RBNNE 060922 rb negeert 4 jaar na ongeval opgestelde ongevallenanalyse; te laat ingebracht
- Meer over dit onderwerp:
RBNNE 060922 ernstig letsel koerier; zorgplicht wg-er; geen aansprakelijkheid ogv 7:658, wel ogv 7:611; rb stelt deskundige voor tzv vraag naar redelijke verzekering
- bij tekortschieten in de verzekeringsplicht (7:611) kan de eigen schuld tzv het ongeval zélf geen matigende werking hebben
- rb negeert ongevallenanalyse; te laat ingebracht
2
De feiten
2.1.
Iris Koeriers is een onderneming die zich bezighoudt met het verzorgen van nationaal en internationaal transport ten behoeve van andere bedrijven. Zij maakt hierbij gebruik van (geleasde) bedrijfsauto's, die begrensd zijn op een snelheid van 130 km/h.
2.2.
[eiser] , geboren op [geboortedatum] , is met ingang van 28 maart 2017 op grond van een arbeidsovereenkomst voor de duur van zeven maanden op oproepbasis in dienst getreden van Iris Koeriers in de functie van koerier. [eiser] was bij zijn indiensttreding student aan de Rijksuniversiteit Groningen, waar hij sinds 1 september 2015 de bachelor Bedrijfskunde volgde.
2.3.
Voor aanvang van de arbeidsovereenkomst met [eiser] heeft Iris Koeriers op 27 maart 2017 de voor haar koeriers geldende richtlijnen per e-mail aan [eiser] toegezonden. In deze richtlijnen staat in het hoofdstuk 'Vervoermiddelen' onder meer vermeld:
( ... )
- Rij rustig en defensief. Bekeuringen zijn voor jezelf, en dat kan aardig in de papieren lopen, als je structureel te hard rijdt. Ook wij als IRIS willen niet dat er hard met onze auto's gereden wordt. Wees altijd bedacht op vreemde acties van medeweggebruikers. ( ... )
2.4.
Na aanvang van zijn werkzaamheden heeft [eiser] eerst enige tijd overdag werkzaamheden als koerier verricht. [eiser] is ingewerkt door zijn collega [collega] , met wie hij een aantal keren is meegereden. Op enig moment is [eiser] in de avond/nachtdienst gaan werken. [eiser] verrichtte zijn werkzaamheden vanaf de locatie Groningen van Iris Koeriers.
2.5.
In de avond en nacht rijdt Iris Koeriers vanuit Groningen onder meer als onderaannemer van PS Couriers, een koeriersbedrijf dat in Vianen is gevestigd. Iris Koeriers brengt en haalt voor PS Couriers goederen op bij derden. De aanvoer van goederen wordt door een koerier van Iris Koeriers dagelijks om 20.00 uur uit Vianen bij het depot van PS Couriers opgehaald. Deze goederen worden vervolgens door de koeriers van Iris Koeriers vanuit Groningen naar de hiervoor bestemde adressen gebracht en afgeleverd. De koeriers worden digitaal, via een applicatie, twee uur vóór de aankomst van de goederen geïnformeerd over de exacte aankomsttijd van de aanvoer in Groningen.
2.6.
Ten aanzien van de door de koeriers uit te voeren haal- en brengopdrachten is er sprake van vaste stops en afroepstops (eenmalige stops). De afroepstops bepalen uiteindelijk hoe lang de route voor de betreffende koerier tijdens een avond/nachtdienst wordt. De avondkoeriers weten om 20.00 uur 's avonds welke opdrachten er die avond in hun route zitten. Iris Koeriers instrueert haar koeriers dat zij adressen moeten gaan "voorhalen" als zij zien dat zij een verre route moeten gaan rijden. Koeriers hebben de vrijheid om zelf te bepalen welke adressen zij gaan "voorhalen".
2.7.
Later in de nacht gaat telkens de afvoer van goederen ten behoeve van PS Couriers vanuit Groningen naar Vianen, met alle door de koeriers van de diverse routes in de regio opgehaalde goederen. Het tijdstip voor het vertrek van de afvoer vanuit Groningen ligt vast op het moment dat de aankomsttijd van de aanvoer in Groningen bekend is. Er geldt een tijdslimiet, in die zin dat de afvoer op het vastgestelde tijdstip van vertrek alle door de koeriers gehaalde goederen aan boord dient te hebben.
2.8.
In de avond van 10 oktober 2017 diende [eiser] een van tevoren aan hem kenbaar gemaakte route met in totaal 34 adressen te rijden. Hiervan waren 20 stops relevant voor de afvoer van goederen naar Vianen. [eiser] heeft die avond vanaf 22.46 uur twee stops "voorgehaald", in Lageland en Harkstede. Uit de logoverzichten van die avond blijkt dat [eiser] bij het “voorhalen” een aantal keren de toegestane maximumsnelheid heeft overschreden. Hij heeft 118 km/u op de Hoofdweg in Harkstede gereden waar slechts 60 km/u was toegestaan en heeft op het Eemskanaal zz te Lageland 112 km/u gereden waar slechts 60 km/u was toegestaan. Op de Olgerweg Oost heeft [eiser] 98 km/u en later 121 km/u gereden, waar slechts 60 km/u was toegestaan. Om 23.08 uur keerde [eiser] terug op de vestiging van Iris Koeriers te Groningen. Na een pauze van ongeveer een half uur is [eiser] weer vertrokken om de rest van zijn route te rijden.
2.9.
