneer we de drie brancards vergelijken dan zien we inderdaad verschillen, maar bij alle drie zien we een overschrijding van de ergonomische grenswaarden onder de relatief gunstige omstandigheden waaronder gemeten is. Bij alle brancards zien we bij routinematig uit te voeren handelingen en bij een relatief lage belasting van de brancard overbelasting optreden. De discussie over welke brancard fysiek het minst belastend is, lijkt daarom in dit licht bezien niet meer relevant. Het brancardsysteem an sich lijkt aanleiding te geven tot de vastgestelde overbelasting. Een meer fundamentele herbezinning over de wijze waarop de patiënt in- en uit de ambulance wordt gereden en hoe de beladen brancard omhoog wordt gezet, is daarom noodzakelijk. Een oplossing in termen van optimale werktechnieken is gezien de vastgestelde overbelasting niet aan de orde. Nieuwe technische ontwikkelingen, bijvoorbeeld waarbij de brancard via een lift in het voertuig wordt gereden en waarbij de brancard hydraulisch in hoogte kan worden versteld (ook bij belading) verdienen daarom aandacht (zie bijvoorbeeld afbeeldingen van een ambulance in gebruik bij Florida).

5.6.3.

Uit het onderzoek uit 2007 volgt dus dat een meer fundamentele herbezinning en aandacht voor nieuwe technieken nodig zijn. Een oplossing in termen van optimale werktechnieken is gezien de vastgestelde overbelasting niet aan de orde.

5.6.4.

De rechtbank is van oordeel dat uit wat de GGD naar voren heeft gebracht niet volgt dat hij in 2007 tot en met 2010 voldoende maatregelen heeft genomen dan wel onderzoek heeft gedaan om gezondheidsschade als gevolg van het werken met de brancards te voorkomen. Gelet op de conclusies van het rapport van Locomotion zijn werktechnieken en dus tilinstructies en ergocoaches niet voldoende. Dat er volgens de GGD in 2010 geen andere mogelijkheid was dan de brancards te gebruiken die al werden gebruikt, is niet aannemelijk (gelet op de genoemde andere technieken in het rapport) en is niet voldoende voor de conclusie dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan. Gelet op de bekendheid in 2007 met de structurele overbelasting – en daarmee samenhangende soms ernstige en voorzienbare gezondheidsrisico’s voor zijn medewerkers - mocht van de GGD in redelijkheid worden verlangd dat hij ten minste onderzoek had gedaan naar alternatieve systemen (zoals bijvoorbeeld een lift of hydraulische technieken) of andere maatregelen. De GGD heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij in de periode 2007 tot en met 2010 onderzoek heeft gedaan, offertes heeft opgevraagd of daartoe op zijn minst enige inspanningen heeft gedaan. Niet gebleken is dat de GGD naar aanleiding van dit belangrijke rapport enige actie heeft ondernomen.

5.6.5.

De GGD heeft naar voren gebracht dat er in 2010 nog geen elektrische brancards op de markt waren. Daartoe heeft hij onder meer berichten uit de pers, een bezwaarschrift van een andere GGD over de stand van de techniek, en een document uit 2012 ingediend. Uit dit laatste document volgt dat op dat moment bepaalde elektrische brancard aan Europese normen voldoen. Dat elektrische brancards in 2010 nog niet op de markt waren, betekent echter niet dat de GGD voldoende invulling heeft gegeven aan zijn zorgplicht. Gelet op de conclusies in het rapport van Locomotion uit 2007 had het op de weg van de GGD gelegen om vanaf 2007 onderzoek te doen naar de mogelijkheden van elektrische brancards, dan wel onderzoek te doen naar brancards met bijvoorbeeld een lift of andere hulpmiddelen. De GGD heeft geen gegevens overgelegd uit de periode 2007 tot en met 2010, waaruit volgt dat zij enige actie heeft ondernomen naar aanleiding van de conclusies uit het rapport van Locomotion terwijl daarin wordt gesproken over voorzienbare ook ernstige gezondheidsschade.

5.6.6.

De GGD heeft verder naar voren gebracht dat in de functiebeschrijving van een ambulanceverpleegkundige is opgenomen “Er is een verhoogd risico op persoonlijk letsel vanwege de inhoud en omstandigheden van de werkzaamheden.” Ook al kan niet ieder risico worden uitgesloten, dit betekent echter niet dat werknemers ervan uit moeten gaan dat er geen zorgplicht zou gelden voor de GGD om wegens het onderzoek van Locomotion bekende, voorzienbare en soms ernstige gezondheidsrisico’s, te minimaliseren.

5.6.7.

