RBAMS 310518 oordeel over VAV, gebondenheid aan rapporten neuroloog, neurpsycholoog, orthopeed en ad-er, WO of MBO niveau
- Meer over dit onderwerp:
RBAMS 310518 oordeel over VAV, gebondenheid aan rapporten neuroloog, neurpsycholoog, orthopeed en ad-er, WO of MBO niveau,
kosten gevorderd (?) en toegewezen 30 uur x 235 = € 7.050,00, inclusief BTW waarbij in het uurtarief rekening was gehouden met 25% ES
2 De feiten (in zowel conventie als reconventie)
2.1.
[verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] heeft van 1995 tot 2001 Medische Biologie gestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam. Zij is afgestudeerd in de richting van ontwikkelingsbiologie. [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] heeft een jaar promotieonderzoek verricht en heeft diverse publicaties op haar naam staan. In de zomer van 2003 is [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] gaan werken als secretaresse bij het OLVG. In januari 2004 is [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] aangenomen als bedrijfsleidster/onderzoekscoördinator plastische chirurgie van het OLVG, in welke functie zij per 1 maart 2004 zou starten.
2.2.
Op 19 februari 2004 is [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] op haar fiets aangereden door een bus van GVB. [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] heeft als gevolg van dit ongeval ernstig en blijvend orthopedisch en neurologisch (schedelhersen)letsel opgelopen. De gemeente Amsterdam (thans GVB) heeft aansprakelijkheid voor het ongeval erkend. In onderling overleg zijn partijen in het kader van artikel 6:101 BW overeengekomen dat [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] eigen schuld heeft aan het ongeval groot 25%.
2.3.
In overleg tussen partijen is [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] begeleid bij haar reïntegratie door [naam 1] van [naam bedrijf 1] in de periode 2005-2006 en in 2012 door [naam 2] van [naam bedrijf 2] . In zijn rapport van 7 februari 2006 heeft [naam 1] opgenomen:
“2.3 Omschrijving en niveau laatste functie
Ten tijde van het ongeval werkte betrokkene in een gecombineerde functie, te weten bedrijfsleidster/onderzoekscoördinator.
Als bedrijfsleidster was zij verantwoordelijk voor de personele planning van de afdeling, het personeelsbeleid in algemene zin van de afdeling, financiële verantwoording en budgetverantwoordelijk. Zij was verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken van de business unit, waaronder ook het plannen van het weekrooster. Daarnaast onderhield zij contact met de verschillende afdelingen. Zij legde verantwoording af bij de directie van het ziekenhuis.
In haar rol als onderzoekscoördinator fungeerde zij als intermediair tussen de onderzoekers in Brazilië, het OLVG, het brandwondencentrum te Beverwijk en het farmaceutisch bedrijf dat participeerde in het project. Daarnaast had zij overleg met andere afdelingen en organisaties die bij een onderzoek betrokken zijn, zoals de medisch ethische commissie, diverse plastisch chirurgen en anderen. Ook is zij betrokken bij het opstellen van het onderzoeksprotocol en de daaraan verbonden procedures.
Het onderzoek was nog niet daadwerkelijk van start gegaan ten tijde van het ongeval. Na de start zou betrokkene het onderzoek verder hebben begeleid en tevens voor de voortgang in de financiering hebben moeten zorgen.
Het niveau van het werk ligt op universitair niveau.”
2.4.
De arbeidsovereenkomst van [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] met het OLVG is door de kantonrechter op grond van een verstoorde arbeidsverhouding met ingang van 1 oktober 2007 ontbonden.
2.5.
Op gezamenlijk verzoek van partijen zijn deskundigenberichten ingewonnen van registerarbeidsdeskundige [naam registerarbeidsdeskundige] van 14 december 2007 (aangevuld met antwoorden op vragen van het GVB op 13 maart 2008), van orthopedisch chirurg [naam orthopedisch chirurg] d.d. 24 december 2007, neuropsychologe [naam neuropsychologe] van 17 juni 2008 en van neuroloog [naam neuroloog] van 17 juni 2008, van 21 juli 2008 en van 26 november 2009.
[naam registerarbeidsdeskundige] komt in zijn rapport tot een hypothetisch verdienvermogen, het ongeval weggedacht, van na 15 of 20 beroepsjaren op fulltime basis € 60.000,00 tot 70.000,00 per jaar, en indien [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] het bedrijfsleven in zou zijn gegaan, een verdienvermogen van tussen de € 80.000,00 en € 90.000,00 per jaar.
2.6.