Op 11 oktober 2017 omstreeks 00.31 uur is [eiser] tijdens de uitoefening van zijn koerierswerkzaamheden een ernstig eenzijdig ongeval overkomen. [eiser] reed toen in de bedrijfsauto van Iris Koeriers, een Renault Kangoo, op de N972 (Zuiderveen) te Winschoten, gemeente Oldambt, ter hoogte van perceel 46. Hier geldt een maximumsnelheid van 60 km/h. De weg is ter plaatse ongeveer 6,6 meter breed en maakt hier een flauwe bocht. De situatie ter plaatse is op onderstaande foto te zien:
[eiser] is met de bedrijfsauto van de weg geraakt en voor hem aan de linkerzijde van de weg tegen een boom gebotst, waarbij hij lichamelijk letsel heeft opgelopen. In het door de politie opgestelde proces-verbaal staat over de toedracht van het ongeval vermeld:
Toedracht
Betrokkene 1 reed over de Zuiderveen, komende uit de richting Ulsderweg te Winschoten, gemeente Oldambt en gaande in de richting van de Turweg te Oude Pekela, gemeente Pekela. Hij had niet voortdurend zijn voertuig onder controle. Ter hoogte van huisnummer 46 is hij door onbekende oorzaak van de weg geraakt en voor hem aan de linkerzijde van de weg tegen een boom gebotst. Ten gevolge van de aanrijding raakte betrokkene 1 gewond en is overgebracht naar het ziekenhuis. Betrokkene 1 heeft zich zodanig gedragen dat hierdoor gevaar op de weg werd veroorzaakt (art. 5 WVW94).
2.10.
Ten tijde van het ongeval beschikte [eiser] sinds iets meer dan twee jaar over een rijbewijs.
2.11.
Uit het logoverzicht van 11 oktober 2017 blijkt dat [eiser] voorafgaand aan het ongeval met 121 km/u is gelogd op de Kromme Elleboog te Oostwold, waar slechts 50 km/u was toegestaan.
2.12.
[eiser] heeft ten gevolge van het ongeval meervoudig ernstig letsel opgelopen, waarvoor hij in het Universitair Medisch Centrum Groningen is opgenomen. Zijn milt moest na het ongeval worden verwijderd. Daarnaast was sprake van twee klaplongen, een gescheurde lever, een fractuur van de linker heup, een fractuur van de linker knieschijf, een fractuur van het linker scheenbeen (waarin een pen is geplaatst), een fractuur van het linker middenvoetsbeen, een opengespleten linker hak waarvoor huidtransplantatie heeft plaatsgevonden, geen gevoel meer in de linker hak, een dubbele fractuur van het rechter bovenbeen en een fractuur van de rechter enkel (waarin een plaat en schroef zijn geplaatst) en er zijn schroeven in het rechterbeen van [eiser] geplaatst. Op 5 november 2021 is [eiser] weer uit het ziekenhuis ontslagen.
2.13.
Iris Koeriers beschikte ten tijde van het ongeval van [eiser] over een Aansprakelijkheidsverzekering Bedrijven (AVB) bij Nationale Nederlanden. Ongevallen met een motorvoertuig zijn uitgesloten van dekking op deze AVB. Ook beschikte Iris Koeriers over een Collectieve Ongevallenverzekering voor haar werknemers. Op het voertuig was tevens een WA/Casco verzekering afgesloten.
2.14.
Iris Koeriers heeft de arbeidsovereenkomst met [eiser] met een half jaar verlengd tot en met 27 april 2018. Na die periode is de arbeidsovereenkomst nog eens met een half jaar verlengd. Partijen hebben nadien in onderling overleg besloten om de arbeidsovereenkomst niet verder te verlengen. Zodoende is [eiser] op 27 oktober 2018 uit dienst van Iris Koeriers getreden.
2.15.
De gemachtigde van [eiser] heeft Iris Koeriers bij brief van 10 augustus 2018 aansprakelijk gesteld voor de schade van [eiser] als gevolg van het ongeval. Daartoe schrijft hij onder meer:
"( ... )
Toedracht ongeval
Op genoemde datum was cliënt werkzaamheden aan het verrichten voor uw bedrijf. Wanneer hij met het voertuig onderweg is om een pakket af te leveren overkomt cliënt een eenzijdig ongeval. Als gevolg van dit ongeval heeft cliënt zeer ernstig letsel opgelopen.
SVI-verzekering? AVB-verzekering?
Door het ongeval heeft cliënt (letsel)schade opgelopen. Om zijn belangen te waarborgen wenst cliënt aanspraak te maken op vergoeding van zijn schade.
Aangezien werkgevers verplicht zijn om voertuigen adequaat te verzekeren vraag ik u vriendelijk om melding van het ongeval te maken bij de SVI-verzekeraar (schadeverzekering inzittenden) van het voertuig. Vervolgens kan een schaderegeling worden opgestart.
Mocht u geen SVI-verzekering op de auto hebben afgesloten dan verzoek ik u vriendelijk om deze brief door te sturen naar uw AVB-verzekeraar (aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven). In dat geval ben ik genoodzaakt om u via deze weg aansprakelijk te stellen voor het ongeval dat cliënt is overkomen. ( ... )"
2.16.
De gemachtigde van [eiser] heeft de bedrijfsaansprakelijkheidsverzekeraar van Iris Koeriers aangeschreven om de schadeclaim van [eiser] in behandeling te nemen en diens schade te vergoeden. De verzekeraar heeft deze schadeclaim vervolgens afgewezen omdat de AVB geen dekking biedt voor schades veroorzaakt met of door een motorvoertuig.
2.17.
Tussen de gemachtigden van partijen heeft correspondentie plaatsgevonden over een schaderegeling. Overeenstemming hierover is echter niet bereikt.
2.18.
[eiser] is onderzocht door de orthopedisch chirurg [chirurg] , die in zijn rapportage van 22 oktober 2019 heeft geconcludeerd dat sprake is van 20% blijvende invaliditeit voor de gehele mens.
2.19.
De ongevallenverzekeraars hebben een bedrag van in totaal € 6.629,42 aan [eiser] uitgekeerd.
2.20.
