Hof 's-Hertogenbosch 070513 benoeming neuroloog, IWMD-vraagstelling, richtlijnen tzv omgang met blokkeringsrecht
- Meer over dit onderwerp:
Hof 's-Hertogenbosch 070513 benoeming neuroloog, IWMD-vraagstelling, richtlijnen tzv omgang met blokkeringsrecht
24. De verdere beoordeling
in principaal en incidenteel appel
24.1. Partijen hebben na onderling overleg voorgesteld dr. W.I.M. Verhagen, neuroloog, werkzaam in het [Ziekenhuis] Ziekenhuis te [vestingsplaats], als deskundige te benoemen. Het hof volgt partijen hierin.
24.2. [Machinale Grondwerken] en Stevin hebben een - kennelijk door de medisch adviseur van (de verzekeraar van) [Machinale Grondwerken], [medisch adviseur van de verzekeraar van [Machinale Grondwerken]], opgestelde - uitgebreidere vraagstelling aan de deskundige voorgesteld, met name met betrekking tot vraag 1. [appellant] heeft zich hiertegen verzet.
Het hof ziet geen aanleiding de in het tussenarrest van 18 december 2012 weergegeven vraagstelling uit te breiden of te wijzigen. Het hof acht de IWMD-vraagstelling, ook in verband met de causaliteit, duidelijk genoeg. Het hof overwoog reeds in genoemd tussenarrest (onder 20.5.1.) dat de vraagstelling voorzien van de algemene toelichting en de aanbevelingen RMSR ten behoeve van de deskundige zullen worden bijgevoegd.
24.3. [appellant] heeft in zijn akte (opnieuw) aan de orde gesteld dat de golferselleboog door de werkzaamheden bij Stevin kan zijn veroorzaakt, in verband waarmee hij aanvullende vragen aan de deskundige wenst. Het hof volgt [appellant] hierin niet. In r.o. 20.4.4. van het tussenarrest van 18 december 2012 heeft het hof reeds verwezen naar r.o. 4.4.3. van het tussenarrest van 26 januari 2010, waarin het hof de vermeerdering van de grondslag van de eis, namelijk dat Stevin ook los van het ongeval aansprakelijk is voor het ontstaan van de klachten aan de linkerarm van [appellant], heeft afgewezen. Verder verwijst het hof naar r.o. 20.4.2. van het tussenarrest van 18 december 2012 waarin is overwogen dat dr. Visser voorshands wordt gevolgd in zoverre, dat tussen het ongeval enerzijds en de klachten van [appellant], die zijn toe te schrijven aan de golferselleboog, anderzijds geen sprake is van causaal verband.
24.4. Het hof herhaalt hier de door de deskundige te beantwoorden vragen op basis van de IWMD-vraagstelling (Interdisciplinaire Werkgroep Medisch Deskundigen), versie januari 2010, waaraan nog een extra vraag is toegevoegd bij 1. g. Voor zover de vragen in de aan de deskundige te zenden bijlage afwijken van onderstaande vragen, gelden laatstbedoelde vragen.
1. De situatie met ongeval
Anamnese (aanbeveling 2.2.4 RMSR)
a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? Welke overige klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd gemeld? Wilt u in uw anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied de onderzochte aangeeft in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijkse leven (ADL), loonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby’s, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid?
Medische gegevens (aanbeveling 2.2.6 RMSR)
b. Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van:
1) de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied;
2) de medische behandeling van het letstel van de onderzochte en het resultaat daarvan.
Medisch onderzoek (aanbevelingen 2.2.5 en 2.2.7 RMSR)
c. Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek?
Consistentie (aanbevelingen 2.2.8 en 2.2.10 RMSR)
d. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek?
e. Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van de onderzochte op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaruit trekt?
Diagnose (2.2.15 RMSR)
f. Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaaldiagnostische overweging geven?
Beperkingen (aanbevelingen 2.2.17 en 2.2.18 RMSR)
g. Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij onderzochte in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het ongeval? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven en zonodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?
Kunnen de door onderzochte gestelde (pijn)klachten en beperkingen door u worden bevestigd en zo ja, zijn deze toe te schrijven aan neuropathie van de nervus ulnaris van de linkerarm van [appellant]?
Medische eindsituatie (aanbeveling 2.2.14 RMSR)
h. Acht u de huidige toestand van de onderzochte zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van het ongeval mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel?
i. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
j. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
k. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 1g)?
