Rb Utrecht 121108 communicatiemedewerkster uitgangspunten voor situatie met en zonder ongeval
- Meer over dit onderwerp:
Rb Utrecht 121108 communicatiemedewerkster vaststellen uitgangspunten voor situatie met en zonder ongeval
2.2. Partijen twisten over de hoogte van de schadevergoeding.
De kern van het geschil daarbij vormt de vraag in hoeverre [eiseres]
als gevolg van het ongeval ongeschikt is tot het verrichten van
werkzaamheden. In dat kader houdt partijen verdeeld de vraag hoe de
beperkingen van [eiseres] vertaald moeten worden naar haar huidige
arbeidsmogelijkheden en haar capaciteiten om werkzaamheden van
huishoudelijke aard te verrichten. Bij tussenvonnis van 15 november
2006 heeft de rechtbank in dat kader een tweetal onderzoeken door
deskundigen bevolen. Allereerst is de heer mr. drs. G.J. Kruithof als
verzekeringsgeneeskundige verzocht een belastbaarheids- en
beperkingenprofiel op te stellen, aan de hand waarvan mevrouw R.E.E.M.
Artoos, arbeidsdeskundige, een rapportage kan opstellen.
2.3. De verzekeringsgeneeskundige heeft op 13 april 2007 gerapporteerd en als volgt geconcludeerd:
“Ik concludeer dat het klachtenpatroon ten tijde van mijn onderzoek op
16 januari 2007, behoudens toegenomen vermoeidheidsklachten, niet
substantieel afwijkt van het klachtenpatroon zoals geformuleerd in het
expertiserapport d.d. 1 september 1997. De bevindingen bij onderzoek op
16 januari 2007 wijken niet substantieel af van de bevindingen, gedaan
door de expertiserend neuroloog en genoemd in het expertiserapport d.d.
1 september 1997.
Op basis van zowel de expertiserend neuroloog als de bevindingen van
ondergetekende, ben ik van mening dat patiënte is aangewezen op arbeid
waarbij beperkingen gelden ten aanzien van belasting en/of intensief
gebruik van de nek en schouders.
Er gelden dan ook beperkingen ten aanzien van dragen, duwen, tillen, trekken, bovenhands werken, reiken, etc.
Gezien de onderzoeksbevindingen (verminderde knijpkracht en een
verminderd gevoel aan linker arm/hand) is de linker niet dominante arm
wat meer beperkt dan de rechter arm.
Ook dienen activiteiten waarbij de cervicale wervelkolom hoog frequent
en langdurig achtereen statisch in een uiterste houding gehouden wordt,
vermeden te worden.
Ten gevolge van de aanwezige vermoeidheidsklachten gelden er
beperkingen ten aanzien van zware fysieke arbeid zoals traplopen,
langdurig lopen/staan, klimmen, dragen, etc.
Verder gelden er beperkingen ten aanzien van de psychische belasting.
Er is een beperking ten aanzien van werkdruk (niet extreem), tijdsdruk,
gebrek aan structuur en concentratie.
Op basis van zowel de bevindingen van de expertiserend neuroloog als
die van ondergetekende, ben ik van mening dat, sprekend over het
arbeidspatroon, excessieve werktijden vermeden dienen te worden.
Ik ben dan ook van mening dat, bij inachtneming van de bovengenoemde
beperkingen, patiënte maximaal 8 uur per dag/40 uur per week werkzaam
(arbeid, huishouden) kan zijn.
Zie voor een uitgebreide omschrijving van de beperkingen bijgevoegd belastbaarheidspatroon d.d. 22 januari 2007.”
2.4. De arbeidsdeskundige heeft op 27 september 2007 gerapporteerd en
daarbij de door de rechtbank in het vonnis van 15 november 2006 onder
punt 4.7. geformuleerde vragen als volgt beantwoord:
Vraag a. Betekenen de functiebeperkingen, zoals deze zijn beschreven
in het door de verzekeringsgeneeskundige opgestelde beperkingen- en
belastbaarheidsprofiel, dat [eiseres] arbeidsdeskundig gezien
beperkingen ondervindt bij het verrichten van loonvormende arbeid,
huishoudelijk werk en/of andere werkzaamheden?