[eiser] heeft een schadestaat d.d. 25 januari 2021 doen opstellen waarop zijn schade op een bedrag van (ten minste) € 43.422,39 is berekend.
2.21.
[eiser] stond van 1 september 2019 tot en met 31 augustus 2021 ingeschreven voor een masterprogramma Bedrijfskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij heeft deze studie met succes afgerond. [eiser] is per 1 september 2021 in dienst getreden van Nationale Nederlanden.
3
Het geschil
3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat Iris Koeriers aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade voortvloeiende uit het ongeval van 11 oktober 2017, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
II. Iris Koeriers veroordeelt tot betaling van een voorschot van € 31.151,01 op de uiteindelijk vast te stellen schadevergoeding;
III. Iris Koeriers in de proceskosten en de nakosten veroordeelt, vermeerderd met de wettelijke rente hierover.
3.2.
Iris Koeriers voert verweer.
4
De beoordeling van het geschil
De kern van de zaak
4.1.
In deze zaak staat de vraag centraal of Iris Koeriers als (voormalig) werkgever van [eiser] aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden en nog te lijden schade als gevolg van het verkeersongeval dat [eiser] op 11 oktober 2017 in de uitoefening van zijn koerierswerkzaamheden is overkomen. [eiser] baseert de aansprakelijkheid van Iris Koeriers op de artikelen 7:658 respectievelijk 7:611 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). In verband hiermee vordert [eiser] betaling van een voorschot van € 31.151,01 op de uiteindelijk nader vast te stellen schadevergoeding. Iris Koeriers betwist haar aansprakelijkheid.
Aansprakelijkheid wegens schending zorgplicht artikel 7:658 BW
4.2.
[eiser] stelt primair dat Iris Koeriers jegens hem aansprakelijk is uit hoofde van artikel 7:658 lid 2 BW wegens schending van haar zorgplicht als werkgever. Iris Koeriers heeft niet aangetoond dat zij voldoende maatregelen heeft getroffen en aanwijzingen heeft verstrekt om te voorkomen dat [eiser] in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade zou lijden. [eiser] was ten tijde van het ongeval nog een jonge en onervaren chauffeur. Iris Koeriers heeft hem echter niet geïnstrueerd op het gebied van verkeersveiligheid, het zich houden aan de verkeersregels en het nemen van voldoende rust. [eiser] is zonder instructies aan het werk gezet. Bovendien werd [eiser] door Iris Koeriers onder druk gezet om pakketten tijdig te bezorgen. Hij moest onder een onrealistische tijdsdruk werken en had geen tijd om rust te nemen. De route viel alleen te halen door de maximumsnelheid te overschrijden. Verder moet worden bedacht dat [eiser] op een tijdstip werkte waarop de meeste mensen slapen, zodat met vermoeidheid rekening moest worden gehouden. Ook daarover is hij nooit door Iris Koeriers geïnstrueerd. Iris Koeriers heeft nagelaten om beleid te ontwikkelen op het gebied van psychosociale arbeidsbelasting, zoals een Risico-Inventarisatie- en Evaluatie. [eiser] betwist dat hij ten tijde van het ongeval, zoals Iris Koeriers aanvoert, te hard zou hebben gereden. Van bewust roekeloos rijgedrag is geen sprake geweest. Het ligt bovendien op de weg van Iris Koeriers als werkgever om werknemers aan te spreken en te instrueren wanneer zij bij het verrichten van hun werkzaamheden de maximumsnelheid overschrijden.
4.3.
Iris Koeriers betwist dat zij haar zorgplicht als werkgever zou hebben geschonden. Zij wijst erop dat op een werkgever slechts een beperkte zorgplicht rust wanneer een werknemer bij de uitoefening van zijn werkzaamheden aan het verkeer deelneemt. Aan deze (beperkte) zorgplicht heeft Iris Koeriers voldaan. [eiser] beschikte over een geschikt, veilig en deugdelijk voertuig voorzien van een snelheidsbegrenzer. Daarnaast beschikte [eiser] over een rijbewijs. Bij de start van zijn werkzaamheden heeft [eiser] richtlijnen voor het werken als koerier ontvangen en is hij door een collega ingewerkt. [eiser] is niet onder druk gezet om zijn werkzaamheden tijdig te voltooien en er zijn geen onrealistische tijdslimieten gesteld. Er was voldoende gelegenheid om rust te nemen. Verder werd [eiser] in de gelegenheid gesteld om eerder te beginnen met "voorhalen", zodat hij later meer tijd had voor zijn route. Voor zover een zorgplichtschending van Iris Koeriers zou worden aangenomen, stelt zij zich op het standpunt dat zij niettemin niet aansprakelijk is omdat de schade van [eiser] in belangrijke mate het gevolg is van diens bewuste roekeloze weggedrag. [eiser] heeft tijdens de betreffende dienst meerdere malen met veel te hoge snelheden gereden. Het wegdek op de ongevalslocatie was droog en er was slechts sprake van een flauwe bocht. Het ongeval valt dan ook niet anders te verklaren dan door dat [eiser] ter plaatse met een veel te hoge snelheid heeft gereden en de macht over het stuur is verloren. Dit wordt bevestigd door de omstandigheid dat [eiser] aan de andere kant van de weg is terechtgekomen en daar tegen een boom is gereden.
4.4.
De kantonrechter overweegt dat de werkgever op grond van artikel 7:658 lid 1 BW verplicht is om de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Artikel 7:658 lid 2 BW bepaalt dat de werkgever jegens de werknemer aansprakelijk is voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij hij aantoont dat hij de in lid 1 genoemde verplichtingen is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.
4.5.