2. De situatie zonder ongeval
Meestal zal het niet mogelijk zijn om onderstaande vragen (met name de vragen 2 c- 2 e) met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te bieden. Wel wordt gevraagd of u vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied uw mening wilt geven over kansen en waarschijnlijkheden. Het is dus de bedoeling dat u aangeeft wat u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied op deze vragen kunt antwoorden (aanbevelingen 2.214 en 2.2.16).
Klachten, afwijkingen en beperkingen voor ongeval
a. Bestonden voor het ongeval bij onderzochte reeds klachten en afwijkingen op uw vakgebied die de onderzochte thans nog steeds heeft?
b. Zo ja, kunt u dan aangeven welke beperkingen (zie aanbevelingen 2.2.17 en 2.2.18 RMSR) voor het ongeval uit deze klachten en afwijkingen voortvloeiden en thans nog steeds uit deze klachten en afwijkingen voortvloeien?
Klachten, afwijkingen en beperkingen zonder ongeval
c. Zijn er daarnaast op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enige moment ook hadden kunnen ontstaan, als het ongeval de onderzochte niet was overkomen?
d. Zo ja (dus zonder ongeval ook klachten), kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan?
e. Kunt u aangeven welke beperkingen (aanbevelingen 2.2.17 en 2.2.18 RMSR) uit deze klachten en afwijkingen zouden zijn voortgevloeid?
f. Verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied geconstateerde en niet-ongevalgerelateerde klachten en afwijkingen?
g. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
h. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 2 e)?
3. Slotvraag (aanbeveling 2.2.11 RMSR)
a. Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak?
b. Acht u expertise op een ander vakgebied wenselijk en, zo ja, op welk vakgebied?
24.5. De deskundige dient eventuele nadere informatie die hij nodig heeft en die geen deel uitmaakt van de processtukken, bij de advocaten op te vragen. De advocaat die informatie verschaft dient een afschrift daarvan toe te zenden aan de advocaat van de wederpartij. De deskundige wordt verzocht de verkregen informatie als bijlage bij het deskundigenbericht te voegen.
[appellant] heeft zich bereid verklaard de deskundige te machtigen om nadere gegevens op te vragen. [appellant] dient desgewenst een machtiging aan de deskundige af te geven om relevante gegevens op te vragen bij artsen of instanties. Indien de deskundige voor het onderzoek gebruik maakt van informatie van derden, dient hij daarvan melding te maken in het rapport.
Het hof wijst er voorts op dat gegevens die door de ene partij aan de deskundige worden verschaft, tegelijkertijd in afschrift of ter inzage moeten worden verstrekt aan de wederpartij. Dit geldt echter niet onverkort voor medische gegevens die aan de deskundige worden verstrekt door de partij die eventueel gebruik kan maken van het blokkeringsrecht als bedoeld in artikel 7:464 lid 2, aanhef en onder b, BW. Deze partij is, met het oog op de eventuele uitoefening van haar blokkeringsrecht, in beginsel niet verplicht de door haar aan de deskundige verschafte medische gegevens tegelijkertijd aan de wederpartij in afschrift of ter inzage te verstrekken.
Dit lijdt echter in een geval dat de (verzekeraar van de) wederpartij beschikt over een medisch adviseur in zoverre uitzondering, dat tevens en tegelijkertijd aan de medisch adviseur alle aan de deskundige verschafte medische gegevens in afschrift of ter inzage dienen te worden verstrekt. Aangenomen moet immers worden dat de medisch adviseur, ook ten opzichte van de (de verzekeraar van) wederpartij, de aldus verkregen medische informatie als hem onder zijn geheimhoudingsplicht toevertrouwd zal beschouwen en behandelen.
Indien de partij die het genoemde blokkeringsrecht heeft, van dit recht geen gebruik maakt en het deskundigenbericht ter beschikking van de wederpartij wordt gesteld, dan is eerstgenoemde partij, indien de wederpartij het verlangt of op bevel van de rechter, alsnog verplicht alle door haar aan de deskundige verschafte medische gegevens aan de wederpartij in afschrift of ter inzage te verstrekken. Weigert zij dit te doen, zonder dat zij daartoe gewichtige redenen als bedoeld in artikel 22 Rv heeft aangevoerd welke door het hof gegrond zijn geoordeeld, dan zal het hof uit die weigering de gevolgtrekking kunnen maken die hij geraden acht. LJN BZ9851