RBDHA 180825 KG; geen dekking op AVB polis voor ongeval in Parijs met schaarhoogwerker; WAM-plichtig voertuig tijdens deelname verkeer
RBDHA 180825 KG; geen dekking op AVB polis voor ongeval in Parijs met schaarhoogwerker; WAM-plichtig voertuig tijdens deelname verkeer
2De feiten
2.1.
[eiseres] richt zich op de productie en begeleiding van grootschalige evenementen. De activiteiten van [eiseres] omvatten het leveren van diensten en personeel ten behoeve van deze evenementen.
2.2.
[eiseres] heeft via haar tussenpersoon YouSure B.V. een verzekering afgesloten voor bedrijfsaansprakelijkheid (verder: de AVB-polis) met polisnummer [nummer] . Op het Polisblad zijn de voorwaarden Nederlandse Beurspolis voor Aansprakelijkheid NBA 2007 (verder: NBA 2007) van toepassing verklaard, alsmede een aantal uitsluitingsclausules waaronder BA 007. NN is 100% risicodrager op deze polis.
Clausule BA 007 vermeldt:
‘BA007 - Uitsluitingen
Uitsluiting evenementen
Buiten de dekking van de verzekering valt de aansprakelijkheid van de verzekerde(n) voor schade voortvloeiende uit c.q. verbandhoudende met:
(…)
- gemotoriseerde voer- en vaartuigen (de bepalingen in de algemene voorwaarden NBA 2007 artikelen 3.2 en 3.3 blijven daarenboven van toepassing);
(…)’
In artikel 3.2 van de NBA 2007 staat vermeld:
‘3.2 Motorrijtuigen
Niet gedekt zijn aanspraken tot vergoeding van schade veroorzaakt met of door een motorrijtuig in de zin van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM) met aanvullingen en wijzigingen. Deze uitsluiting geldt echter niet voor: (…)
3.2.5
Motorrijtuig in gebruik bij ondergeschikten.
De aansprakelijkheid van verzekerde als werkgever voor schade veroorzaakt met of door een motorrijtuig, waarvan de verzekerde geen eigenaar, bezitter of houder is en dat bij een ondergeschikte in gebruik was.
3.2.6
De in 3.2.1 tot en met 3.2.5 omschreven dekking geldt evenwel nimmer ter zake van de aansprakelijkheid voor schade waarvoor verzekeringsplicht bestaat krachtens de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) of een analoge buitenlandse wet.’
2.3.
Op 22 juli 2024 was [eiser] als zelfstandige zonder personeel (zzp-er) werkzaam in opdracht van Freezone Productions B.V. (hierna: Freezone), een onderneming die zich richt op de technische productie van evenementen/het leveren van technische crew, bij de Olympische Spelen in Parijs. [eiseres] en Freezone werkten beide voor dezelfde hoofdaannemer, Ssixx B.V. (hierna: Ssixx).
2.4.
Bij het uitvoeren van de werkzaamheden, het afwerken/bekleden van een gantry, is gebruik gemaakt van een schaarhoogwerker die in eigendom was van Loxam France (verder: Loxam). Een van de medewerkers van [eiseres] , [naam 1] , bestuurde tijdens de werkzaamheden en het bekleden van de gantry de schaarhoogwerker en zette deze in zijn achteruit, althans de schaarhoogwerker schoot in zijn achteruit. [eiser] bevond zich op dat moment achter de schaarhoogwerker en kwam hierdoor klem te zitten tussen de schaarhoogwerker en een verticale truss, waarbij zijn voet onder de schaarhoogwerker bekneld raakte. Van dit ongeval heeft Doublet Wasserman een schaderapport opgemaakt.
2.5.
Als gevolg van het ongeval heeft [eiser] zijn voet op meerdere plaatsen gebroken. Hij heeft nog steeds last van de fysieke gevolgen van het ongeval. Hij is beperkt belastbaar en kan zijn zzp-werkzaamheden nog altijd niet uitvoeren. Daardoor lijdt hij inkomensverlies.
2.6.
[naam 2] , Senior Expert Foreign Injury Claims France van Flyct heeft, als belangenbehartiger van [eiser] , zowel [eiseres] als NN namens [eiser] aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het ongeval. Bij mail van 9 september 2024 heeft hij aan [eiseres] geschreven van mening te zijn dat de AVB-verzekeraar van [eiseres] , NN, de letselschade van [eiser] moet vergoeden. In dezelfde mail erkent hij dat de hoogwerker een motorvoertuig is, waarvoor ook in Frankrijk een wettelijke verzekeringsplicht bestaat, maar hij vermeldt daarbij dat die WAM-verzekering betrekking heeft op deelname van het motorrijtuig aan het normale verkeer. Daarvan was in dit geval volgens hem geen sprake was, omdat de hoogwerker ten tijde van het ongeval in gebruik was als werktuig.
2.7.