De hiervoor genoemde zorgplicht en de daaruit voortvloeiende aansprakelijkheid van de werkgever houden nauw verband met de zeggenschap van de werkgever over de werkplek en zijn bevoegdheid om de werknemer aanwijzingen te geven over de wijze waarop deze zijn werkzaamheden uitvoert. Er is geen sprake van een risicoaansprakelijkheid, maar gelet op de ruime strekking van de zorgplicht kan niet snel worden aangenomen dat de werkgever daaraan heeft voldaan en bijgevolg niet aansprakelijk is voor door de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden geleden schade. Artikel 7:658 BW vergt een hoog veiligheidsniveau van de betrokken werkruimte, werktuigen, gereedschappen en kleding alsmede van de organisatie van de werkzaamheden, en vereist dat de werkgever het op de omstandigheden van het geval toegesneden toezicht houdt op behoorlijke naleving van de door hem gegeven instructies.1De werkgever is (alleen dan) aansprakelijk wanneer hij verwijtbaar tekortgeschoten is in wat redelijkerwijze van hem mag worden gevorderd en er een causaal verband bestaat tussen deze tekortkoming en de schade van de werknemer.2Stelplicht en bewijslast dat de werkgever aan zijn zorgplicht heeft voldaan liggen bij de werkgever.3Wat redelijkerwijs van de werkgever kan worden gevorderd, hangt af van de omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de werkzaamheden, de kans dat zich een ongeval zal voordoen, de ernst die de gevolgen van een ongeval kunnen hebben en de mate van bezwaarlijkheid van de te nemen veiligheidsmaatregelen.4
4.6.
Indien de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden op plaatsen komt die (bijvoorbeeld omdat de werkgever ter plaatse geen enkele zeggenschap heeft ten aanzien van de gesteldheid, de inrichting, het gebruik door anderen en de veiligheid) niet als "arbeidsplaats" in de hiervoor genoemde zin kunnen worden aangemerkt, zoals de openbare weg in het geval (als het onderhavige) van deelneming aan het verkeer, kan de zorgplicht van artikel 7:658 BW meebrengen dat de werkgever ten aanzien van de uitoefening aldaar van de werkzaamheden maatregelen treft en aanwijzingen geeft om zoveel mogelijk te voorkomen dat de werknemer schade lijdt. Wanneer het gaat om gevallen waarin een werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden deelneemt aan het wegverkeer, zoals bij koerierswerkzaamheden bij uitstek het geval is, zal de omvang van de zorgplicht van de werkgever in de regel slechts beperkt kunnen zijn. De werkgever heeft immers geen zeggenschap over de inrichting en de daarmee samenhangende verkeersveiligheid van de openbare weg en daarnaast kan een groot aantal factoren bijdragen aan het ontstaan van verkeersongevallen, zonder dat de werkgever daarop door het treffen van maatregelen of het geven van aanwijzingen effectief invloed kan uitoefenen, afgezien van de veiligheid van het voertuig dat hij aan de werknemer ter beschikking stelt en het geven van onderricht, instructies en voorschriften die de veiligheid van de werknemer kunnen bevorderen.5
4.7.
[eiser] is tijdens de uitoefening van zijn koerierswerkzaamheden op de openbare weg bij het besturen van de bedrijfsauto een ongeval overkomen, waarmee artikel 7:658 BW van toepassing is. Beoordeeld dient thans te worden of Iris Koeriers in verband met dit ongeval aan de in de gegeven omstandigheden op haar als werkgever rustende (beperkte) zorgplicht heeft voldaan. Daartoe overweegt de kantonrechter het volgende.
4.8.
Niet in geschil is dat Iris Koeriers aan [eiser] een geschikt, veilig en deugdelijk functionerend voertuig ter beschikking heeft gesteld om zijn werkzaamheden als koerier uit te voeren. Verder staat vast dat [eiser] over een rijbewijs beschikte en dat Iris Koeriers [eiser] voorafgaand aan de aanvang van zijn dienstverband richtlijnen heeft toegezonden over de wijze van uitvoering van zijn werkzaamheden. In deze richtlijnen is onder meer opgenomen dat werknemer veilig weggedrag moet vertonen, waaronder het zich houden aan de geldende maximumsnelheid. Hoewel [eiser] dit aanvankelijk ontkende, is ook voldoende komen vast te staan dat hij in het kader van zijn inwerkproces eerst een aantal malen met een collega is meegereden alvorens hij zelfstandig de weg op ging als koerier. In de jonge leeftijd van [eiser] (19 bij indiensttreding, 20 ten tijde van het ongeval) hoefde Iris Koeriers naar het oordeel van de kantonrechter als zodanig geen aanleiding te zien om hem extra te waarschuwen dat hij zich aan de geldende maximumsnelheid moest houden. Op iedere automobilist, oud of jong, ervaren of onervaren, rust zelf de verantwoordelijkheid om zich aan de wettelijke verkeersregels – waaronder de maximumsnelheid – te houden. De werkgever mag dat ook van de werknemer verwachten. Bovendien beschikte [eiser] ten tijde van het ongeval reeds circa twee jaar over een rijbewijs, zodat hij niet als een beginnend automobilist kon worden aangemerkt.
4.9.
Gebleken is dat aan de onderhavige werkzaamheden, zoals bij koerierswerkzaamheden in zijn algemeenheid niet ongebruikelijk is, een zekere tijdsdruk verbonden was, in die zin dat de afvoerende koerier op het vastgestelde tijdstip van vertrek vanuit Groningen naar Vianen alle door de koeriers in de regio Groningen opgehaalde goederen aan boord dient te hebben. [eiser] heeft echter onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat Iris Koeriers haar koeriers in zijn algemeenheid met zodanige routeschema's opzadelde dat daarmee de verkeersveiligheid in het gedrang kwam, in die zin dat de te rijden routes alleen maar met (structurele) overschrijding van de maximumsnelheid gehaald konden worden. [eiser] heeft ook onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd ter onderbouwing van zijn stelling dat de route op de avond/nacht van het ongeval slechts met (structurele) overschrijding van de maximumsnelheid te halen was. Daar komt bij dat - naar Iris Koeriers onbetwist heeft gesteld - de koeriers vanaf 20 uur 's avonds de beschikking hebben over de te rijden route en in de gelegenheid worden gesteld om "voor te halen", waardoor er nadien langs minder afhaalpunten hoeft te worden gereden. Vast staat dat [eiser] voorafgaand aan het ongeval ook een aantal adressen heeft “voorgehaald”.