Antwoord: Ja, de door de heer Kruithof [verzekeringsgeneeskundige;
rb.] aangegeven beperkingen betekenen dat er beperkingen zijn ten
aanzien van bepaalde loonvormende arbeid en huishoudelijke arbeid.
Vraag b. Is [eiseres] als gevolg van de eventuele beperkingen bij het
verrichten van loonvormende arbeid geheel of gedeeltelijk
arbeidsongeschikt te achten voor het eigen beroep […] en zo ja, voor
welk percentage?
Antwoord: Ja, betrokkene is gedeeltelijk arbeidsongeschikt voor het
eigen beroep in de profit sector en de overheidsinstellingen. De
arbeidsongeschiktheid bedraagt circa 30%. Ze kan maximaal 30 uren
productief werken in dergelijke functies. In de meeste functies in de
non profit kan ze fulltime (36 uren per week) werken met de gestelde
beperkingen.
Vraag c. Indien [eiseres] geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is
voor het eigen beroep, is [eiseres] wel geheel of gedeeltelijk
arbeidsgeschikt te achten voor ander passend werk, rekening houdende
met de beperkingen, het opleidings- en arbeidsverleden en de
belangstelling van [eiseres]? Zo ja:
- hoeveel uur per week zou [eiseres] met deze arbeid belast kunnen worden?
Antwoord: Zie hierboven
- welk bruto-inkomen kan [eiseres] met deze arbeid verdienen?
Antwoord: 70% van het inkomen van de ervaren communicatiemedewerker
(vanaf 5 jaren ervaring) in de profit sector en de overheid. De range
hiervoor is tussen € 2.100 en € 7.000 bruto per maand (basissalaris bij
fulltime). Daar horen ook een aantal emolumenten bij. Het basissalaris
van andere passende functies, die ze fulltime kan verrichten in de
regio ligt tussen de range van € 1.800 en € 2.858 bruto per maand.
In de non profit sector, mits aan de voorwaarden van de beperkingen is
voldaan, kan ze fulltime werken en een inkomen verdienen in een range
van € 2.159 en € 3.300 bruto per maand.
- welke opleidingen zou [eiseres] eventueel moeten volgen, hoe lang
duren deze opleidingen en welke kosten zijn daaraan verbonden?
Antwoord: Betrokkene moet geen opleidingen volgen om passend werk voor haarzelf te verwerven.
- hoe groot zijn de kansen van [eiseres] op de arbeidsmarkt voor dit
soort werk bij bedrijven/instellingen in de omgeving van [eiseres]?
Antwoord: De kansen zijn goed te noemen om concreet passend werk te verwerven.
Vraag d. Hoe groot is nu de behoefte aan huishoudelijke hulp per week
als gevolg van de eventuele beperkingen bij het verrichten van
huishoudelijk werk?
Antwoord: Rekening houdend met het feit dat betrokkene, zonder
ongeval, in een fulltime baan, een hulp van 2 uren per week zou hebben
gehad, is er als gevolg van het ongeval een toegenomen huishoudelijke
hulpbehoefte van 1,5 uren per week.
Vraag e. Valt in redelijkheid aan te nemen dat de eventuele behoefte
aan huishoudelijke hulp in de toekomst zal afnemen en zo ja, in welke
mate en vanaf welk moment?
Antwoord: Ik die daar geen redenen voor als de medische situatie hetzelfde blijft.
Vraag f. Hoe groot is de behoefte aan hulp bij het verrichten van
andere werkzaamheden (compensatie voor verlies aan
zelfdoe-capaciteiten) als gevolg van de eventuele beperkingen?
