Overslaan en naar de inhoud gaan

RBGEL 140622 deskundigenonderzoek na eerder geblokkeerd expertiserapport toegestaan, - consequentie blokkering ter beoordeling in hoofdzaak;

RBGEL 140622 deskundigenonderzoek na eerder geblokkeerd expertiserapport toegestaan,
- consequentie blokkering ter beoordeling in hoofdzaak;
- voorschot deskundige voor rekening verzoeker

2
De beoordeling
2.1.

[verzoeker] is op 2 juli 2015 als motorrijder betrokken geraakt bij een verkeersongeval (hierna: het ongeval). Hij moest met een snelheid van 60 tot 70 kilometer per uur uitwijken voor een fietser, waarna hij ten val is gekomen en daarbij in aanraking is gekomen met een paaltje aan de zijkant van de weg. [verweerster] heeft aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend.

2.2.
[verzoeker] stelt als gevolg van het ongeval blijvende knieklachten te hebben opgelopen. Partijen zijn een schadeafwikkelingstraject gestart. In het kader daarvan is [verzoeker] medio 2017 op gezamenlijk verzoek van partijen onderzocht door orthopedisch chirurg dr. [naam chirurg] , verbonden aan de KneeClinic te Haarlem en Amsterdam.

2.3.
Bij brief van 29 januari 2018 heeft de toenmalige belangenbehartiger van [verzoeker] [verweerster] , voor zover relevant, als volgt bericht:

‘De heer [verzoeker] is in het bezit gekomen van een conceptrapport van de heer [naam chirurg] en heeft gezien de uitkomst hiervan niet meer richting de specialist gereageerd. Enerzijds als gevolg van het feit dat orthopedisch chirurg [naam chirurg] naar zijn mening onvoldoende aandacht heeft gehad voor het verhaal van betrokkene; anderzijds ook om persoonlijke redenen. (...)

De heer [verzoeker] heeft het rapport niet laten blokkeren, maar heeft feitelijk niet meer inhoudelijk richting orthopedisch chirurg [naam chirurg] gereageerd en deze lijkt thans ook geen verdere actie meer te ondernemen.’

2.4.
Op 8 maart 2018 heeft de letselschaderegelaar van [verweerster] bij [verzoeker] een huisbezoek afgelegd. In het daarvan opgemaakte rapport is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:

‘Betrokkene is inmiddels bij de medisch expert dr. [naam chirurg] geweest voor een expertise. Betrokkene kwam te laat aan in verband met filevorming en het onderzoek is verder niet op een correcte manier gegaan volgens betrokkene. Men dient te begrijpen dat betrokkene erg veel afweet van knie- en enkelletsels omdat betrokkene een gediplomeerd voetbaltrainer is en veel met dit soort klachten te maken heeft. Hij vond het onderzoek door dr. [naam chirurg] erg oppervlakkig en van weinig toegevoegde waarde. Dr. [naam chirurg] heeft gerapporteerd, maar in het rapport staan aspecten waar betrokkene het niet mee eens is, zodat betrokkene zich beroept op het blokkeringsrecht. Voor wat betreft het oorzakelijk verband zou dokter [naam chirurg] hebben genoteerd dat het tijdsinterval na het ongeval te lang is geweest om met zekerheid te kunnen zeggen dat de rechterknieklachten ongevalsgevolg zijn.’

2.5.
Partijen hebben hierna nog verder overleg gevoerd over afwikkeling van de schade, maar zijn niet tot overeenstemming gekomen.

2.6.
Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank een voorlopig deskundigenbericht zal bevelen door een orthopeed ter vaststelling van de klachten van [verzoeker] .

2.7.
[verweerster] verzet zich tegen inwilliging van het verzoek en voert daartoe het volgende aan. In deze zaak heeft een deskundigenonderzoek op gezamenlijk verzoek van partijen plaatsgevonden. [verzoeker] heeft vervolgens gebruik gemaakt van zijn blokkeringsrecht. Nu hij opnieuw een verzoek om een voorlopig deskundigenbericht heeft gedaan, dient hij zijn beroep op het blokkeringsrecht deugdelijk en met mededeling van de bezwaren te motiveren. Nu [verzoeker] dit heeft nagelaten is zijn verzoek niet toewijsbaar nu het niet ter zake dienend en onvoldoende concreet is. Er is immers reeds een rapport aanwezig. Bovendien is sprake van strijd met de goede procesorde en misbruik van bevoegdheid indien [verzoeker] een hem onwelgevallig rapport gemakkelijk kan inwisselen voor een ander rapport, aldus [verweerster] .