In een rapportage van het UWV van 7 februari 2006 zijn het opleidingsniveau en het functieniveau van [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] ingeschaald als niveau 7 (dit zijn de hoogste niveaus). Ook heeft het UWV geoordeeld dat [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] arbeidsongeschikt was voor de maatgevende arbeid, zijnde bedrijfsleider/onderzoekscoördinator plastische chirurgie.
2.7.
In een brief van 23 juli 2010 van psychologe [naam psychologe] staat dat zij [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] tweemaal heeft gezien in 2002 met vermoeidheid en lichamelijke spanningsklachten. De bevindingen waren dat [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] een gegeneraliseerde angststoornis met sociaal fobische klachten had en een identiteitsprobleem. De indicatie was destijds psychotherapie. [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] is na twee consulten(in 2002) niet meer terug geweest bij [naam psychologe] .
2.8.
In oktober 2011 is [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] gaan werken bij IKA/IKNL (Intergraal Kankercentrum Nederland), vanaf 2012 in de functie van centraal datamanager voor het klinisch trialbureau, aanvankelijk voor 28 uur per week, vanaf 1 september 2014 voor 24 uur per week.
2.9.
Op enig moment is [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] verhuisd naar [land] .
3 Het deelgeschil
in conventie
3.1.
[verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] verzoekt de rechtbank te bepalen dat:
A. de deskundigenrapporten van [naam orthopedisch chirurg] , [naam neuropsychologe] , [naam neuroloog] en [naam registerarbeidsdeskundige] voor partijen hebben te gelden als uitgangspunt ter nadere vaststelling van de omvang van de aan het ongeval van 19 februari 2004 toe te rekenen schade,
B. [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] in de situatie vóór het ongeval op een hoog intellectueel (WO) niveau functioneerde,
C. [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] in de theoretische situatie zonder ongeval in arbeid zou hebben gefunctioneerd op WO niveau en/of althans in functies waarvoor een hoog intelligentieniveau was vereist en/of althans dat zij na 17 dienstjaren een eindloon van € 90.000,00 (peildatum 2007) zou hebben bereikt althans een eindloon zoals door de rechtbank te bepalen,
D. GVB de kosten van het geding dient te vergoeden.
3.2.
GVB heeft verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover relevant, nader ingegaan.
in reconventie
3.3.
GVB verzoekt de rechtbank te bepalen dat i) [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] ten tijde van het ongeval op MBO-niveau functioneerde en ii) dat [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] in de theoretische situatie zonder ongeval parttime en tot 55-jarige leeftijd op MBO+ niveau en/of laag HBT-niveau in arbeid zou hebben gefunctioneerd.
3.4.
[verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] heeft verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover relevant, nader ingegaan.
4 De beoordeling
in conventie
De deskundigenberichten (verzoek A en B)
4.1.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat partijen in beginsel gebonden zijn aan de inhoud van een deskundigenbericht dat op hun gezamenlijk verzoek is opgesteld, tenzij er zwaarwegende bezwaren zijn in te brengen tegen dat bericht. Van zwaarwegende bezwaren is onder andere sprake indien het bericht niet voldoet aan daaraan te stellen eisen van onpartijdigheid, consistentie, inzichtelijkheid en logica.
Het bericht van [naam orthopedisch chirurg] van 24 december 2007
4.2.
De rechtbank is met GVB van oordeel dat dit rapport tot uitgangspunt kan worden genomen, zij het dat ten aanzien van de mogelijk ontwikkeling van artrose aan de heupkom het volgende geldt. Partijen zijn het eens over het feit dat een tweede orthopedische expertise in verband met de mogelijke ontwikkeling van artrose aan de heupkom niet (langer) aan de orde is en wel omdat uit onderzoek is gebleken dat er geen sprake van vervroegde slijtage is. Dit betekent dat het door de orthopedisch chirurg genoemde op voorhand toegekende extra percentage blijvende invaliditeit aan de heupkomfractuur van 5% komt te vervallen. Nu partijen het hierover eens zijn, strekt dit rapport met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen tot uitgangspunt bij de verdere afwikkeling van de schade en zal het verzoek van [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] in zoverre worden toegewezen.
Het bericht van [naam neuropsychologe] van 17 juni 2008
4.3.
Tegen dit rapport heeft GVB geen enkel bezwaar geuit, zodat het verzoek van [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] in zoverre voor toewijzing gereed ligt.
Het bericht van [naam neuroloog] van 21 juli 2008 en zijn antwoorden op vragen van 26 november 2009
4.4.