4.10.
[eiser] verrichtte zijn werkzaamheden 's avonds en deels ‘s nachts. Aan [eiser] kan worden toegegeven dat dit een groter risico op vermoeidheid kan meebrengen dan bij werkzaamheden eerder op de dag. Uiteindelijk is het echter de verantwoordelijkheid van de werknemer om ervoor te zorgen dat hij voldoende uitgerust op zijn werk verschijnt. Overigens is ook niet gesteld of gebleken dat het ontstaan van het ongeval van [eiser] te maken heeft gehad met vermoeidheid aan de zijde van [eiser] . Vast staat ook dat [eiser] minder dan een uur vóór het ongeval nog pauze had gehad.
4.11.
De kantonrechter overweegt verder dat uit artikel 7:658 lid 1 BW jo. artikel 8 Arbeidsomstandighedenwet volgt dat de werkgever verplicht is om toezicht te houden op het naleven van instructies. De werkgever moet kunnen aantonen dat hij zowel in algemene als specifieke zin hieraan heeft voldaan.6 In het onderhavige geval staat vast dat Iris Koeriers [eiser] heeft geïnstrueerd om zich aan de maximumsnelheid te houden. Van een werkgever kan naar het oordeel van de kantonrechter in zijn algemeenheid niet worden gevergd dat hij controleert of een werknemer zich bij gebruik van de bedrijfsauto aan de verkeersregels houdt, omdat veilig weggedrag primair de verantwoordelijkheid van de werknemer zelf is. Dit zou anders kunnen zijn indien een werkgever over concrete aanwijzingen beschikt dat een werknemer structureel verkeersregels schendt. Dan dient de werkgever de werknemer daarop aan te spreken. In het onderhavige geval is echter niet gebleken dat van een dergelijke situatie sprake was. Bovendien heeft [eiser] naar eigen zeggen voorafgaand aan het ongeval geen gevaarlijk weggedrag vertoond. Uitgaande van die stelling, kan er geen causaal verband tussen tekortschieten in de instructieplicht ter zake veilig weggedrag en het ongeval worden aangenomen.
4.12.
Gelet op het voorgaande concludeert de kantonrechter dat voldoende gebleken is dat Iris Koeriers tegenover [eiser] aan haar zorgplicht voor het voorkomen van verkeersongevallen bij de uitoefening van de koerierswerkzaamheden van [eiser] heeft voldaan. De primaire grondslag van de vordering van [eiser] faalt aldus. In zoverre is de vordering van [eiser] dus niet toewijsbaar.
Aansprakelijkheid wegens schending verzekeringsplicht in verband met artikel 7:611 BW
4.13.
[eiser] stelt subsidiair dat Iris Koeriers tekortgeschoten is in haar verplichting als werkgever om een behoorlijke verzekering voor verkeersongevallen van werknemers af te sluiten, hetgeen volgens [eiser] meebrengt dat Iris Koeriers op grond van artikel 7:611 BW (eveneens) aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden schade.
Als goed werkgever was Iris Koeriers volgens [eiser] gehouden om zorg te dragen voor een behoorlijke verzekering van werknemers wier werkzaamheden ertoe kunnen leiden dat zij als bestuurder van een motorvoertuig betrokken raken bij een ongeval. Een adequate verzekering is bijvoorbeeld een schadeverzekering inzittenden. Iris Koeriers had echter niet een zodanige verzekering afgesloten op de bedrijfsauto waarmee [eiser] het ongeval overkwam, waarmee zij in haar verzekeringsplicht tekortgeschoten is en uit dien hoofde gehouden is tot betaling van schadevergoeding aan [eiser] . Dat een uitkering is verstrekt uit hoofde van een collectieve ongevallenverzekering maakt dit niet anders, nu deze verzekering slechts een gering bedrag heeft uitgekeerd. Om te kunnen bepalen wat in het geval van Iris Koeriers een behoorlijke verzekering zou zijn geweest, heeft [eiser] onderzoek hiernaar laten doen door een gespecialiseerde en onafhankelijke verzekeringsadviseur. Die concludeert dat het in 2017 mogelijk was voor Iris Koeriers om via De Vereende of Nationale Nederlanden een WEGAM-verzekering tegen een betaalbare premie af te sluiten, waarbij personenschade was meeverzekerd. Bij De Vereende was alsdan een bedrag van € 1.250.000,- per gebeurtenis verzekerd geweest en bij Nationale Nederlanden een bedrag van € 2.500.000,- per gebeurtenis. Een dergelijke verzekering kon destijds als een behoorlijke verzekering worden aangemerkt, aldus [eiser] .
4.14.
[eiser] betwist dat hij gevaarlijk weggedrag zou hebben vertoond dat tot een verwijt van bewuste roekeloosheid of eigen schuld aanleiding zou kunnen geven. Volgens het politierapport is de auto door onbekende oorzaak van de weg geraakt, wat bevestigt dat [eiser] geen verwijt van het ontstaan van het ongeval te maken valt. Aan de betrouwbaarheid van de door Iris Koeriers overgelegde loggegevens waaruit eerdere snelheden tijdens de route blijken, moet volgens [eiser] ernstig worden getwijfeld. Deze zijn pas laat boven tafel gekomen. Voor zover er sprake zou zijn van enige mate van eigen schuld aan de zijde van [eiser] , dan dient toepassing van de billijkheidscorrectie, in verband met de ernst van het opgelopen letsel, ertoe te leiden dat Iris Koeriers (alsnog) de volledige schade van [eiser] moet vergoeden, zo meent [eiser] .