NN heeft bij brief van 30 oktober 2024 dekking onder de AVB-polis afgewezen op grond van de toepasselijke polisvoorwaarden. Volgens NN moet de WAM-verzekeraar van de hoogwerker worden aangesproken. In reactie daarop heeft [naam 2] bij mail van 7 januari 2025 [eiseres] opnieuw aansprakelijk gesteld en er op gewezen dat het hem niet is gelukt te achterhalen wie de huurder van de hoogwerker was en dat hij evenmin heeft kunnen vaststellen wie de betrokken WAM-verzekeraar was.
2.8.
Bij brief van 12 februari 2025 is NN opnieuw verzocht dekking te verlenen onder de AVB-polis. NN heeft bij e-mail van 14 maart 2025 nogmaals laten weten geen dekking te verlenen.
3Het geschil
3.1.
[eiseres] c.s. vorderen, samengevat, na wijziging van eis, dat de voorzieningenrechter NN veroordeelt [eiseres] c.s. schriftelijk te informeren dat zij de claim van [eiser] jegens [eiseres] onder de AVB-polis in behandeling zal nemen, met veroordeling van NN in de proceskosten.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat de AVB-polis de aansprakelijkheid voor de schade van [eiser] moet dekken. [eiser] stelt dat hij als letselschadeslachtoffer een directe actie heeft tegen NN.
3.3.
NN voert verweer dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4De beoordeling
4.1.
In geschil is of NN op grond van de AVB-polis dekking moet verlenen aan [eiseres] , althans de schade in behandeling moet nemen, en of [eiser] een eigen recht geldend kan maken jegens NN op grond van artikel 7:954 lid 1 BW. NN betwist dat zij in dit geval gehouden is de claim in behandeling te nemen. Daar is volgens NN geen reden voor, nu [eiseres] voor dit ongeval geen dekking heeft op haar AVB-polis. Volgens NN betreft het hier namelijk een WAM-kwestie, waarvoor een uitsluiting in de toepasselijke polisvoorwaarden is opgenomen. Dat brengt tevens met zich dat [eiser] geen beroep toe komt op artikel 7:954 lid 1 BW en hij niet ontvankelijk is in zijn vordering, aldus nog steeds NN.
4.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat NN in kort geding slechts kan worden veroordeeld tot het in behandeling nemen van de claim als voldoende aannemelijk is dat ook de bodemrechter zal oordelen dat NN daartoe verplicht is. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat NN in dit geval geen dekking hoeft te verlenen onder de AVB-polis. Dat brengt met zich dat zij jegens [eiseres] ook niet verplicht is de claim in behandeling te nemen en dat [eiser] niet ontvankelijk is in zijn vordering. Dat oordeel zal hierna worden uitgelegd.
4.3.
Vast staat dat [eiser] letsel heeft opgelopen aan zijn voet. Dat letsel is veroorzaakt door de hoogwerker die op dat moment werd bestuurd door een medewerker van [eiseres] . Niet in geschil is dat [eiseres] in de onderlinge verhouding jegens [eiser] op grond van artikel 6:170 BW aansprakelijk is voor het handelen van haar medewerker en dat zij daarmee tevens aansprakelijk is voor de schade die [eiser] lijdt als gevolg van het ongeval. Ter zitting is gebleken dat [eiseres] dat zelf ook wel weet, maar dat zij desondanks nog niet is overgegaan tot erkenning van aansprakelijkheid jegens [eiser] , omdat zij vreest dat NN een dergelijke erkenning mogelijk aan haar zou kunnen tegenwerpen en om die reden dekking op de AVB-polis zou kunnen weigeren. Wel heeft [eiseres] uit eigen middelen zonder erkenning van aansprakelijkheid een voorschot aan [eiser] ter beschikking gesteld van € 10.000,- om de ergste financiële nood te lenigen.
4.4.
De inhoudelijke discussie tussen partijen ziet allereerst op de vraag of in dit geval WAM-dekking (althans het Franse equivalent daarvan) voor de hoogwerker bestaat. Partijen zijn het erover eens dat ook in Frankrijk, waar het ongeval heeft plaats gevonden, een hoogwerker, die kwalificeert als een gemotoriseerd voertuig, verplicht verzekerd dient te zijn op grond van het Franse equivalent van de WAM. Probleem is echter dat tot op heden niet duidelijk is bij welke maatschappij de hoogwerker ten tijde van het ongeval (WAM/werkmaterieel)-verzekerd was. De belangenbehartiger van [eiser] heeft naar zijn zeggen bij Loxam daarover navraag gedaan, maar is daarbij niet verder gekomen. Daarom heeft hij namens [eiser] vervolgens [eiseres] aangesproken en diens AVB-verzekeraar NN. [eiseres] c.s. stellen zich op het standpunt dat door NN dekking op de AVB-polis moet worden verleend, omdat WAM-dekking in dit geval niet aan de orde is. Nu er geen sprake is van ‘deelname aan het verkeer’ van de hoogwerker ten tijde van het ongeval komt NN geen geslaagd beroep toe op de WAM-uitsluiting. Bovendien biedt in dit specifieke geval artikel 3.2.5 van de polisvoorwaarden dekking, ook al betreft het een WAM-plichtig voertuig, aldus [eiseres] .
