Overslaan en naar de inhoud gaan

RBDHA 131223 bij expertise t.z.v. medische fout t.o.v. overledene komt blokkeringsrecht niet toe aan nabestaande

RBDHA 131223 deskundigenbericht huisarts t.z.v. delay diagnose melanoom door huisartsen PI, waarna overlijden
- bij expertise t.z.v. medische fout t.o.v. overledene komt blokkeringsrecht niet toe aan nabestaande

2Het verzoek en het verweer

2.1.

[verzoekster] was de partner van de heer [A] . [verzoekster] is op grond van een akte van stille cessie (productie 1 bij verzoekschrift) gerechtigd om deze procedure bij de rechtbank aanhangig te maken.

2.2.

[A] was van 22 juni 2020 tot 26 november 2021 gedetineerd, onder andere in de Penitentiaire Inrichting (PI) te [plaats 1] en de PI te [plaats 2] .

2.3.

In juli 2020 heeft [A] een van de betrokken huisartsen bezocht in de PI, in verband met een zwelling in zijn rechteroksel. In de periode daarna heeft hij verschillende van de betrokken huisartsen gezien, onder andere in verband met pijn aan zijn kuit en de zwelling in zijn oksel. In november 2021 is hij opgenomen in een ziekenhuis en bleek sprake van een gemetastaseerd melanoom. [A] is op [2022] overleden.

2.4.

[verzoekster] verwijt de (huis)artsen van de PI’s dat op onjuiste gronden een afwachtend beleid is gevoerd ten aanzien van de zwelling in de oksel en de daarna gepresenteerde klachten. Daardoor is sprake van een vertraging in de verdere diagnostiek en verwijzing, waardoor [A] een kans op een gunstig beloop van zijn ziekte (bij tijdige en adequate behandeling daarvan) is onthouden.

2.5.

[verzoekster] wil met deze procedure een inschatting krijgen van haar positie en proceskansen in een eventuele procedure om schadevergoeding te vorderen. Zij verzoekt daarom 1) een deskundigenbericht te bevelen. Ook verzoekt zij (na vermindering van haar verzoek ter zitting) dat de rechtbank 2) de Staat zal bevelen om een volledig overzicht van alle bij de geneeskundige behandelingsovereenkomst met [A] betrokken artsen toe te zenden aan [verzoekster] . Ter zitting heeft [verzoekster] expliciet benoemd dat zij door de deskundige gehoord wil worden omdat zij regelmatig met haar partner heeft gesproken over zijn klachten en hoe hij werd bejegend door huisartsen van de PI. Zij wil haar informatie als heteroanamnese ter kennis brengen van de deskundige. Zij was niet aanwezig bij de consulten.

2.6.

Verweerders verzetten zich niet tegen de toewijzing van het eerste verzoek, al voeren [verweerder sub 2] en [verweerster sub 4] aan dat zij niet betrokken waren bij de behandeling van de gestelde metastase van het melanoom, zodat zij verzoeken het verzoek ten aanzien van hen niet-ontvankelijk te verklaren. Partijen verschillen bovendien van mening over de persoon van de deskundige en de vraagstelling. Over het tweede verzoek voert de Staat aan dat zij gelegenheid heeft gegeven dat op te vragen, maar dat zij daar nooit een reactie op heeft gekregen. Ook maakt het merendeel van verweerders bezwaar tegen het horen van [verzoekster] in het kader van heteroanamnese, omdat zij niet aanwezig was bij de consulten.

3De beoordeling

Het voorlopig deskundigenbericht

3.1.

Bij de beoordeling van het geschil stelt de rechtbank het volgende voorop. De doelstelling van een voorlopig deskundigenbericht is (onder meer) om een partij de mogelijkheid te verschaffen om aan de hand van een voorlopig deskundigenbericht zekerheid te verkrijgen over de voor de beslissing van een geschil relevante feiten en omstandigheden en aldus beter te kunnen beoordelen of het raadzaam is een procedure te beginnen of voort te zetten. Een verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht moet in principe worden toegewezen. Dat is slechts anders als het verzoek in strijd is met de goede procesorde, de bevoegdheid misbruikt wordt of het verzoek afstuit op een ander door de rechtbank zwaarwichtig geoordeeld bezwaar.