4.15.
Iris Koeriers betwist dat zij uit hoofde van artikel 7:611 BW aansprakelijk is voor schade als gevolg van het ongeval.
4.16.
Iris Koeriers stelt zich in dit verband primair op het standpunt dat zij ten tijde van het ongeval een behoorlijke verzekering had afgesloten, mede in aanmerking genomen de omstandigheden waaronder het ongeval plaatsvond en de schade die al is uitgekeerd in verhouding tot de totale omvang van de schade. Iris Koeriers had ten tijde van het ongeval een Collectieve Ongevallenverzekering voor werknemers lopen, plus een Ongevallenverzekering voor Inzittende (OVI) voor eventuele verkeersongevallen. De Collectieve Ongevallenverzekering keert uit in geval van overlijden en blijvende invaliditeit van de werknemer. Verder had Iris Koeriers een AVB (Bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering) vermeerderd met Werkgeversaansprakelijkheid via het Ondernemerspakket van Delta Lloyd Schadeverzekering afgesloten. Ook beschikte zij over een WA/Casco verzekering. IRIS Koeriers had een dekking van € 1.250.000,00 per aanspraak en € 2.500.000,00 per verzekeringsjaar. Deze verzekering was actief ten tijde van het ongeval op 11 oktober 2017. Iris Koeriers betwist dat zij ten tijde van het ongeval tegen aanvaardbare premies een verzekering had kunnen afsluiten die de ongevalsschade van [eiser] dekt. [eiser] heeft in zijn akte na de mondelinge behandeling onvoldoende informatie verschaft die op het tegendeel wijst.
4.17.
Iris Koeriers wijst er voorts op dat een verzekering sowieso geen dekking hoefde te bieden in geval van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Die situatie is hier aan de orde, aangezien er sprake is geweest van bewuste roekeloosheid aan de zijde van [eiser] , althans voorshands moet daarvan in het licht van de voorliggende feiten worden uitgegaan. [eiser] heeft ten tijde van het ongeval veel te hard gereden. Ter onderbouwing hiervan verwijst Iris Koeriers naar de logoverzichten, het politierapport en de ongevallenanalyse die zij door [naam] heeft laten opstellen. Uit die ongevallenanalyse volgt dat [eiser] met een snelheid van tenminste 107 km/u en maximaal 119 km/u reed toen het ongeval plaatsvond. [eiser] moet zich gelet op deze forse overschrijding van de maximumsnelheid ter plaatse dadelijk voorafgaand aan het ongeval bewust zijn geweest van de aanmerkelijke kans op schade. Indien geen bewuste roekeloosheid zou worden aangenomen, dan beroept Iris Koeriers zich erop dat sprake is van ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van [eiser] . De jurisprudentie van de Hoge Raad laat volgens Iris Koeriers de mogelijkheid open dat óók schade als gevolg van een lichtere schuldgraad dan opzet of bewuste roekeloosheid niet onder de dekking van een verzekering valt. Hiertoe verwijst Iris Koeriers naar artikel 7:952 BW, waarin is bepaald dat ook in geval van roekeloosheid geen dekking bestaat. Voor zover de hiervoor genoemde verweren niet opgaan, stelt Iris Koeriers zich op het standpunt dat gelet op het verkeersgedrag van [eiser] sprake was van eigen schuld aan de zijde van [eiser] , die in de vergoedingsplicht dient te worden verdisconteerd.
4.18.
De kantonrechter stelt bij de beoordeling het volgende voorop. Op grond van vaste jurisprudentie is de werkgever uit hoofde van zijn verplichting om zich als een goed werkgever te gedragen gehouden om zorg te dragen voor een behoorlijke verzekering van werknemers wier werkzaamheden ertoe kunnen leiden dat zij als bestuurder van een motorvoertuig betrokken raken bij een verkeersongeval. De Hoge Raad heeft in dit kader overwogen dat de omvang van deze verzekeringsplicht van geval tot geval nader zal moeten worden vastgesteld met inachtneming van alle omstandigheden, waarbij in het bijzonder betekenis toekomt aan de in de betreffende periode bestaande verzekeringsmogelijkheden - waarbij mede van belang is of verzekering kan worden verkregen tegen een premie waarvan betaling in redelijkheid van de werkgever kan worden gevergd - en de heersende maatschappelijke opvattingen omtrent de vraag voor welke schade (zowel naar aard als naar omvang) een behoorlijke verzekering dekking dient te verlenen. Indien de werkgever is tekortgeschoten in zijn verplichting om voor een behoorlijke verzekering zorg te dragen als hiervoor bedoeld, is hij jegens de werknemer aansprakelijk voor zover deze door die tekortkoming schade heeft geleden.7 Hieruit vloeit voort dat voor het antwoord op de vraag of en tot welk bedrag de werkgever de door werknemer geleden schade dient te vergoeden, dient te worden vastgesteld tot welk bedrag een behoorlijke verzekering dekking zou hebben verleend. De verzekering behoeft in elk geval geen dekking te verlenen voor schade die het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.
4.19.
Gelet op het vorenstaande is schadeplichtigheid van Iris Koeriers hoe dan ook niet aan de orde is in geval van opzettelijk of bewust roekeloos handelen aan de zijde van [eiser] ten tijde van het ongeval. Hierin ziet de kantonrechter aanleiding om eerst het beroep van Iris Koeriers op bewuste roekeloosheid aan de zijde van [eiser] te behandelen.
4.20.
