HR 300307 afwijzing voorlopig desk.onderzoek i.v.m. aantasting pers. integriteit
- Meer over dit onderwerp:
HR 300307 afwijzing voorlopig desk.onderzoek i.v.m. aantasting pers. integriteit
3.4 Bij de beoordeling van deze klachten wordt vooropgesteld dat een voorlopig deskundigenonderzoek als bedoeld in art. 202 lid 2 Rv. - zoals het hof klaarblijkelijk in zijn beschikking tot uitgangspunt heeft genomen - ertoe kan dienen een partij de mogelijkheid te verschaffen aan de hand van het uit te brengen bericht zekerheid te verkrijgen omtrent de voor de beslissing van het geschil relevante feiten en omstandigheden om aldus beter te kunnen beoordelen of het raadzaam is - zoals in dit geval - de procedure in hoger beroep in het hoofdgeding voort te zetten. Verder geldt als uitgangspunt dat de aangezochte rechter in beginsel het voorlopige deskundigenonderzoek moet gelasten.
Het middel stelt de vraag aan de orde of de door het hof vooropgestelde, in de jurisprudentie van de Hoge Raad aanvaarde, afwijzingsgronden in dit geval toepassing konden vinden zoals door het hof is overwogen.
3.5 Het hof heeft zijn afwijzing van het verzoek vooral gebaseerd op het, in cassatie onbestreden, feit dat een derde psychiatrisch onderzoek voor [verweerder] een aantasting van zijn persoonlijke integriteit zou betekenen en belastend voor hem zou zijn, terwijl het ondergaan van meer onderzoek dan noodzakelijk was volgens het hof niet van [verweerder] kon worden gevergd. Daarbij heeft het hof onder ogen gezien dat een deskundigenbericht later in het hoofdgeding in hoger beroep mogelijk zou zijn, zonder een aanmerkelijk risico dat bewijs verloren zou gaan, en dat dit onderzoek dan meer zou kunnen opleveren omdat eerst moet zijn opgehelderd wat de geschilpunten tussen partijen inhouden en welke (nadere) vragen in verband hiermee aan de deskundige(n) moeten worden gesteld. Op grond hiervan moet worden aangenomen dat het hof ervan is uitgegaan dat in het hoofdgeding de stellingen en verweren van partijen, in het bijzonder die van Aegon, de vraag kunnen doen rijzen of voor nadere bewijslevering nog een deskundigenbericht nodig is, waarbij - (mede) in verband met de eisen van een behoorlijke rechtspleging - in aanmerking zal moeten worden genomen dat en waarom aan Aegon de mogelijkheid van een voorlopig deskundigenonderzoek procedure is onthouden. Aldus verstaan getuigt het oordeel van het hof dat van [verweerder] vooralsnog geen medewerking aan een voor hem belastend deskundigenonderzoek kon worden gevergd niet van een onjuiste rechtsopvatting. Dit oordeel is ook niet onbegrijpelijk en kan, verweven als het is met waarderingen van feitelijke aard, in cassatie verder niet op juistheid worden onderzocht. LJN AZ5448 Met dank aan JWB.nl. conclusie Huydecoper