Antwoord: Ervan uitgaande dat betrokkene bij een fulltime baan zonder
ongeval, de nodige uren zou hebben gewerkt, en ze ook voor
huishoudelijk werk een hulp zou hebben gehad, lijkt het mij reëel dat
ze voor de grote klussen in en om het huis zoals schilderen en
behangen, hulp had ingehuurd en dat niet zelf had gedaan.
Vraag g. Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?
Antwoord: Neen.
2.5. Partijen hebben geen bezwaren geuit tegen (de totstandkoming van)
het deskundigenbericht. Bovendien zijn de conclusies van beide
deskundigen consistent en gemotiveerd. De rechtbank neemt de conclusies
waartoe de deskundigen zijn gekomen en de gronden waarop deze rusten
derhalve over en maakt deze tot de hare. De rechtbank zal hierna ingaan
op de door [eiseres] en Fortis ASR bij (antwoord)conclusie na
deskundigenbericht ingenomen standpunten.
2.6. Ten aanzien van de verzekeringsgeneeskundige rapportage is
[eiseres] van mening dat de deskundige haar klachten inclusief de
vermoeidheidsklachten ten onrechte niet, althans niet voldoende heeft
vertaald in beperkingen van haar duurbelasting, omdat de deskundige
haar in staat acht maximaal 8 uur per dag/40 uur per week werkzaam
(arbeid/huishouden) te zijn, zonder te verdisconteren dat zij in haar
privéleven bij een 24-urige werkweek exclusief reistijd al langdurig
moet recupereren. [eiseres] stelt zich op het standpunt naar de
opvatting van de verzekeringsgeneeskundige te vragen over de
duurbelasting van [eiseres]. Fortis ASR voert aan dat [eiseres] dit
standpunt ook heeft ingenomen naar aanleiding van het conceptrapport
van de verzekeringsgeneeskundige en dat daar voldoende op is
gereageerd.
2.7. De rechtbank overweegt als volgt. Bij zijn rapportage d.d. 13
april 2007 heeft de verzekeringsgeneeskundige bijgevoegd de reactie
d.d. 21 februari 2007 van [eiseres]. De rechtbank constateert - op
basis van die reactie van [eiseres] d.d. 21 februari 2007 - dat de
verzekeringsgeneeskundige naar aanleiding van de opmerkingen van
[eiseres] op punten de rapportage heeft aangepast. De rechtbank gaat er
dan ook vanuit dat de verzekeringsgeneeskundige bij het opstellen van
de definitieve rapportage ook acht heeft geslagen op de opmerkingen van
[eiseres] ten aanzien van de duurbelasting en deze bij zijn
oordeelsvorming heeft betrokken. In het navolgende zal de rechtbank
derhalve uitgaan van de juistheid van de bevindingen van de
verzekeringsgeneeskundige en dat oordeel overnemen.
2.8. Teneinde (de uitgangspunten voor de berekening van) de hoogte van
de door [eiseres] als gevolg van het ongeval geleden schade te kunnen
vaststellen, heeft de rechtbank naast een belastbaarheids- en
beperkingenprofiel opgesteld door een verzekeringsgeneeskundige, tevens
een onderzoek door een arbeidsdeskundige noodzakelijk geacht. Alvorens
in te gaan op de standpunten van partijen ten aanzien van deze
arbeidsdeskundige rapportage stelt de rechtbank het volgende voorop. De
vraag of een door een ongeval getroffene als gevolg van het ongeval
schade heeft geleden door verlies van toekomstige inkomsten uit arbeid
moet worden beantwoord door vergelijking van de feitelijke
inkomenssituatie na het ongeval met de hypothetische situatie bij
wegdenken van het ongeval. Bij zo’n vergelijking komt het aan op de
redelijke verwachting van de rechter omtrent toekomstige
ontwikkelingen. Daarbij geldt tevens dat aan een benadeelde die
blijvende letselschade heeft opgelopen, geen strenge eisen mogen worden
gesteld met betrekking tot het te leveren bewijs van schade wegens het
derven van arbeidsinkomsten die de benadeelde in de toekomst zou hebben
genoten in de hypothetische situatie dat het ongeval niet zou hebben
plaatsgehad; het is immers de aansprakelijke veroorzaker van het
ongeval die aan de benadeelde de mogelijkheid heeft ontnomen om
zekerheid te verschaffen omtrent hetgeen in die hypothetische situatie
zou zijn geschied. Dit uitgangspunt geldt bovendien niet alleen voor de
schadepost verlies aan verdien- of arbeidsvermogen, maar voor alle
schade die het gevolg is van het ongeval.