4.5.
De voorzieningenrechter gaat er, net als partijen, van uit dat voor de hoogwerker in Frankrijk een verzekeringsplicht bestaat die vergelijkbaar is met die van de WAM. Weliswaar is nog niet duidelijk welke verzekeraar feitelijk betrokken is, maar dat moet alsnog te achterhalen zijn, nu de eigenaar en het registratienummer van de hoogwerker bekend zijn. Het ligt – anders dan [eiseres] c.s. stellen – naar voorlopig oordeel primair op de weg van [eiseres] op dat punt nadere actie te ondernemen jegens Loxam. [eiseres] is immers de partij die de hoogwerker in Frankrijk heeft gebruikt. Overigens heeft NN ter zitting onverplicht toegezegd bereid te zijn via haar internationale contacten te willen nagaan of de nodige verzekeringsinformatie langs die weg kan worden verkregen. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat NN die toezegging nakomt.
4.6.
De stelling van [eiseres] c.s. dat actie jegens de Franse (WAM)-verzekeraar achterwege kan blijven omdat toch geen sprake is van WAM-dekking nu het ongeval niet heeft plaatsgevonden tijdens ‘verkeersdeelname’ van de hoogwerker wordt gepasseerd. Naar voorlopig oordeel is onder de gegeven omstandigheden wel degelijk sprake van ‘deelname aan het verkeer’, zoals bedoeld in de WAM. Vast staat immers dat het ongeval is ontstaan doordat de hoogwerker, die op dat moment werd bestuurd door [naam 1] , een stukje achteruit is gereden en daarbij op de voet van [eiser] terecht is gekomen. Dat achteruit rijden kan niet anders worden geduid dan als ‘deelname aan het verkeer’. Daarbij is niet van belang of [naam 1] de bedoeling had achteruit te rijden of dat die manoeuvre het gevolg was van een door hem gemaakte fout. Het enkele feit dat [naam 1] doende was de gantry te bekleden betekent evenmin dat reeds daarom geen sprake zou zijn van ‘deelname aan het verkeer’. Ook de stelling van [eiseres] c.s. dat van WAM-dekking geen sprake kan zijn omdat er ten tijde van het ongeval niet werd gereden op een openbare weg wordt gepasseerd. Daargelaten dat uit overgelegde foto’s duidelijk blijkt dat de hoogwerker zich op een weg bevond, miskennen [eiseres] c.s. dat het niet zonder meer vereist is dat een ongeval op de openbare weg plaatsvindt en dat ook het (tijdelijk) afgesloten zijn van een weg niet van doorslaggevend belang is voor de vraag of in een concreet geval WAM-dekking moet worden verleend.
4.7.
Nu voorshands aannemelijk is dat sprake is van een ongeval dat veroorzaakt is door een WAM-plichtig voertuig tijdens deelname aan het verkeer, is daarmee tevens aannemelijk dat de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval gedekt is op een (Franse) WAM-verzekering en dus niet op de AVB-polis, waarin immers een uitsluiting is opgenomen voor WAM-schades. [eiseres] c.s. stellen zich op het standpunt dat de AVB-polis desondanks dekking moet bieden. Zij beroepen zich daarbij op artikel 3.2.5 van de polisvoorwaarden. Daarin is een uitzondering opgenomen op de WAM-uitsluiting. Terecht heeft NN er echter op gewezen dat die uitzondering slechts geldt, indien de schade is veroorzaakt door een motorvoertuig dat in gebruik was bij een ondergeschikte (lees: [naam 1] ) en waarvan de verzekerde als werkgever (lees: [eiseres] ) geen eigenaar, bezitter of houder was. Die situatie doet zich hier naar voorlopig oordeel niet voor. [naam 1] was namens [eiseres] immers gerechtigd de hoogwerker voor de opgedragen werkzaamheden te gebruiken en daarmee kan [eiseres] ten tijde van het ongeval als ‘houder’ van de hoogwerker worden aangemerkt. In dat kader is nog van belang dat ter zitting door [eiser] is toegelicht dat een aantal hoogwerkers door de hoofdaannemer op het terrein was geplaatst en beschikbaar werd gesteld voor (medewerkers van) [eiseres] en andere onderaannemers ter uitvoering van de noodzakelijke werkzaamheden.
4.8.
De conclusie is dat er voorshands van uit moet worden gegaan dat in dit geval de AVB-verzekering geen dekking biedt. Dat betekent dat op NN geen verplichting rust de schade in behandeling te nemen. De daartoe strekkende vordering zal dan ook worden afgewezen. Dat brengt tevens met zich dat [eiser] geen directe actie heeft tegen NN. Hij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
4.9.
[eiseres] c.s. zijn in het ongelijk gesteld. In principe moeten zij daarom de proceskosten van NN betalen. NN heeft echter afgezien van een proceskostenveroordeling jegens [eiser] . Daarom wordt alleen [eiseres] in de proceskosten veroordeeld. Rechtbank Den Haag 18 augustus 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:15263