Dat eiseres getild zou hebben in een houding waarvan zij door de ontvangen scholing wist dat deze niet ergonomisch verantwoord was, kan de GGD niet baten nu eiseres heeft uitgelegd dat zij volgens de instructies bij het hoofdeinde van de brancard moest blijven. Verder is het niet doorslaggevend omdat de rechtbank heeft geconcludeerd dat de GGD niet aan de op haar rustende zorgplicht heeft voldaan en omdat uit het rapport van Locomotion duidelijk wordt dat er ook bij een juiste houding overbelasting bestaat. Het standpunt van de GGD dat eiseres de brancard heeft getild met een andere persoon, dus met zijn tweeën waardoor de belasting evident anders is, ontslaat de GGD evenmin van zijn zorgplicht. Van belang is daarbij dat uit een uitspraak van de Hoge Raad volgt dat wanneer een bepaald gewicht door meer personen wordt getild, het van een (groot) aantal omstandigheden afhankelijk is welk gewicht door iedere persoon afzonderlijk wordt getild.8 Het argument gaat ook daarom niet op.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal hieronder uitleggen wat de gevolgen zijn.

6.1.

Eiseres heeft verzocht om de GGD te veroordelen tot vergoeding van de schade die zij heeft geleden als gevolg van het niet voldoen aan de zorgplicht. Volgens artikel IV, eerste lid van de Wet nadeelcompensatie bij onrechtmatige besluiten, blijft op schade, veroorzaakt door een besluit dat werd bekendgemaakt of een handeling die werd verricht voor het tijdstip waarop deze wet voor dat besluit of die handeling in werking is getreden, het recht zoals dat gold voor dat tijdstip van toepassing. Dit betekent dat de rechtbank toepassing kan geven aan 8:73, tweede lid, van de Awb,9 zoals dat gold in 2010.

6.2.

Omdat eiseres pas op de zitting enigszins een inschatting heeft gegeven over welke schade zij heeft geleden en de omvang van de schadevergoeding niet kan worden vastgesteld, zal ter voorbereiding van een nadere uitspraak over de schadevergoeding het onderzoek met toepassing van artikel 8:73, tweede lid, Awb (oud) worden heropend. De rechtbank zal bepalen dat het vooronderzoek wordt heropend om eiseres in de gelegenheid te stellen haar verzoek om schadevergoeding nader te specificeren en met bewijsstukken te onderbouwen.

6.3.

Het is van belang dat partijen de tijd krijgen om eerst met elkaar te spreken over een schadevergoeding en te onderzoeken of zij daarover met elkaar een compromis kunnen bereiken. Aan het einde van de zitting is namelijk wel gebleken van wederzijds begrip bij partijen voor elkaar, zodat een vergelijk niet bij voorbaat uitgesloten is. De rechtbank geeft daartoe een termijn van drie maanden. Mochten partijen niet tot een vergelijk kunnen komen, dan kunnen partijen dit melden en kan eiseres het verzoek om schadevergoeding specificeren en met bewijsstukken onderbouwen. De rechtbank gaat er vanuit dat partijen de rechtbank uiterlijk drie maanden na de datum van deze uitspraak informeren over de stand van zaken.

6.4.

De GGD wordt veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.750 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, waarde per punt € 875,-, met wegingsfactor 1). Ook zal de rechtbank bepalen dat de GGD aan eiseres het betaalde griffierecht moet vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:

  • -

    verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;

  • -

    veroordeelt de GGD in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.750;

  • -

    bepaalt dat de GGD aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt van € 184;

  • -

    bepaalt dat het onderzoek wordt heropend ter voorbereiding van een nadere uitspraak over de door eiseres gevraagde schadevergoeding. ECLI:NL:RBOBR:2024:770

1Zie CRvB 27 oktober 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2309.

2Zie: ECLI:NL:CRVB:2002:AE5832.

3Zie de uitspraken van 22 juni 2000, ECLI:NL:CRVB:2000:AB0072 en van 22 januari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:98.

4Zie CRvB 16 april 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1226.

5Zie CRvB 31 augustus 2017, ECLI:NL:CRVB:2017, 3010/ en 26 maart 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:793

6Zie de in de vorige noot vermelde uitspraak.

7Uitgevoerd door Knibbe en Knibbe, in opdracht van het Sectorfonds voor de Ambulancezorg.

8Zie ECLI:NL:HR:2007:AZ6717: “Onderdeel 2b keert zich tegen het in rov. 4.6 door het hof gegeven oordeel dat [eiser] bij het gezamenlijk met drie anderen tillen van de oven, een gewicht van maximaal 50 kg diende op te lichten. Het onderdeel voert aan dat deze vaststelling onbegrijpelijk is gelet op de algemene ervaringsregel dat wanneer een bepaald gewicht door meer personen wordt getild, het van een (groot) aantal omstandigheden afhankelijk is welk gewicht door iedere persoon afzonderlijk wordt getild.”

9Dat artikel luidt als volgt: Indien de rechtbank de omvang van de schadevergoeding bij haar uitspraak niet of niet volledig kan vaststellen, bepaalt zij in haar uitspraak dat ter voorbereiding van een nadere uitspraak daarover het onderzoek wordt heropend. De rechtbank bepaalt daarbij op welke wijze het onderzoek wordt voortgezet.