2.8.
Een voorlopig deskundigenonderzoek als bedoeld in artikel 202 lid 2 Rv biedt een partij de mogelijkheid om aan de hand van het uit te brengen deskundigenbericht zekerheid te verkrijgen over de voor de beslissing van het geschil relevante feiten en omstandigheden en daardoor beter te kunnen beoordelen of het raadzaam is de procedure te beginnen of voort te zetten. Aan de rechter die moet oordelen over het verzoek om een dergelijk onderzoek te gelasten, komt geen discretionaire bevoegdheid toe. Hij moet het onderzoek in beginsel bevelen, indien het verzoek voor genoemde afwegingen relevant kan zijn en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Dit is echter anders als de rechter op grond van in zijn beslissing te vermelden feiten en omstandigheden van oordeel is dat het verzoek in strijd is met een goede procesorde, dat misbruik wordt gemaakt van de bevoegdheid om zo’n verzoek te doen - bijvoorbeeld als dit door onevenredigheid van de over en weer betrokken belangen in redelijkheid niet kan worden toegelaten - of dat het verzoek moet afstuiten op een ander door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar1.

2.9.
In deze zaak is in geschil of, in het licht van bovenstaand kader, het verzoek van [verzoeker] toewijsbaar is, ondanks dat [verzoeker] bij een eerder, op gezamenlijk verzoek van partijen uitgevoerd, deskundigenonderzoek gebruik heeft gemaakt van zijn blokkeringsrecht, althans de verspreiding van het opgestelde conceptrapport feitelijk heeft geblokkeerd. Uitgangspunt bij een deskundigenonderzoek is dat partijen op grond van art. 198 lid 3 Rv dienen mee te werken aan het onderzoek. Van niet meewerken is bijvoorbeeld sprake indien een partij met een beroep op het blokkeringsrecht van art. 7:464 lid 2 sub b BW heeft verhinderd dat van het deskundigenbericht mededeling wordt gedaan aan de wederpartij en de rechter. Wordt aan de verplichting tot meewerken aan het onderzoek niet voldaan, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij in de omstandigheden van het geval geraden acht2. Dit betekent dat wanneer een partij zich beroepen heeft op het blokkeringsrecht, een verzoek van die partij tot het gelasten van een nieuw deskundigenbericht niet zonder meer toewijsbaar is3. Anders dan [verzoeker] met verwijzing naar een uitspraak van het gerechtshof Amsterdam aanvoert4 betekent dit niet dat het blokkeringsrecht zou worden uitgehold. De parlementaire geschiedenis biedt geen aanknopingspunt voor de gedachte dat een beroep op het inzage- en blokkeringsrecht geen consequenties zou mogen hebben5. Het blokkeringsrecht biedt immers slechts de mogelijkheid te voorkomen dat informatie die men voor zich wil houden aan de (mede)opdrachtgever tot de keuring wordt doorgegeven6. Het strekt er niet toe om dan (steeds) een hernieuwde keuring te kunnen verlangen, totdat een rapport tot stand is gekomen dat de blokkeringsgerechtigde welgevallig is, althans dat hij met de opdrachtgever zou willen delen. Dit zou naar het oordeel van de rechtbank in strijd komen met de goede procesorde. Anders dan [verzoeker] stelt is dit niet per definitie anders indien de blokkeringsgerechtigde de reden van zijn beroep op het blokkeringsrecht inhoudelijk motiveert, nog daargelaten dat die motivering moeilijk toetsbaar is nu het geblokkeerde rapport voor de wederpartij en de rechter niet inzichtelijk is.

2.10.
De voornoemde uitgangspunten zien op een door de rechter gelast (voorlopig) deskundigenbericht. Hiervan was bij het onderzoek door dr. [naam chirurg] geen sprake, nu dit in gezamenlijk overleg door partijen is geïnitieerd. Hoewel een dergelijk deskundigenrapport voor een belangrijk deel op één lijn is te stellen met een door de rechter gelast deskundigenbericht, temeer nu partijen anders niet snel geneigd zullen zijn een dergelijk onderzoek te entamineren7, bestaan er ook verschillen. Er kan bijvoorbeeld een verschil zitten in de mate waarin partijen zich bewust zijn van en gewezen zijn op de gevolgen van het niet of onvoldoende meewerken aan het onderzoek en hier meer specifiek van een beroep op het blokkeringsrecht. Dat voor [verzoeker] duidelijk was wat de gevolgen zouden kunnen zijn, is niet gebleken. Het enkele feit dat hij zich liet bijstaan door een medisch adviseur, zoals [verweerster] aanvoert, maakt dit niet anders.