GVB stelt dat ook dit rapport grotendeels tot uitgangspunt kan worden genomen, maar dat zij een aantal inhoudelijke bezwaren heeft tegen de oordelen van [naam neuroloog] . Een deel van de bezwaren van GVB heeft zij destijds bij de totstandkoming van het rapport van [naam neuroloog] middels haar medisch adviseur al aan [naam neuroloog] bericht en daar is [naam neuroloog] ook in zijn rapport op ingegaan. GVB voert in deze procedure niets aan ter betwisting van de onpartijdigheid, consistentie, inzichtelijkheid en logica van het rapport van [naam neuroloog] (anders dan dat zij het met een aantal van zijn oordelen niet eens is). Dit betekent dat de bezwaren van GVB in dit stadium van de procedure zullen worden gepasseerd. Dat zoals GVB stelt sprake zou zijn van een onvoldoende onderbouwd rapport is de rechtbank niet gebleken. Aldus zal het verzoek van [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] ook ten aanzien van dit het rapport van [naam neuroloog] worden toegewezen.
Het rapport van Van den [naam registerarbeidsdeskundige] van 14 december 2007 en zijn antwoord van 13 maart 2008 op vragen van GVB
4.5.
Met het rapport van [naam registerarbeidsdeskundige] is GVB het niet eens. GVB voert aan dat dit rapport vrij snel na ongeval tot stand is gekomen en dat [naam registerarbeidsdeskundige] uitsluitend is gevraagd het hypothetisch carrièreperspectief te schetsen. De vervolgvraag, of er beperkingen zijn om de functies in dit carrièreperspectief uit te oefenen, was op dat moment nog niet aan de orde, aldus GVB.
4.6.
Het rapport van [naam registerarbeidsdeskundige] is op gezamenlijk verzoek van partijen tot stand gekomen. Dit betekent dat ook de vraagstelling door partijen gezamenlijk is overeengekomen. Het bezwaar tegen die mede door GVB opgestelde vraagstelling ruim 11 jaar na dato rapport is dan ook te laat. Dat inmiddels sprake is van een verouderd rapport en dat er nieuwe omstandigheden zullen moeten worden meegenomen bij de schadevaststelling is evident en deels ook te wijten aan de proceshouding van beide partijen, dus ook die van GVB. De bezwaren die GVB verder heeft geuit tegen dit rapport acht de rechtbank onvoldoende zwaarwegend om het rapport terzijde te schuiven. De rechtbank deelt de conclusie van GVB dat sprake zou zijn van een onvolledig, op onvoldoende grondslagen gebaseerd en onvoldoende onderbouwd rapport, niet.
4.7.
Het voorgaande betekent dat de rapporten van de deskundigen voor partijen als uitgangspunt dienen bij de verdere vaststelling van de omvang van de aan het ongeval toe te rekenen schade en dat verzoek 3.1 sub A zal worden toegewezen.
4.8.
Uit de deskundigenberichten van [naam neuroloog] , [naam neuropsychologe] en [naam registerarbeidsdeskundige] volgt dat [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] voor het ongeval functioneerde op hoog niveau. [naam neuroloog] schrijft over [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] als een vrouw die op hoog niveau heeft gefunctioneerd, [naam neuropsychologe] over een premorbide hoog niveau, [naam registerarbeidsdeskundige] over een hoogopgeleide vrouw die op het moment van het ongeval haar arbeidsmogelijkheden aan het uitproberen en ontwikkelen was en de keuze had gemaakt voor een meer managementgerichte carrière. Volgens [naam registerarbeidsdeskundige] wijst de studietijd van [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] , waarbij zij naast het halen van goede resultaten ook tal van nevenactiviteiten ontplooide, op hoge intelligentie. Een en ander ligt ook voor de hand nu [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] een opleiding medische biologie op WO niveau heeft afgerond en daarna nog als aio is gaan werken. Ook het UWV heeft [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] ingeschaald op het hoogste niveau. De enkele omstandigheid dat zij enige tijd als secretaresse heeft gewerkt – welke functie in ontwikkeling was, hetgeen ook blijkt uit de functie die zij per 1 maart 2004 zou gaan bekleden (zie 2.1) – doet niet af aan dit hoge opleidingsniveau en de daaraan verbonden verdiencapaciteit. Ook verzoek B zal daarom worden toegewezen.
Verzoek C: verdienvermogen
4.9.
[verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] wijst er op dat zij in de zomer van 2003 al werkzaam was als leidinggevende van de betreffende afdeling, dat er een reorganisatie in het ziekenhuis plaatsvond en dat de functie van bedrijfsleider per maart 2004 daadwerkelijk zou worden gecreëerd waarvoor met [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] ook een nieuwe arbeidsovereenkomst is afgesloten. Het UWV is dan ook in haar beoordeling uitgegaan van deze feitelijke werkzaamheden.
[verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] verwijst naar het rapport van [naam registerarbeidsdeskundige] . Daarin wordt uitgekomen op een verdienvermogen als eindschaal (berekend naar 2007) van € 60.000,00 tot € 70.000,00 per jaar op fulltime basis en op € 80.000,00 tot € 90.000,00 per jaar op fulltime basis indien [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] het bedrijfsleven in was gegaan. [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] merkt daarbij op dat deze bedragen zijn berekend in 2007 en dus nog geïndexeerd moeten worden. [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] stelt dat zij ten tijde van het ongeval haar zinnen had gezet op het leiden van een ziekenhuis en dat het te behalen eindloon er niet van afhing of zij haar capaciteiten/verdienvermogen waar kon maken, maar van de door haar te maken keuzes in haar loopbaan, waaronder de keuze voor het bedrijfsleven. Of zij in de toekomst die keuze zou hebben gemaakt is onzeker, maar dat hangt er mee samen dat zij ten tijde van het ongeval nog erg jong was en aan het begin stond van haar carrière. [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] acht de kans groot dat zij – het ongeval weggedacht – op enig moment wel voor het bedrijfslevens zou hebben gekozen. [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] acht het dan ook redelijk en billijk om uit te gaan van een verdienvermogen van € 90.000,00 (peildatum 2007) per jaar.
4.10.
Het GVB voert aan dat op grond van de carrière die [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] heeft doorgemaakt tot aan het ongeval een carrière in het bedrijfsleven niet voor de hand ligt. Het GVB stelt dat [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] in de theoretische situatie zonder ongeval een eindloon zou hebben bereikt op HBO niveau-laag. [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] werkte immers tot kort voor het ongeval in de functie van secretaresse, zijnde MBO-niveau.
4.11.
De rechtbank overweegt dat uit het rapport van [naam registerarbeidsdeskundige] volgt dat het bedrijfsleven niet voor de hand lag in de situatie het ongeval weggedacht. Dat dit volgens [naam registerarbeidsdeskundige] desalniettemin wel tot de mogelijkheden zou kunnen behoren is onvoldoende om bij de begroting van de door [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] geleden schade van het salaris in het bedrijfsleven uit te gaan. Uit het arbeidsverleden van [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] tot aan het moment van het ongeval valt geen aanknopingspunt te ontlenen waardoor – het ongeval weggedacht – een stap naar het bedrijfsleven aannemelijk zou kunnen worden. Dit betekent dat uitgegaan dient te worden van een verdiencapaciteit van tussen de € 60.000,00 en € 70.000,00, waarbij [naam registerarbeidsdeskundige] het plausibel heeft geoordeeld dat na 15 tot 20 beroepsjaren het jaarsalaris van € 70.000,00 zou zijn bereikt, zodat ook de rechtbank hiervan uit zal gaan. Daarbij dient tevens rekening te worden houden met indexatie van voormelde bedragen sinds het verschijnen van het rapport van [naam registerarbeidsdeskundige] in 2007.
4.12.
Ten aanzien van de door GVB gestelde predispositie overweegt de rechtbank dat de enkele omstandigheid dat [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] in 2002 – dus ruim twee jaar voorafgaand aan het ongeval – slechts twee keer een psychologe heeft bezocht die diagnoses heeft overwogen, onvoldoende is om uit te gaan van het bestaan van een predispositie. Ook hetgeen naar voren is gebracht omtrent de persoonlijkheid van [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] , welke volgens GVB een obstakel zou vormen bij het maximaliseren van haar verdiencapaciteit, is onvoldoende onderbouwd om uit te gaan van een lagere verdiepcapaciteit dan hiervoor onder 4.11 is overwogen. Dat er in het arbeidsverleden van [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] wel eens conflicten zijn voorgekomen is onvoldoende om hiervan af te wijken. Een en ander leidt tot de conclusie dat verzoek C zal worden toegewezen.
De kosten
4.13.
Ter zake van de verzochte kostenbegroting en -veroordeling overweegt de rechtbank het volgende. Artikel 1019aa Rv bepaalt dat de rechter de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt dient te begroten, ook als het verzoek (gedeeltelijk) wordt afgewezen. Dit is alleen anders indien de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Van deze laatste situatie is in het onderhavige geval geen sprake.
