Overslaan en naar de inhoud gaan

HR 170217 Annotatie op cassatieblog.nl door Irina Timp: Verlies aan arbeidsvermogen bij letselschade: bewijs hypothetische situatie zonder ongeval

HR 170217 Annotatie op cassatieblog.nl door Irina Timp: Verlies aan arbeidsvermogen bij letselschade: bewijs hypothetische situatie zonder ongeval

Conform vaste rechtspraak moet de omvang van schade door verminderd arbeidsvermogen na een ongeval worden vastgesteld door een vergelijking te maken tussen het inkomen van de benadeelde in de feitelijke situatie na het ongeval en het inkomen dat de benadeelde in de hypothetische situatie zonder ongeval zou hebben verworven. Aan de benadeelde, op wie de stelplicht en bewijslast rusten, mogen in dit verband geen strenge eisen worden gesteld. Bij de beoordeling van de hypothetische situatie moeten de goede en kwade kansen worden afgewogen, waarbij de feitenrechter een aanzienlijke mate van vrijheid heeft.
Achtergrond van deze zaak
Eiser in deze zaak is op 2 september 1989 betrokken geweest bij een auto-ongeluk en kampt daardoor met whiplash-gerelateerde klachten. De Goudse heeft als WAM-verzekeraar van de bestuurder de aansprakelijkheid erkend. Voorafgaand aan het ongeval had eiser een HBO-diploma Milling Technologist behaald bij de Swiss Milling School (SMS) in Zwitserland. In 1991 heeft hij het bedrijf van zijn vader, de watermolen De Poolmolen, overgenomen en sindsdien heeft hij deze molen als vierde generatie in zijn familie geëxploiteerd. Nu partijen er niet in zijn geslaagd de zaak in onderling overleg te regelen, start eiser een procedure.

In eerste aanleg vordert hij onder meer schadevergoeding wegens verlies aan arbeidsvermogen na juni 2002 van bijna € 210.000,-. Hieraan legt hij ten grondslag dat hij door het ongeval niet de mogelijkheid heeft gehad om de productie van zijn bedrijf verder uit te breiden. De rechtbank wijst de vorderingen echter af, nu uit twee bedrijfseconomische rapporten bleek dat het molenbedrijf niet rendabel was en dat in de toekomst evenmin zou worden. Daarmee was volgens de rechtbank geen sprake van verlies aan arbeidsvermogen door het ongeval.

In hoger beroep vermeerdert eiser zijn eis en vordert een bedrag van bijna € 845.000,- aan verlies aan arbeidsvermogen en bijna € 205.000,- aan pensioenschade. Ditmaal legt eiser aan zijn vordering ten grondslag dat hij in de situatie zonder ongeval De Poolmolen gedurende drie jaar zou hebben geëxploiteerd en dat hij nadien een baan elders zou hebben gezocht en gevonden, omdat De Poolmolen niet rendabel zou zijn gebleken. Volgens eiser zou hij een vergelijkbare baan als zijn oud-studiegenoten hebben gehad. Ter onderbouwing legt eiser verklaringen van de directeur van de SMS en twee oud-studiegenoten en een aantal LinkedIn-profielen over. Het hof wijst de gewijzigde vordering verlies aan arbeidsvermogen echter af en hecht daarbij onder meer waarde aan de vermeldingen uit het rapport van een neuropsycholoog. In dit rapport stond onder meer dat een persoonlijkheidsstoornis bij eiser niet geheel is uit te sluiten.

Cassatie
In cassatie klaagt eiser voor zover van belang dat het hof te strenge eisen heeft gesteld aan de motivering van de schatting van het verlies aan arbeidsvermogen.

De Hoge Raad herhaalt eerst eerdere rechtspraak over de eisen die aan het bewijs van de omvang van schade door verminderd arbeidsvermogen mogen worden gesteld (rov. 3.3.2):

“Het bestaan en de omvang van schade door verminderd arbeidsvermogen na een ongeval dient te worden vastgesteld door een vergelijking te maken tussen het inkomen van de benadeelde in de feitelijke situatie na het ongeval en het inkomen dat de benadeelde in de hypothetische situatie zonder ongeval zou hebben verworven. De stelplicht en bewijslast van het bestaan en de omvang van de schade liggen in beginsel op de benadeelde. Aan de benadeelde mogen in dit verband echter geen strenge eisen worden gesteld; het is immers de aansprakelijke veroorzaker van het ongeval die aan de benadeelde de mogelijkheid heeft ontnomen om zekerheid te verschaffen omtrent hetgeen in die hypothetische situatie zou zijn geschied. Bij de beoordeling van de hypothetische situatie komt het dan ook aan op hetgeen hieromtrent redelijkerwijs te verwachten valt (HR 15 mei 1998, ECLI:NLHR:1998:ZC2654, NJ 1998/624; HR 14 januari 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA4277, NJ 2000/437). In dat verband dienen de goede en kwade kansen te worden afgewogen, bij welke afweging de rechter een aanzienlijke mate van vrijheid heeft. Hoewel het resultaat van die afweging in cassatie beperkt toetsbaar is, dient het oordeel van de rechter wel consistent en begrijpelijk te zijn.”

Vervolgens acht de Hoge Raad het middel gegrond. Volgens de Hoge Raad kunnen de vermeldingen in het rapport van de neuropsycholoog zonder nadere motivering niet het oordeel dragen dat aan gerede twijfel onderhevig is of eiser een vergelijkbare carrière had kunnen realiseren als zijn studiegenoten. Het rapport vermeldt immers niet in hoeverre de persoonlijkheidsstructuur van eiser in de hypothetische situatie zonder ongeval van invloed zou zijn op de mogelijkheid om een dergelijke carrière te realiseren (rov. 3.3.3).

Ook uit het feit dat eiser heeft benadrukt hoe belangrijk het overnemen van de molen voor hem was, volgt volgens de Hoge Raad niet dat aan gerede twijfel onderhevig is of eiser een vergelijkbare carrière zou hebben gerealiseerd als zijn studiegenoten. Eiser heeft daarbij, anders dan het hof suggereert, een concreet aanknopingspunt gegeven voor zijn (eerst in hoger beroep ingenomen) standpunt dat hij een carrière buiten De Poolmolen zou hebben verkozen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat in de hypothetische situatie zonder ongeval zou zijn gebleken dat de molen niet rendabel gemaakt kon worden en het onwaarschijnlijk is dat hij onder die omstandigheden de molen zou zijn blijven exploiteren terwijl hij het diploma van de SMS had behaald. In dit verband overweegt de Hoge Raad nog dat het eiser vrijstond de grondslag van zijn vordering in hoger beroep te wijzigen en dat hij hierover geen verklaring hoefde af te leggen (rov. 3.3.4).

De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en verwijst het geding naar een ander hof ter verdere behandeling en beslissing. Na verwijzing zal op basis van een afweging van de goede en kwade kansen opnieuw moeten worden onderzocht of eiser in de situatie zonder ongeval – en nadat hem gebleken was dat De Poolmolen niet rendabel gemaakt kon worden – bereid en in staat zou zijn geweest een andere carrière te realiseren.

Bron:
http://cassatieblog.nl/