Rb Assen 140911 late diagnose darmperforatie; met oog op causaliteitsverweer niet inzichtelijk hoe benoeming arbeidsdeskundige en verzekeringsarts kan bijdragen aan vso,
- Meer over dit onderwerp:
Rb Assen 140911 late diagnose van de darmperforatie; met oog op causaliteitsverweer is niet inzichtelijk hoe benoeming arbeidsdeskundige en verzekeringsarts kan bijdragen aan vso, afwijzing; kosten "daarom" begroot op nihil
2. De beoordeling
Het verzoek strekt ertoe een beslissing te krijgen in het kader van de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade. Verzoekster heeft de rechtbank verzocht, verkort weergegeven, een verzekeringsgeneeskundige te benoemen en hem te verzoeken een beperkingenprofiel en/of functionele mogelijkhedenlijst op te stellen en om een arbeidsdeskundige te benoemen voor het bepalen van de praktische gevolgen van de beperkingen en te bepalen dat verweerster aan dat onderzoek moet meewerken of iedere beslissing te nemen die de rechtbank nuttig vindt en de kosten van verzoekster te begroten.
Daartoe voert verzoekster aan, samengevat weergegeven, dat verweerster, althans haar verzekeraar, aansprakelijkheid heeft erkend voor de schade die zij lijdt doordat de diagnose darmperforatie te laat is gesteld. Volgens verzoekster zijn partijen het niet eens over de mate waarin de gevolgen van die darmperforatie anders zijn dan bij een tijdige ontdekking. Verzoekster stelt over de gevolgen van de late diagnose:
De feitelijke gevolgen van de late diagnose van de darmperforatie zijn in het kort als volgt. [Verzoekster] heeft regelmatig last van pijnklachten in haar buik, waarvoor zij ook vaak op bed moet blijven liggen. De pijnklachten kunnen dagen aanhouden en ontberen een vast patroon. [Verzoekster] kan niets meer doen wat meer dan lichte inspanning vergt. Dit betreft zaken als dweilen, ramen lappen en het schoonmaken van badkamer en toilet, maar ook het onderhoud van de tuin. Ook kan [verzoekster] niet bovenhands werken. Voor het ongeval fietste zij veel. Dit kan zij alleen nog maar doen met een elektrische fiets. Tenslotte heeft de huidige stand van zaken zijn weerslag gehad op het sociale leven van [verzoekster] en haar partner. Regelmatig moeten sociale activiteiten zoals verjaardagen en activiteiten worden afgezegd omdat er dan te veel klachten zijn. Dagjes uit of weekendjes weg zijn nagenoeg niet meer te plannen.
Verzoekster stelt dat SZN de ernst van de gevolgen niet erkent en er daarom sprake is van een patstelling.
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering. Daartoe voert SZN aan, samengevat weergegeven, dat de aansprakelijkheid voor de schade als gevolg van de verlate diagnose vaststaat en dat de omvang van die schade zich laat begroten met inachtneming van een tweetal medische rapportages. Daarin wordt een blijvende invaliditeit toegerekend aan de verlate diagnose van 10 % en lichte beperkingen vastgesteld voor, kort gezegd, zwaardere werkzaamheden, vooral voor huishoudelijke activiteiten. SZN voert aan dat niet blijkt dat er meer en of andere of zwaardere beperkingen zijn die in een oorzakelijk verband kunnen worden gebracht met de verlate diagnose, omdat de huidige klachten van verzoekster het gevolg zijn van pre-existente klachten. SZN voert in dit verband aan dat weliswaar aansprakelijkheid wordt erkend, maar dat nog wel moet worden bezien of er een causaal verband is tussen de verlate diagnose en de schade. Volgens SZN kan pas daarna de schade in kaart kan worden gebracht.
De rechtbank stelt bij de beoordeling van het verzoek voorop dat voor toewijzing van het verzochte vereist is dat de verzochte beslissing voldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Verzoekster stelt echter in haar verzoekschrift geen concrete feiten en/of omstandigheden waaruit dit kan worden afgeleid. Desgevraagd is tijdens de mondelinge behandeling door verzoekster aangevoerd dat haar beperkingen in kaart moeten worden gebracht om met de afwikkeling van de zaak verder te kunnen komen. Tegen de achtergrond van het gevoerde causaliteitsverweer komt de vraag op in hoeverre de benoeming van een verzekeringsgeneeskundige en een arbeidsdeskundige een beslissing betreft die bijdraagt aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Die vraag is tijdens de mondelinge behandeling door de rechtbank aan verzoekster gesteld, maar werd door haar niet afdoende beantwoord.
De rechtbank neemt in overweging dat de door verzoekster gestelde beperkingen op zichzelf genomen niet door SZN worden weersproken. Het verweer komt hierop neer dat volgens SZN het oorzakelijk verband tussen die beperkingen en de verlate diagnose ontbreekt, mede gelet op de pre-existente klachten van verzoekster. De rechtbank begrijpt zonder nadere toelichting die verzoekster niet geeft, niet waarom de benoeming van de door haar voorgestelde deskundigen - waarvan benoeming niet wordt verzocht om de het oorzakelijk verband tussen de gestelde beperkingen en de verlate diagnose vast te stellen - de door verzoekster ervaren "patstelling" zal doorbreken.
De rechtbank oordeelt dat het door verzoekster gestelde belang bij de verzochte beslissing hierop neerkomt, dat die beslissing weliswaar kan bijdragen aan de totstandkoming van een minnelijke regeling, maar dat in het licht van het gevoerde causaliteitsverweer de met de beslissing gepaard gaande investering in tijd, geld en moeite niet opweegt tegen de bijdrage die de verzochte beslissing aan het totstandkomen van een minnelijke regeling kan leveren.
Dit leidt tot de slotsom dat het verzoek moet worden afgewezen. De kosten van verzoekster worden daarom begroot op nihil. LJN BT1641