2.9. Daarmee komt de rechtbank toe aan de standpunten van partijen ten
aanzien van de inhoud c.q. uitkomst van de arbeidsdeskundige
rapportage. De rechtbank begrijpt het standpunt van Fortis ASR aldus
dat zij in principe wenst uit te gaan van de deskundigenberichten en
dat zij daarop haar (uiteindelijke) standpunt heeft gebaseerd.
* Verlies arbeidsvermogen
feitelijke inkomenssituatie na het ongeval
2.10. [eiseres] stelt zich op het standpunt dat zij op dit moment haar
resterende arbeidsvermogenscapaciteit maximaal heeft ingezet door 24
uur per week te werken, waarvoor zij 9 uur per week reist, derhalve bij
elkaar 33 uur per week. [eiseres] stelt daartoe dat zij dit
ternauwernood kan volhouden, en alleen maar omdat zij zich daarvoor de
nodige opofferingen in haar privé-leven getroost.
2.11. De rechtbank onderschrijft dit standpunt van [eiseres] niet.
Daarbij stelt de rechtbank voorop dat in het kader van de vaststelling
van de (on)mogelijkheden ten aanzien van arbeid niet de subjectieve
beleving van in dit geval [eiseres] bepalend is, maar een meer
objectieve benadering van doorslaggevende betekenis is. Deze
objectivering vindt plaats door in kaart te brengen de belastbaarheid
en beperkingen van [eiseres] zoals de verzekeringsgeneeskundige dat in
de onderhavige zaak heeft gedaan, op basis waarvan de arbeidsdeskundige
vervolgens de (on)mogelijkheden op het gebied van werk, huishouden en
zelfdoecapaciteit inzichtelijk maakt. De abstrahering die plaatsvindt
is derhalve het uitgangspunt en derhalve niet, zonder daaraan
vanzelfsprekend afbreuk te willen doen, de situatie hoe [eiseres] haar
beperkingen beleeft en ervaart. De rechtbank zoekt hiertoe aansluiting
bij de visie van de (beide) deskundige(n). Het uitgangspunt voor de
bepaling van de hoogte van de schade is dan ook datgene wat [eiseres]
volgens de deskundigen redelijkerwijs zou moeten kunnen. Dit betekent
kort gezegd dat [eiseres] gedeeltelijk arbeidsongeschikt is voor het
eigen beroep in de profit sector en bij de overheidsinstellingen. De
arbeidsongeschiktheid bedraagt circa 30%. In dergelijke functies kan
zij maximaal 30 uren productief werken. In de meeste functies in de non
profit kan ze fulltime (36 uur per week) werken met de gestelde
beperkingen.