2.11.
De rechtbank zal in genoemde omstandigheden aan het door [verzoeker] blokkeren van de (concept)uitkomst van het in gezamenlijke opdracht uitgevoerde deskundigenonderzoek hier niet het gevolg verbinden dat geen ruimte is voor een nieuw onderzoek, omdat dit strijd met de goede procesorde of een ander zwaarwegend bezwaar zou opleveren. Daarbij weegt de rechtbank mee dat partijen nog steeds geen duidelijkheid hebben over de vraag die hen verdeeld houdt, te weten of en in hoeverre sprake is van (blijvend) knieletsel dat in causaal verband staat met het ongeval. Geen van partijen heeft bepleit dat het beroep op het blokkeringsrecht door [verzoeker] zou worden herroepen, waarna het onderzoek door [naam chirurg] alsnog zou kunnen worden afgerond, met verwerking van commentaar door beide partijen. Een nieuw deskundigenonderzoek lijkt dan aangewezen. Voor zover [verweerster] betoogt dat aan het uitoefenen van het blokkeringsrecht het gevolg moet worden verbonden dat er bij voorbaat van moet worden uitgegaan dat het blijvend knieletsel of causaal verband ontbreekt, acht de rechtbank dat disproportioneel. Het verzoek van [verzoeker] zal dus, nu verder door [verweerster] niet is betwist dat het ter zake dienend is om vast te stellen welke (knie)klachten [verzoeker] als gevolg van het ongeval ervaart, en daartoe advies van een orthopedisch chirurg in te winnen, worden toegewezen. Welke consequenties er eventueel nog moeten worden verbonden aan het eerdere inroepen van het blokkeringsrecht kan na afronding van het nieuwe deskundigenonderzoek nader aan de orde te komen in een door partijen aan te spannen hoofdzaak.

2.12.
[verzoeker] heeft verzocht als orthopedisch chirurg te benoemen dr. [naam chirurg] , verbonden aan het Orthopedisch Expertise Centrum te Amsterdam. [verweerster] heeft geen bezwaar gemaakt tegen benoeming van deze deskundige. Dr. [naam chirurg] heeft desgevraagd verklaard vrij te staan ten aanzien van partijen en bereid te zijn als deskundige op te treden in deze zaak. De rechtbank zal dan ook overgaan tot benoeming van [naam chirurg] als deskundige.

2.13.
[verweerster] heeft evenmin bezwaar gemaakt tegen voorlegging van de IWMD-vraagstelling met toelichtingen van de RMSR. De vraagstelling zal worden voorgelegd zoals hierna in het dictum weergegeven.

2.14.
De rechtbank ziet aanleiding om te bepalen dat het voorschot door [verzoeker] moet worden betaald. Het feit dat opnieuw een deskundige dient te worden ingeschakeld is te wijten aan het inroepen van het blokkeringsrecht door [verzoeker] , zodat voorshands niet duidelijk is dat de deskundigenkosten aan te merken zijn als redelijke kosten ter vaststelling van de schade. Dat [verweerster] aansprakelijkheid voor het ongeval heeft erkend vormt hier dan ook onvoldoende aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt van de wet, dat het voorschot op de kosten van de deskundige in beginsel door de verzoekende partij moet worden gedeponeerd.

De kosten van het orthopedisch onderzoek worden voorshands volgens de – verder niet gespecificeerde - opgave van deskundige [naam chirurg] begroot op € 4.200,00 exclusief btw, zijnde € 5.082,00 inclusief btw. De rechtbank geeft partijen de gelegenheid om binnen twee weken na dagtekening van deze beschikking schriftelijk bezwaar te maken tegen deze begroting van de kosten, zoals hierna vermeld.

2.15.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.

2.16.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.

3
De beslissing
De rechtbank

3.1.
wijst het verzoek tot benoeming van een orthopedisch chirurg als deskundige toe,

3.2.
beveelt een onderzoek ter beantwoording van de volgende vragen: (cf iwmd vraagstelling) ECLI:NL:RBGEL:2022:2962