Uit de jurisprudentie blijkt dat bewuste roekeloosheid niet spoedig mag worden aangenomen. De lat hiervoor ligt hoog. Enkel situaties waarin uit het feitencomplex zonder meer de conclusie kan worden getrokken dat de werknemer zich direct voorafgaand aan het ongeval (algemener gezegd: het schadeveroorzakend handelen) daadwerkelijk bewust is geweest van de gevaarlijke situatie althans zijn gevaarzettend handelen en tóch willens en wetens het risico daarvan op de koop toe heeft genomen, doorstaan die toets.8 Stelplicht en bewijslast dat sprake is geweest van zodanige bewuste roekeloosheid rusten op de werkgever.9
4.21.
De kantonrechter constateert dat Iris Koeriers na de rolbeslissing bij antwoordakte een ongevallenanalyse van [naam] in het geding heeft gebracht, die volgens Iris Koeriers haar stelling dat sprake is geweest van bewust roekeloos weggedrag van [eiser] (verder) ondersteunt, in die zin dat [eiser] veel te hard heeft gereden. [eiser] verzet zich tegen het in het geding brengen van dit rapport, aangezien partijen zich in hun aktes, naast de hoogte van het gevorderde voorschot, slechts nader mochten uitlaten over de vraag naar een behoorlijke verzekering. Daarmee gaat Iris Koeriers volgens [eiser] buiten het bestek van datgene waarover zij zich over mocht uitlaten. Daarnaast is het betreffende stuk in een te late fase van de procedure ingebracht en is het stuk eenzijdig en subjectief opgesteld, aldus [eiser] .
4.22.
De kantonrechter honoreert het bezwaar van [eiser] tegen het in het geding brengen van het hiervoor genoemde rapport van [naam] Ongevallenanalyse. Partijen zijn door de kantonrechter in de gegeven rolbeslissing uitdrukkelijk niet in de gelegenheid zijn gesteld om zich nog nader uit te laten over de gestelde bewuste roekeloosheid aan de zijde van [eiser] , maar nog slechts over een tweetal punten, waarop een nadere toelichting aangewezen was: de hoogte van het gevorderde voorschot en de vraag naar een behoorlijke verzekering. Het overleggen van het rapport van [naam] Ongevallenanalyse is tegen deze achtergrond naar het oordeel van de kantonrechter in strijd met de eisen van een goede procesorde. Bij zijn beslissing op dit punt weegt de kantonrechter ook mee dat het betreffende stuk pas ruim vier jaar ná het ongeval is opgesteld, terwijl gesteld noch gebleken is dat Iris Koeriers - die reeds in 2018 aansprakelijk is gesteld door [eiser] - niet eerder in staat was om een ongevallenanalyse op te stellen en die tijdig in het geding te brengen. Zij stelt zich immers al geruime tijd op het standpunt dat [eiser] – wat hij betwist – veel te hard zou hebben gereden. De kantonrechter weigert dit rapport derhalve en zal de daarop gebaseerde (nadere) stellingen van Iris Koeriers buiten beschouwing laten.
4.23.
De door Iris Koeriers voor het overige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden doorstaan de hiervoor bedoelde toets van bewuste roekeloosheid naar het oordeel van de kantonrechter niet. Hierover overweegt de kantonrechter het volgende. Uit de loggegevens van Iris Koeriers – de kantonrechter ziet, anders dan [eiser] betoogt, geen reden om aan de juistheid daarvan te twijfelen - volgt dat [eiser] voorafgaand aan het ongeval op een aantal andere locaties de geldende maximumsnelheid aanzienlijk heeft overschreden. Uit die omstandigheid kan op zichzelf echter niet worden afgeleid dat [eiser] dus óók op de ongevalslocatie de maximumsnelheid fors zou hebben overschreden. De kantonrechter constateert verder dat de politie in het proces-verbaal heeft vermeld dat [eiser] zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op de weg is veroorzaakt, maar die conclusie wordt in het proces-verbaal niet nader toegelicht. Het proces-verbaal vermeldt daartoe geen concrete gedragingen. De politie heeft de oorzaak van het ongeval blijkens het proces-verbaal niet kunnen vaststellen. Uit dit proces-verbaal kan niet voldoende concreet worden afgeleid dat [eiser] veel te hard zou hebben gereden althans anderszins de verkeersveiligheid concreet in gevaar heeft gebracht. De politie heeft kennelijk ook geen verder onderzoek naar het ontstaan van het ongeval gedaan. Tegen deze achtergrond concludeert de kantonrechter dat Iris Koeriers onvoldoende heeft onderbouwd dat sprake is geweest van bewuste roekeloosheid aan de zijde van [eiser] voorafgaand aan het hem overkomen verkeersongeval. Verdere bewijslevering op dit punt komt daarmee niet aan de orde. Het beroep op bewuste roekeloosheid treft derhalve geen doel.
Lichtere vormen van schuld eveneens uitgesloten van verzekeringsdekking?
4.24.
Iris Koeriers heeft bepleit dat de jurisprudentie van de Hoge Raad de mogelijkheid openlaat dat óók schade als gevolg van een lichtere schuldgraad dan opzet of bewuste roekeloosheid niet onder de dekking van een verzekering valt. In dat verband verwijst zij naar de overweging van de Hoge Raad dat in ieder geval opzet en bewuste roekeloosheid niet onder de verzekering behoeven te worden gedekt, alsook naar artikel 7:952 BW, waarin is bepaald dat de verzekeraar geen schade vergoedt aan de verzekerde die de schade met roekeloosheid heeft veroorzaakt.
4.25.