2.12. Voor het antwoord op de vraag wat het voorgaande betekent voor
het daarmee corresponderende inkomen dat [eiseres] kan verwerven, neemt
de rechtbank als uitgangspunt het huidige salaris van [eiseres],
omgerekend naar een 30-urige werkweek en vervolgens afgezet tegen de
salarisranges zoals de arbeidsdeskundige die in haar rapportage heeft
weergegeven. De rechtbank neemt een 30-urige werkweek als uitgangspunt,
omdat [eiseres] volgens de arbeidsdeskundige haar huidige functie voor
30 uur kan uitoefenen. Het huidige salaris van [eiseres] bedraagt (sub
60. van de conclusie na deskundigenbericht van [eiseres] volgend) €
2.407,41 voor een 24-urige werkweek, hetgeen overeenkomt met een
salaris van € 3.009,26 bij een 30-urige werkweek. De salarisranges die
de arbeidsdeskundige bij de beantwoording van de door de rechtbank
voorgelegde vragen heeft aangegeven, luiden als volgt. Ten aanzien van
de profit sector en de overheid geldt dat [eiseres] 70% van het inkomen
van een ervaren communicatiemedewerker (vanaf 5 jaren ervaring) kan
verdienen. De range hiervoor is tussen € 2.100 en € 7.000 bruto per
maand (basissalaris bij fulltime). Daar horen ook een aantal
emolumenten bij. Ten aanzien van andere passende functies die [eiseres]
fulltime kan verrichten in de regio geldt volgens de arbeidsdeskundige
een range van € 1.800 en € 2.858 bruto per maand. In de non profit
sector, mits aan de voorwaarden van de beperkingen is voldaan, kan
[eiseres] fulltime werken en een inkomen verdienen in een range van €
2.159 en € 3.300 bruto per maand.
Indien het huidige, naar een 30-urige werkweek omgerekende salaris van
€ 3.009,26 wordt afgezet tegen de hiervoor weergegeven salarisranges
constateert de rechtbank dat dit de range van de categorie andere
passende functies overstijgt, terwijl dit richting het einde van de
range ten aanzien van de non profit sector gaat. Met betrekking tot de
range die de arbeidsdeskundige aangeeft voor de categorie profit sector
en overheid geldt dat het salaris van € 3.009,26 zich grofweg bevindt
op de helft van de aangegeven range. De rechtbank acht het redelijk om
bij de bepaling van de schadeomvang voor wat betreft de feitelijke
inkomenssituatie na het ongeval, ten aanzien van de toekomst, van dit
salaris van € 3.009,26 uit te gaan. Voor zover de feitelijke
inkomenssituatie betrekking heeft op het verleden, dient uitgegaan te
worden van hetgeen [eiseres] daadwerkelijk heeft verdiend. De rechtbank
heeft daarbij in aanmerking genomen dat uit het deskundigenbericht ten
aanzien van de optie “parttime werken in de profit sector of bij de
overheid” blijkt dat de deskundige het in dat geval nodig acht om de 28
uren die dan gewerkt kunnen worden zoveel mogelijk verspreid worden
over 5 dagen en idealiter dat zij dagelijks 8 uur aanwezig is, waarin
zij slechts 70% productief is. De rechtbank leidt hieruit af dat voor
deze optie geldt dat de nodige voorzichtigheid betracht dient te
worden. Bovendien acht de rechtbank het niet onwaarschijnlijk dat de
kans bestaat dat werkgevers niet bereid zijn onder een dergelijke
arbeidsvoorwaarde een arbeidsovereenkomst aan te gaan. Daartoe is
immers ook vereist dat [eiseres] openheid van zaken geeft, waarvan
gezegd kan worden dat het niet onaannemelijk is dat het gevolg zal zijn
dat [eiseres] überhaupt niet wordt aangenomen.
hypothetische situatie zonder ongeval
2.13. In het kader van de hypothetische situatie zonder ongeval is van
belang het standpunt van [eiseres] dat haar carrière c.q.
loopbaanontwikkeling zonder ongeval niet zou zijn gestopt bij haar
huidige functie of een daarmee vergelijkbare functie. [eiseres] stelt
rekeninghoudend daarmee niet dat zij zonder ongeval € 130.000,- per
jaar exclusief emolumenten zou hebben verdiend, maar zij acht een
salaris van € 84.500,- exclusief opties, winstregelingen, bonus, auto,
telefoon en pc van de zaak gezien haar opleiding, ambitie, werklust,
persoonlijkheid, communicatieve vaardigheden en eerdere aanbiedingen
plausibel en volgens [eiseres] voldoet dit aan norm van de redelijke
toekomstverwachting.