3.2.

Omdat verweerders inhoudelijk geen bezwaar hebben tegen het houden van een voorlopig deskundigenbericht en niet gebleken is dat toewijzing van dit verzoek voor het overige strijdig is met de goede procesorde, staat niets aan toewijzing in de weg.

3.3.

Verweerders hebben wel aangevoerd dat het verzoek ten aanzien van [verweerder sub 2] en [verweerster sub 4] niet-ontvankelijk verklaard moet worden omdat zij niet betrokken waren bij de behandeling van de gestelde metastase van het melanoom. Vast staat echter dat zij wel betrokken waren bij de behandeling van [A] in de periode tussen juli 2020 en november 2021. De rechtbank kan op dit moment niet beoordelen of er enig verwijt richting [verweerder sub 2] en [verweerster sub 4] te maken is. Ook ten aanzien van deze artsen is het verzoek daarom toewijsbaar.

3.4.

Zoals hiervoor is overwogen, zal de rechtbank een beslissing moeten nemen over de personen van de te benoemen deskundigen, de aan deze deskundigen voor te leggen vraagstellingen en de (medische) informatie die aan de deskundigen ter beschikking wordt gesteld.

De persoon van de deskundige

3.5.

[verzoekster] verzoekt om prof. dr. [B] , huisarts, te benoemen als deskundige. Verweerders hebben bezwaar tegen deze deskundige, mede omdat hij niet meer praktiserend en niet (meer) BIG-geregistreerd is. Zowel [verzoekster] als verweerders hebben daarop enkele andere mogelijke deskundigen voorgesteld.

3.6.

[verweerder sub 3] heeft in zijn verweerschrift voorgesteld prof. dr. H.J. Schers te benoemen. Tegen deze deskundige zijn door [verzoekster] en de overige verweerders geen zwaarwegende bezwaren aangevoerd. De rechtbank heeft prof. dr. Schers daarom benaderd en hij heeft zich bereid verklaard als deskundige op te treden.

De vragen

3.7.

Zowel [verzoekster] als verweerders hebben vragen geformuleerd die zij aan de deskundige willen voorleggen en zij hebben bezwaren geuit tegen (een deel van) de door de ander geformuleerde vragen. De rechtbank is op basis van de voorstellen van partijen gekomen tot de vraagstelling zoals hierna in 3.8 weergegeven.

3.8.

De rechtbank verzoekt prof. dr. Schers gemotiveerd antwoord te geven op de volgende vragen:

1. Beschikt u over voldoende feitelijke en medische informatie om een oordeel te kunnen vormen over de hierna te stellen vragen? Indien u naar aanleiding van het medisch dossier vragen heeft, dan wordt u verzocht deze vragen aan beide partijen voor te leggen.

2. Bent u van oordeel dat de in het verzoekschrift genoemde huisartsen bij de consulten in de periode van juni 2020 tot en met november 2021 hebben gehandeld op een wijze zoals mag worden verwacht van een redelijk handelend en redelijk bekwaam huisarts onder soortgelijke omstandigheden? Verzocht wordt uw antwoord per huisarts uit te splitsen.

Als maatstaf heeft daarbij te gelden de destijds geldende professionele standaard.

U wordt verzocht uw antwoord te motiveren, waar mogelijk onder verwijzing naar protocollen, richtlijnen, publicaties, gebruiken en dergelijke.

3. Indien u van oordeel bent dat tijdens een of meer consulten in de periode van juni 2020 tot en met november 2021 niet is gehandeld op een wijze zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam huisarts onder soortgelijke omstandigheden mag worden verwacht: kunt u aangeven wat het verloop van het consult van de betreffende huisarts gelet op de professionele standaard had moeten zijn? Verzoek is daarbij tevens aan te geven in hoeverre dat ertoe zou hebben geleid dat de metastase eerder zou zijn vastgesteld.

4. Zijn er nog andere relevante, binnen uw vakgebied en de aan u verstrekte opdracht liggende punten die u naar voren wilt brengen?

De mee te sturen informatie en de werkwijze

3.9.