De kantonrechter volgt Iris Koeriers hierin niet. De Hoge Raad heeft weliswaar overwogen dat in geval van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer in elk geval geen vergoedingsplicht bestaat, maar verdere uitzonderingen dan deze heeft de Hoge Raad niet aangenomen. De Hoge Raad heeft in zijn jurisprudentie tot dusver geen uitzondering op de vereiste verzekeringsdekking gemaakt voor lagere gradaties van schuld dan opzet of bewuste roekeloosheid, in die zin dat onder omstandigheden ook dan geen vergoedingsplicht voor de werkgever zou bestaan. De kantonrechter ziet tegen deze achtergrond geen grond om een dergelijke – verdergaande – uitzondering aan te nemen. De verwijzing door Iris Koeriers naar artikel 7:952 BW – waarin is bepaald dat de verzekeraar geen schade vergoedt aan de verzekerde die de schade met roekeloosheid heeft veroorzaakt – maakt dit niet anders.
Eigen schuld
4.26.
Iris Koeriers stelt zich voorts op het standpunt dat gelet op het verkeersgedrag van [eiser] er sprake was van eigen schuld aan de zijde van [eiser] , die in de vergoedingsplicht dient te worden verdisconteerd. Dit verweer kan naar het oordeel van de kantonrechter ook niet slagen.
4.27.
De kantonrechter stelt voorop dat indien de werknemer de werkgever aanspreekt op een andere grond dan artikel 7:658 BW, zoals uit hoofde van het goed werkgeverschap ex artikel 7:611 BW, niet de bijzondere eigenschuldregeling van artikel 7:658 lid 2 BW geldt, maar de hoofdregel ter zake van eigen schuld van artikel 6:101 BW, krachtens welke de schade over de benadeelde en de partij die tot schadevergoeding gehouden is te worden verdeeld in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen.
4.28.
In het voorliggende geval kan het eigen schuld verweer van Iris Koeriers naar het oordeel van de kantonrechter niet opgaan, nu [eiser] Iris Koeriers in het kader van de aansprakelijkheid van artikel 7:611 BW slechts het tekortschieten in de verzekeringsplicht en niet het ontstaan van het ongeval als zodanig verwijt. Hierbij staan dus de toedracht van het ongeval en het in dat kader (eventueel) aan [eiser] te maken verwijt en het verweten handelen van Iris Koeriers niet tegen over elkaar en kunnen deze derhalve niet over beide partijen worden verdeeld, in evenredigheid met de mate waarin beide partijen tot de schade hebben bijgedragen. De (eventuele) eigen schuld van [eiser] kan hier geen matigende werking hebben.10
Tussenconclusie
4.29.
Het voorgaande brengt mee dat indien vast komt te staan dat Iris Koeriers ten tijde van het ongeval niet aan haar hiervoor genoemde verzekeringsplicht heeft voldaan, zij schadeplichtig is jegens [eiser] voor de schade die hij door dit tekortschieten heeft geleden.
Behoorlijke verzekering?
4.30.
Thans moet de kantonrechter beoordelen of Iris Koeriers ten tijde van het ongeval – naar zij stelt en [eiser] betwist – over een behoorlijke verzekering voor verkeersongevallen van werknemers beschikte in het licht van de destijds heersende maatschappelijke opvattingen hierover, zoals hiervoor onder 4.18. nader uiteengezet is.
4.31.
Niet in geschil is dat Iris Koeriers ten tijde van het ongeval beschikte over een AVB-verzekering, een Collectieve Ongevallenverzekering en een WA/cascoverzekering. Iris Koeriers heeft aangevoerd dat zij bovenop de Collectieve Ongevallenverzekering beschikte over een Ongevallenverzekering Inzittende (OVI) voor eventuele verkeersongevallen. [eiser] betwist dit. Tegen deze achtergrond zal de kantonrechter Iris Koeriers opdragen om bij akte alle relevante stukken in het geding te brengen waaruit blijkt welke verzekeringen voor verkeersongevallen van haar werknemers zij ten tijde van het ongeval op 11 oktober 2017 had lopen. Deze stukken kunnen worden betrokken bij het hierna te noemen deskundigenonderzoek.
4.32.
De kantonrechter is van oordeel dat in het licht van de huidige stand van het partijdebat vooralsnog geen voldragen antwoord kan worden gegeven op de vraag of Iris Koeriers aan haar verzekeringsplicht als werkgever heeft voldaan, in die zin dat zij – indachtig de door de Hoge Raad hiervoor geformuleerde maatstaven ten tijde van het ongeval beschikte over een behoorlijke verzekering voor verkeersongevallen van haar werknemers. De beantwoording van deze vraag vereist bovendien specifieke kennis op het gebied van het verzekeringsrecht. De kantonrechter is daarom voornemens om een deskundige op verzekeringsrechtelijk gebied te benoemen, teneinde de kantonrechter van advies te dienen over de hiervoor genoemde vraag.
4.33.
De zaak zal thans naar de rol worden verwezen opdat partijen een akte kunnen nemen, waarbij zij zich kunnen uitlaten over:
1. de aard van de verlangde deskundigheid;
2. de persoon van de deskundige;
3. de aan de deskundige te stellen vragen.
4.34.
De kantonrechter verzoekt partijen om in overleg te treden over het gezamenlijk aandragen van een deskundige. Indien partijen hier niet uitkomen, dienen zij zelf een deskundige aan te dragen. Uitgangspunt is dan dat de kantonrechter één van de door partijen aangedragen deskundigen benoemt, na weging van de bezwaren van partijen over en weer tegen de door de andere partij aangedragen deskundige.
(.... red. LSA LM)
1HR 11 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR5223.
2HR 17 november 1989, ECLI:NL:HR:1989:AB9375.
3HR 10 juni 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP8788.
4HR 5 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3519.
5HR 12 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD3129.
6HR 11 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR5223.
7HR 12 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD3129 en HR 1 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB6175.
8HR 20 september 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2142.
9HR 2 december 2005, ECLI:NL:HR:AU3261.
10Vgl. J. Sap, Handboek Schaderegeling Motorvoertuigen 217.6.1., Eigen schuld (2021).
ECLI:NL:RBNNE:2022:3281