4.14.
Bij de begroting van de kosten dient de rechter de zogenaamde dubbele redelijkheidstoets te hanteren: het dient redelijk te zijn dat deze kosten zijn gemaakt en de hoogte van deze kosten dient eveneens redelijk te zijn. [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] heeft aangevoerd dat haar advocaat tot aan het verzoekschrift 20 uur aan de zaak heeft besteed tegen een (gematigd) uurtarief van € 235,00. In het verweerschrift in het kader van het tegenverzoek is in punt 38-39 aangevoerd dat in verband met het vervaardigen van het verweerschrift in het kader van het tegenverzoek, het doorlezen van het verweerschrift van het GVB, het bespreken van dit stuk met [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] in totaal 7 uur is besteed, hetgeen vermeerderd met de 20 uur uit het verzoekschrift neerkomt op 27 uur. Ter mondelinge behandeling heeft de advocaat aangevoerd nog eens drie uur aan het vervaardigen van de aantekeningen voor de mondelinge behandeling te hebben besteed hetgeen het totaal brengt op 30 uur. In dit licht kan de rechtbank het als productie 18 bij verweerschrift in het kader van het tegenverzoek van GVB, overgelegde urenoverzicht van [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] niet plaatsen. In dat overzicht staat een totaal aantal besteede uren opgenomen van 55 uur en 45 minuten. De rechtbank acht 30 uur redelijk en zal hier dan ook van uitgaan. Waarom slechts 15 uur redelijk zou zijn, zoals door GVB is aangevoerd is niet onderbouwd. Dit verweer wordt dan ook verworpen.
4.15.
De advocaat van [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] heeft een lager uurtarief in rekening gebracht om zo rekening te houden met de 25% eigen schuld van [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] . GVB is het met de wijze waarop de 25% eigen schuld in het uurtarief is meegenomen niet eens. GVB stelt dat de totale kostenbegroting evenredig dient te worden verminderd met de mate van eigen schuld van 25%.
4.16.
Het door de advocaat van [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] gehanteerde verminderde uurtarief in verband met de 25% eigen schuld van [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] komt de rechtbank redelijk voor. Of de 20% nu wordt afgetrokken van de totale kostenbegroting ofwel dat direct rekening wordt gehouden met een lager uurtarief maakt voor het eindresultaat niet uit, terwijl het standpunt van de advocaat van [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] dat het achteraf verminderen van de declaraties met 25% wel veel administratieve rompslomp oplevert aannemelijk is. Dit betekent dat de rechtbank de totale kosten begroot op 30 uur x 235 = € 7.050,00, welk bedrag dient te worden vermeerderd met het betaalde griffierecht van € 287,00.
De reconventie
4.17.
Het verzoek van GVB, (i) te bepalen dat [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] ten tijde van het ongeval op MBO-niveau functioneerde, zal gelet op hetgeen hiervoor (in r.o. 4.8) is overwogen worden afgewezen.
4.18.
Het verzoek van GVB (ii) te bepalen dat [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] in de theoretische situatie zonder ongeval parttime en tot 55-jarige leeftijd op MBO+ niveau en/of laag Hbo-niveau in arbeid zou hebben gefunctioneerd is niet onderbouwd en zal reeds daarom worden afgewezen.
5 De beslissing
De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat de deskundigenrapporten van [naam orthopedisch chirurg] , [naam neuropsychologe] , [naam neuroloog] en [naam registerarbeidsdeskundige] bindend zijn tussen partijen en de bevindingen en conclusies van hen door partijen tot uitgangspunt dienen te worden genomen voor de verdere schaderegeling (een en ander met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen);
5.2.
verklaart voor recht dat [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] in de situatie vóór ongeval op een hoog intellectueel (WO) niveau functioneerde;
5.3.
verklaart voor recht dat [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] in de theoretische situatie zonder ongeval in arbeid zou hebben gefunctioneerd op WO niveau en/of althans in functies waarvoor een hoog intelligentieniveau was vereist en dat zij na 17 dienstjaren een eindloon van € 70.000,00 (peildatum 2007) zou hebben bereikt;
5.4.
begroot de kosten van het deelgeschil op een bedrag van € 7.050,00, te vermeerderen met het griffierecht van € 287,00 en veroordeelt GVB tot betaling van deze bedragen als kosten van dit deelgeschil aan [verzoekster in conventie en verweerster in reconventie] ;
5.5.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad; ECLI:NL:RBAMS:2018:6066