2.14. Fortis ASR is van mening dat het rekening houdend met goede en
kwade kansen te ver gaat om in dit kader telkens tot uitgangspunt te
nemen het maximale bedrag dat [eiseres] volgens de arbeidsdeskundige
zou kunnen hebben verdienen. Volgens haar bestaat er geen enkele
aanleiding te veronderstellen dat juist [eiseres] tot die maximale
hoogte zou zijn gestegen, ook niet in het licht van de op dit punt
relevante jurisprudentie van de Hoge Raad.
2.15. Bij de beoordeling van dit geschilpunt hanteert de rechtbank,
zoals zij hiervoor onder rechtsoverweging 2.8. reeds in zijn
algemeenheid heeft aangegeven, op basis van vaste jurisprudentie de
maatstaf dat het moet gaan om een redelijke verwachting omtrent de
toekomstige ontwikkelingen. Daarbij geldt tevens dat aan een benadeelde
die blijvende letselschade heeft opgelopen, geen strenge eisen mogen
worden gesteld met betrekking tot het te leveren bewijs van schade
wegens het derven van arbeidsinkomsten die de benadeelde in de toekomst
zou hebben genoten in de hypothetische situatie dat het ongeval niet
zou hebben plaatsgehad; het is immers de aansprakelijke veroorzaker van
het ongeval die aan de benadeelde de mogelijkheid heeft ontnomen om
zekerheid te verschaffen omtrent hetgeen in die hypothetische situatie
zou zijn geschied.
Uit het deskundigenbericht volgt dat [eiseres] volgens de
arbeidsdeskundige ambitieus is, graag zonder beperkingen zou werken in
haar vak, carrière zou willen maken en zich nog verder zou willen
scholen. De arbeidsdeskundige is van mening dat [eiseres] imponeert als
persoonlijkheid en voorts dat zij een representatieve vrouw is, die
sterk communiceert. De arbeidsdeskundige baseert dit niet alleen op het
gesprek dat zij had met [eiseres], maar ook op het feit dat het
[eiseres] lukt om aan het werk te blijven, ook in deeltijd. Op basis
van deze omstandigheden en het feit dat [eiseres] een HEAO-opleiding
heeft gevolgd, komt de rechtbank tot de conclusie dat een redelijke
kans bestaat dat [eiseres] carrière niet op het huidige niveau zou zijn
geëindigd, maar dat zij verder had kunnen groeien richting een
leidinggevende functie of die van specialist. De rechtbank baseert dit
mede op de laatste alinea van pagina 13 van het deskundigenbericht,
waar de gemiddelde carrière van een goed getalenteerde afgestudeerde
HEAO-er communicatie met veel ambitie staat beschreven. Voor het
salaris dat [eiseres] in dat geval had kunnen verdienen zoekt de
rechtbank aansluiting bij de tabel zoals de arbeidsdeskundige die heeft
opgenomen op pagina 20 van de rapportage. De rechtbank is van oordeel
dat, nu [eiseres] uitgaat van het gemiddelde van de range in de markt
met betrekking tot de functie van hoofd communicatie, manager of
specialist/topper, en dus niet van het maximale zoals Fortis ASR
aanvoert, dit de toets van de redelijkheid kan doorstaan. Ten aanzien
van het hypothetisch inkomen zonder ongeval heeft als uitgangspunt te
gelden een bedrag van € 84.500,- exclusief emolumenten. Dergelijke
extra’s dienen derhalve in beginsel in de uiteindelijke
schadeberekening te worden meegenomen. De rechtbank zal de zaak naar de
rol verwijzen teneinde [eiseres] in de gelegenheid te stellen een
standpunt in te nemen ten aanzien van deze emolumenten, zoveel mogelijk
geadstrueerd door schriftelijke bescheiden. De rechtbank denkt daarbij
aan het concretiseren van de emolumenten die in dergelijke functies
gebruikelijk zijn c.q. in het merendeel van de gevallen voorkomen en
daaraan gekoppeld de in aanmerking te nemen waarde ervan.
Vanzelfsprekend kan Fortis ASR daarop bij antwoordakte reageren. LJN BG4125