Partijen hebben een aantal aanvullende verzoeken gedaan. Allereerst heeft [verzoekster] ter zitting te kennen gegeven dat zij door de deskundige gehoord wil worden in het kader van de heteroanamnese. Hieromtrent wordt als volgt overwogen.

De omstandigheid dat [A] op [2022] is overleden brengt met zich dat hij door de deskundige, indien nodig, niet meer kan worden gehoord. Om die reden heeft [verzoekster] aangeboden de deskundige (hetero-anamnestisch) van informatie te voorzien.

De rechtbank is van oordeel dat het aan het inzicht van de deskundige wordt overgelaten of hij daarvoor wel of geen aanleiding ziet. In dit verband wordt wel opgemerkt dat [verzoekster] niet aanwezig is geweest bij de betreffende consulten.

3.10.

Ten tweede verzoekt [verzoekster] de rechtbank om de Staat te gelasten om binnen twee weken na deze beschikking een volledig overzicht van alle bij de geneeskundige behandelingsovereenkomst met [A] betrokken artsen – hoe ook genoemd of genaamd – toe te zenden aan haar advocaat, en gelijktijdig aan (de advocaten van) verweerders. Voor zover de Staat daaraan nog niet heeft voldaan, zal dit verzoek worden toegewezen.

3.11.

[verweerder sub 1] , [verweerder sub 2] en [verweerster sub 4] verzoeken te bepalen dat de deskundige pas aan zijn onderzoek zal beginnen nadat [verzoekster] het volledige medisch dossier van [A] aan de deskundige ter beschikking heeft gesteld. Het gaat volgens hen om het integrale medisch dossier van [ziekenhuis] , het verslag van het consult waarin de primaire locatie van het melanoom is gesteld, het verslag van het pathologisch onderzoek van het melanoom, het huisartsenjournaal met de medische voorgeschiedenis en alle radiologische diagnostiek. De rechtbank overweegt dat ook hier geldt dat het de deskundige is die bepaalt welke (medische) informatie voor hem relevant is. Zo nodig, dient op verzoek van de deskundige de verzochte aanvullende (medische) informatie aan hem te worden verschaft; een en ander onder verstrekking van een afschrift aan de wederpartij.

3.12.

Beide partijen dienen de deskundige te voorzien van de processtukken. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen de deskundige inzage zullen geven in alle bescheiden die hij voor de uitvoering van zijn opdracht van belang acht. Indien een partij schriftelijke opmerkingen aan de deskundige doet toekomen, verstrekt zij daarvan terstond een afschrift aan de wederpartij.

3.13.

De rechtbank overweegt ambtshalve dat aangezien het onderzoek door de deskundige een medisch onderzoek betreft waarvoor geen contractuele relatie bestaat aan de onderzochte persoon in principe het inzage- en blokkeringsrecht toekomt als bedoeld in artikel 7:464 lid 2 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW). In dit geval heeft het onderzoek betrekking op [A] , die op [2022] is overleden. Het inzage- en blokkeringsrecht dient ter bescherming van het recht op privacy van de persoon op wie het onderzoek betrekking heeft. Dit is een persoonlijk recht dat door het overlijden van [A] niet overgaat op zijn erfgenamen. Ook met de akte van cessie kan dit recht niet worden overgedragen. [verzoekster] en de nabestaanden kunnen dus niet in plaats van [A] een beroep doen op het inzage- en blokkeringsrecht. Wel geldt dat de betrokken artsen de medische informatie die zij onder zich hebben mogen verstrekken aan de deskundige. Uit de akte van stille cessie kan worden afgeleid dat [A] bedoeld heeft hiervoor toestemming te verlenen. Immers, [A] heeft in de betreffende akte [verzoekster] expliciet gemachtigd om rechtsmaatregelen te nemen. Zij heeft dus een rechtmatig belang bij deze verstrekking (doorbreking van het medisch beroepsgeheim) in het kader van deze procedure en een mogelijke bodemprocedure waarin zij schadevergoeding kan vorderen.

De kosten

3.14.

De kosten van het deskundigenonderzoek zullen voorshands door [verzoekster] moeten worden gedragen, nu niet is gebleken dat er omstandigheden zijn die maken dat van de hoofdregel van artikel 195 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering moet worden afgeweken. ECLI:NL:RBMNE:2023:7726